4-115 | 4-115 |
De voorzitter. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Guy Swennen (sp.a). - Op basis van gegevens die de minister deze week via diverse kranten publiek maakte, konden we vaststellen dat meer dan 26 000 jongeren in België pillen tegen ADHD krijgen omdat ze hyperactief zijn en/of gedragsstoornissen vertonen. In 2004 waren ze nog maar met 6 000. Een verviervoudiging dus. Verder konden we lezen dat Belgische apotheken in 1998 een miljoen dagelijkse dosissen hebben afgeleverd van de meest bekende medicijnen voor ADHD, Rilatine en Concerta. In 2008 betrof het al zeven miljoen dagelijkse dosissen.
Als ik het goed begrepen heb, heeft de minister vandaag de artsen en de actoren van de ziekteverzekering rond de tafel geroepen om te bespreken wat er tegen de stijgende consumptie van psychofarmaca in het algemeen en ADHD-medicijnen in het bijzonder kan gebeuren. Het gaat ook om ADD, een specifieke problematiek die echter veel minder aandacht krijgt dan ADHD.
Het is natuurlijk een goede zaak dat er vandaag veel meer aandacht wordt gegeven aan deze problematiek. Aan de andere kant hebben wij een aantal vragen over het beleid dat de minister hiervoor ontwikkelt en over de aard van de totaalaanpak.
Zal de bespreking met de artsen en de actoren van de ziekteverzekering alleen gaan over de stijgende consumptie van Rilatine en Concerta? Zijn er ook gegevens over het gebruik van andere medicijnen, zoals bijvoorbeeld Strattera of andere? Zal er ook gezocht worden naar een verklaring voor de sterke regionale en subregionale verschillen in het voorschrijfgedrag?
Zal de minister initiatieven nemen om de gedrags- en psychotherapeutische aanpak beter uit te bouwen en te ondersteunen? De vele therapeuten hebben misschien wel allemaal goede bedoelingen, maar zeker niet hetzelfde niveau. Zou een grotere erkenning van gespecialiseerde therapeuten, gecombineerd met een betere terugbetaling geen stap in de goede richting zijn?
ADHD komt bij zowat 5 procent van de bevolking voor. De cijfers die we thans hebben, wijzen op een behandeld percentage van nog altijd maar 1,8 procent bij kinderen en jongeren tussen 6 en 17 jaar. Wat gaat de minister ondernemen om de vaststelling van ADHD bij jongeren op te drijven, aangezien een vaststelling op jonge leeftijd heel wat problemen kan voorkomen?
Plant de minister een samenwerking met de regionale overheden? Onderwijs moet bijvoorbeeld een sleutelrol spelen. Zijn er al afspraken of plannen om een totaalaanpak waar te maken?
Mevrouw Ann Somers (Open Vld). - Mijn vraag gaat eveneens over Rilatine, in het bijzonder over het overmatig gebruik en het voorschrijven ervan. Collega Swennen heeft reeds gezegd dat het gebruik van Rilatine exponentieel gestegen is. Dit middel is eigenlijk bedoeld om personen te helpen die aan zeer ernstige aandachtsstoornissen en overdreven hyperactiviteit leiden. De exponentiële stijging van de verkoop van dit middel doet echter misbruik vermoeden. Ook steeds meer artsen, apothekers en voormalige ADHD-patiënten uiten kritiek op deze trend. Naar verluidt zou bijna de helft van de artsen onmiddellijk Rilatine voorschrijven zonder enig vooronderzoek bij hun patiënt te verrichten.
Artsen vermoeden dat ouders blijkbaar te snel naar pillen en medicatie grijpen om hun zoon of dochter kalm te houden of omdat ze snel een middeltje willen om hun kinderen een beter resultaat op school te doen behalen. Daarvoor dient Rilatine echter niet. Meer nog, indien Rilatine wordt voorgeschreven aan personen zonder ADHD, leidt dit tot ernstige neveneffecten zoals slapeloosheid, psychoses, eetluststoornissen, convulsies, gewenning en cardiovasculaire stoornissen.
Toxicologen verduidelijken dat Rilatine eigenlijk een amfetamine is met de bijbehorende nevenwerkingen: hartkloppingen, toenemende stress en vooral de emotionele dip en depressie bij het stopzetten van de behandeling. Het middel wordt door toxicologen ook vaak vergeleken met cocaïne.
Nog zorgwekkender is dat uit studies blijkt dat bijna vier op de tien ADHD-pillen bedoeld zijn voor kinderen uit de lagere school. Bovendien houden de cijfers geen rekening met ADHD-middelen die worden voorgeschreven voor kinderen onder de zes jaar, omdat het RIZIV die niet terugbetaalt. Toch blijkt uit de praktijk dat ook peuters en kleuters vaak Rilatine wordt voorgeschreven.
Daarnaast blijkt dat Rilatine ook steeds populairder wordt onder jongeren als `studeerdrug'. De Rilatine wordt verkregen van de arts of ze wordt verhandeld door studenten die een doktersbriefje hebben om Rilatine te halen bij de apotheker.
Zeker bij kinderen en jongeren moet uiterst voorzichtig worden omgesprongen met het gebruik van Rilatine.
Welke maatregelen zal de minister nemen om het overmatig gebruik van Rilatine in te dijken? Binnen welke termijn zal de minister deze maatregelen uitvoeren?
Heeft de minister al ontmoetingen gehad met de medische sector en de farmaceutische industrie over het overmatig gebruik van Rilatine? Wat is het resultaat van die gesprekken?
Plant de minister een sensibilisatiecampagne die zowel naar de consument als naar het voorschrijfgedrag van artsen is gericht?
Wat zal de minister ondernemen om de buitensporige kosten in de ziekteverzekering als gevolg van het overmatig gebruik van Rilatine te beheersen?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - De behandeling van aandachts- en concentratiestoornissen, ADHD, is een complexe materie.
De efficiëntie van geneesmiddelen zoals Rilatine is onweerlegbaar. Rilatine wordt enkel terugbetaald op aanvraag van een kinder- en jeugdpsychiater. De behandeling wordt dus niet lichtvaardig gestart.
De toename van het gebruik kan buitensporig lijken - er zijn namelijk vier maal meer gebruikers in vier jaar tijd - maar die toename wordt gedeeltelijk verklaard door het feit dat de behandeling over meerdere jaren loopt en dat het aantal patiënten dus elk jaar oploopt.
De belangrijke regionale verschillen - er wordt namelijk vier maal meer Rilatine gebruikt in Vlaanderen dan in Brussel - en de belangrijke consumptie van een geneesmiddel door kinderen en jongeren roepen echter vragen op.
À partir de là, j'ai effectivement voulu travailler avec les professionnels sur la psychomédication pour les jeunes, mais aussi sur le phénomène de psychomédicaments. En règle générale, notre pays connaît des difficultés, en particulier dans les maisons de repos, tant avec les antidépresseurs, les antipsychotiques, les benzodiazépines, les somnifères que la Rilatine. Pour vous citer un exemple, chaque année, un million de Belges prennent des antidépresseurs.
J'ai donc tenu ce matin une table ronde avec les représentants des médecins généralistes, les sociétés scientifiques de médecine générale et l'INAMI. Nous avons décidé d'être partenaires et d'élaborer ensemble un plan à la suite de discussions que nous devons avoir tous azimuts. Nous devrons rencontrer les spécialistes, notamment les psychiatres et pédopsychiatres, mais aussi, pour d'autres catégories de population, les gériatres, les neurologues. Nous devrons également rencontrer les pharmaciens, les gestionnaires de maisons de repos, les gestionnaires et directeurs médicaux des hôpitaux.
Le processus que nous avons entamé ce matin avec les professionnels doit nous amener à élaborer une véritable offensive pour prendre en charge autrement les difficultés qui conduisent à une surconsommation de psychomédicaments.
Ce matin, il m'a été rapporté des phénomènes graves que j'ignorais. Ainsi, une publicité d'une firme pharmaceutique expliquant l'importance de la Rilatine a été distribuée à des enseignants, lors de cessions de formation, sans dire un seul mot sur les effets secondaires qui, vous le savez, peuvent être nombreux et dangereux. Il ne s'agit pas uniquement de retards de croissance. C'est à partir de telles informations que des parents et des enseignants interpellent pour que tel ou tel élève puisse bénéficier de médicaments comme la Rilatine.
Je compte dénoncer ces pratiques très problématiques au regard de la santé publique, auprès des ministres de l'Enseignement des communautés.
Il n'existe pas de remède miracle. Il faut élaborer un plan d'ensemble avec les professionnels. Nous allons donc tenir une série de séances de travail avec les partenaires que je vous ai cités. Je vous propose de vous informer régulièrement sur l'avancement de cette table ronde, par exemple en commission de la Santé publique du Sénat. Lorsque nous disposerons d'un plan plus général sur la psychomédication, je vous détaillerai les différentes propositions et décisions que nous aurons mises sur la table.
De heer Guy Swennen (sp.a). - Ik dank de minister voor haar antwoord en voor het initiatief dat ze heeft aangekondigd.
Twee zaken vind ik nog belangrijk om te weten. Heeft de minister een streefdatum voor de eerste conclusies vastgelegd? Wordt er, gezien het belang van de problematiek voor het onderwijs, ook overleg met de gemeenschappen gepland?
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale. - Aucun calendrier n'a été défini. La volonté n'est certainement pas de reporter ce problème aux calendes grecques mais d'y travailler à un rythme soutenu. La première réunion avec les spécialistes devrait avoir lieu dans les prochaines semaines.
En ce qui concerne votre dernière question, comme je l'ai déjà indiqué, je prendrai contact avec les ministres de l'Enseignement des communautés. Pour ce qui est d'autres problèmes de psychomédication, je devrai consulter les ministres de la Santé publique. Les maisons de repos, par exemple, seront abordées en conférence interministérielle.
Mevrouw Ann Somers (Open Vld). - Ik dank de minister voor haar uitgebreid antwoord. Ook mij verheugt het initiatief van een rondetafelconferentie. Hopelijk worden er op korte termijn resultaten bereikt.
Ik wil er nogmaals de aandacht op vestigen dat we met Rilatine zeer omzichtig moeten omspringen, vooral nu we de ernstige bijwerkingen ervan kennen.