4-1652/1

4-1652/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

9 FEBRUARI 2010


Wetsvoorstel tot oprichting van een Commissie voor hulp aan ouders die het slachtoffer zijn van internationale kinderontvoeringen door de andere ouder

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Door de open grenzen, het vrije verkeer van personen, toegankelijkere reizen en nieuwe ontmoetingstechnieken, internet, Facebook en andere sociale netwerken, zijn er steeds meer gemengde huwelijken of gaan steeds meer mensen met een verschillende nationaliteit samenwonen. Helaas, als die relaties slecht aflopen en op een scheiding uitdraaien, kan het een ouder soms overkomen dat zijn kind of kinderen door de andere ouder wordt of worden ontvoerd naar het buitenland.

Uit het jaarverslag van Child Focus van 2008 blijkt dat 231 dossiers over internationale kinderontvoeringen gingen. Het betrof 333 kinderen die door een ouder naar het buitenland waren ontvoerd. Die cijfers zijn ongeveer dezelfde in het jaarverslag van 2007 (232 dossiers voor 331 kinderen).

In België is er sprake van een internationale kinderontvoering « wanneer een ouder (of voogd) zijn kind(eren) zonder wettelijke toestemming van de andere ouder meeneemt naar een ander land dan dat waar het kind gewoonlijk verblijft (...). Deze definitie heeft ook betrekking op internationale dossiers waarin het bezoekrecht van de andere ouder niet wordt gerespecteerd (1) . ».

Als het kind ontvoerd werd naar een land dat een internationaal of multilateraal verdrag heeft ondertekend, dan is de Belgische Centrale Autoriteit binnen de FOD Justitie bevoegd. Het Federale Aanspreekpunt « Internationale kinderontvoeringen » werd op 27 januari 2005 ingehuldigd. Zijn opdracht is de ouder die slachtoffer werd van een internationale kinderontvoering door de andere ouder te helpen op gerechtelijk, psychologisch en financieel vlak, met name voor de repatriëringskosten van het kind.

Wanneer er geen internationaal of multilateraal verdrag bestaat met het land waar het ontvoerde kind zich bevindt, dan is de dienst Internationale Gerechtelijke Samenwerking binnen de FOD Buitenlandse Zaken bevoegd. Hij kan een beroep doen op Belgische ambassades en consulaten in het buitenland om te achterhalen waar het kind zich bevindt en contact op te nemen met de « ouder-ontvoerder » om het kind te ontmoeten. De FOD Buitenlandse Zaken organiseert de repatriëring en de opvang van het ontvoerde kind. Hij vervult ook een ondersteunende rol voor de ouders die het slachtoffer werden van kinderontvoering en helpt hen om terug in contact te treden met hun kinderen.

België is gebonden door verscheidene internationale instrumenten « die maatregelen bevatten ter bestrijding van het ongeoorloofd overbrengen van kinderen uit hun gewone verblijfplaats en ter bescherming van de persoonlijke relaties van kinderen met hun ouders over de grenzen heen (2) . » : het « Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen », het « Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen » en de « Europese verordening 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid », « Brussel IIbis » genoemd.

Het « Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 » : « cette convention constitue un code de la protection de la personne de l'enfant. Elle a pour objectif la reconnaissance et l'exécution des décisions de justice en matière de garde des enfants ainsi que le rétablissement de la garde (titre II de cette convention), tendant à apporter une solution aux problèmes de déplacements et rétention illicites d'enfants (3) . » Om dat doel zo goed mogelijk na te streven, moeten de overheden onderling samenwerken (artikel 3). Dat verdrag werd ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa.

De bedoeling van het « Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen » is het kind te beschermen door ervoor te zorgen dat het kind onmiddellijk kan terugkeren naar de Staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft wanneer het op een onrechtmatige manier werd weggehaald of vastgehouden in een overeenkomstsluitende Staat (hoofdstuk III van dat Verdrag). Het hoger belang van het kind is dus fundamenteel.

Een ander instrument om internationale kinderontvoeringen te bestrijden is « Verordening 2201/2003 van de Europese Raad betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid ». Bedoeling is elke beslissing van een lidstaat van de Europese Unie van rechtswege erkend te laten worden in een andere lidstaat (artikel 21). Die beslissing kan uitvoerbaar worden verklaard via een vereenvoudigde procedure (artikel 42). Die verordening bepaalt ook de onmiddellijke terugkeer van het ontvoerde kind en verwijst hiervoor naar de regels van het Verdrag van 's-Gravenhage.

« Deze internationale instrumenten strekken tot bevordering van de administratieve en gerechtelijke samenwerking tussen staten teneinde te beletten dat de ouder die met het kind naar het buitenland vlucht de feitelijke situatie die daardoor ontstaat, alzo kan bestendigen of legaliseren (4) . »

Een proces in het buitenland kost heel veel en weinig ouders beschikken over de nodige middelen hiervoor. Er zijn procedurekosten, erelonen van advocaten, reiskosten, vertaalkosten, enz. Volgens de vereniging « Solidarité Rapt Parental », bedragen de kosten voor een ouder die slachtoffer is van internationale kinderontvoering 40 000 à 125 000 euro. Door een gebrek aan financiële middelen geven velen de moed op. Bovendien volstaat het niet dat zij hun rechtzaak in België winnen om hun kinderen terug bij hen te laten wonen. Er moeten nog heel wat andere gerechtelijke en diplomatieke stappen worden gezet voor de tenuitvoerlegging ervan, « souvent plusieurs années plus tard, en raisons des lenteurs de la Justice et des manœuvres dilatoires du parent ravisseur (5)  ». Er moet worden aangestipt dat het toekennen van gerechtelijke en financiële hulp van de « Commissie voor hulp aan ouders die het slachtoffer zijn van internationale kinderontvoeringen » niet zal afhangen van de erg restrictieve criteria van het Bureau voor Juridische Bijstand (een alleenstaande die aantoont dat zijn netto maandelijks inkomen lager is dan 860 euro krijgt gratis juridische bijstand, op voorwaarde dat hij een bewijsstuk van zijn inkomen kan voorleggen). De hulp zal naar billijkheid worden toegekend.

De opdracht van de Belgische Centrale Autoriteit is « de uitvoering van de internationale instrumenten inzake internationale kinderontvoering en grensoverschrijdend bezoekrecht (6)  ». Via een eenvoudige en snelle gerechtelijke procedure is zij belast « met de terugkeer van het ongeoorloofd overgebrachte kind naar zijn gewone verblijfplaats of met het oog op de regeling of de bescherming van de feitelijke uitoefening van een omgangsrecht (7)  ». De leden van de Belgische Centrale Autoriteit kunnen ook de individuele situatie van de ouder evalueren en hem advies geven over de middelen die kunnen worden ingezet opdat zijn rechten gewaarborgd zijn.

De Centrale Autoriteit handelt ofwel als verzoekende autoriteit ofwel als aangezochte autoriteit. Als de Centrale Autoriteit optreedt als verzoekende autoriteit, zoekt zij uit waar het kind verblijft, start een minnelijke procedure op en als die niet lukt, kan zij de zaak aanhangig maken bij het gerecht dat een uitspraak zal doen over het verzoek van de verzoekende ouder. Als er geen enkel verdrag bestaat tussen België en de Staat waar het kind zich bevindt, dan heeft de Belgische Centrale Autoriteit geen enkele verdragsrechtelijke grondslag om op te treden. De verzoekende ouder moet zich dan tot de FOD Buitenlandse Zaken richten. Wanneer zij optreedt als aangezochte autoriteit dan doet zij een uitspraak of begunstigt zij de aanhangigmaking bij het bevoegde nationale gerecht als de bemiddelingsprocedure gefaald heeft.

De minister van Justitie werd voor het overige geïnterpelleerd op 16 juli 2009 betreffende de logistieke en financiële hulp aan ouders wier kinderen door de andere ouder naar een ander land ontvoerd werden (mondelinge vraag nr. 4-873, Senaat, Handelingen, nr. 4-86, blz. 24). « Tot wie moet een Belgische ouder die in België woont en slachtoffer is zich richten om toegang te krijgen tot de inlichtingen die de centrale overheid van een ander land hem weigert mee te delen ? Beschikt de ouder die slachtoffer is, over een beroepsmogelijkheid als de Centrale Autoriteit hem geen of slechts gedeeltelijke informatie meedeelt, of als uit die informatie een duidelijke partijdig standpunt blijkt ? Welke logistieke en financiële hulp geeft België aan die ouder ? » Op die vragen antwoordde de minister van Justitie dat de toegang tot administratieve gegevens en privégegevens die in het bezit zijn van een centrale autoriteit, tot de interne wetgeving behoort van het betrokken land. De Belgische ouder moet dus « de bevoegde overheden van dat land raadplegen en zijn standpunt verdedigen en trachten een wijziging te verkrijgen van de beslissing tot weigering van de toegang tot het dossier. De Belgische Centrale Autoriteit zou die ouders kunnen bijstaan om een vraag tot gerechtelijke bijstand in het betrokken land in te dienen en om alle nuttige inlichtingen te verkrijgen (8)  ».

Die bepaling lijkt niet te volstaan. Heel wat ouders botsen op onontwarbare moeilijkheden in het buitenland. Procedurele drempels en hun kostprijs zijn vaak onoverkomelijk. Er bestaat een hiaat in onze wetgeving. Een Staat moet op een gepaste manier ouders helpen die het slachtoffer zijn van kinderontvoering.

Dit wetsvoorstel strekt er dus toe een Commissie voor hulp aan ouders die het slachtoffer zijn van internationale kinderontvoeringen door de andere ouder op te richten. Haar hoofdopdracht is gerechtelijke en financiële hulp te verstrekken wanneer de bevoegde Centrale Autoriteit of iedere andere bevoegde bestuurlijke overheid niet gunstig of onvoldoende antwoordt op hun verzoeken. De Commissie zou dus een aanvullende rol vervullen en zou de verschillende kosten ten laste nemen die de gedupeerde ouder moet betalen voor de procedures in het buitenland, met name erelonen van advocaten, griffie-, deurwaarder-, expertisekosten of kosten voor de vertaling in de taal van het land waar het proces plaatsvindt.

Het optreden van de Commissie zou in zekere zin aanvullend zijn, wanneer geen enkele bestuurlijke overheid op een bevredigende manier zou optreden en de ouder die om hulp vraagt niet voldoende financiële middelen zou hebben. In zekere zin is dat, mutatis mutandis, zoals bij de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. Een bijzonder hulpfonds zou binnen de FOD Justitie worden opgericht.

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder :

1º gerechtelijke en financiële hulp : gerechtelijke bijstand aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig gerechtelijk advies of, in voorkomend geval al dan niet in het kader van een procedure, en financiële hulp voor gerechtelijke en logistieke bijstand bij een proces in het buitenland;

2 º Centrale Autoriteit : de Centrale Autoriteit als bedoeld in artikel 2 van het Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, in artikel 6 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen en in artikel 53 van de Europese verordening « Brussel II bis » van 1 maart 2005;

3º internationale kinderontvoering door een ouder : het feit dat een ouder of een voogd zijn kind(eren) meeneemt naar een ander land dan dat waar het (zij) normaal woont (wonen) zonder dat hiervoor de wettelijke toestemming werd verkregen van de andere ouder of wanneer in het kader van internationale dossiers het recht op het hoofdzakelijk verblijf of het secundaire verblijf wordt geschonden.

Art. 3

Een bijzonder hulpfonds voor slachtoffers van internationale kinderontvoeringen door een ouder wordt opgericht binnen de begroting van de federale overheidsdienst Justitie, hierna « het Fonds » genoemd.

Art. 4

Het Fonds wordt gefinancierd door de federale overheidsdienst Justitie.

Art. 5

§ 1. Er wordt een commissie opgericht met als naam « Commissie voor hulp aan ouders die slachtoffer zijn van internationale kinderontvoeringen door een ouder », hierna « de Commissie » genoemd, die uitspraak doet over de verzoeken van slachtoffers van internationale kinderontvoeringen door een ouder om gerechtelijke en financiële hulp te verkrijgen.

§ 2. Onverminderd de toepassing van artikel 9, heeft deze Commissie als doel gerechtelijke en financiële hulp te verstrekken in de dossiers als bedoeld in § 1.

Art. 6

De Koning stelt de regels voor de samenstelling en de werking van die Commissie vast.

Art. 7

Gerechtelijke en financiële hulp worden toegekend onder de volgende voorwaarden :

1º ofwel heeft het kind de Belgische nationaliteit ofwel heeft de verzoekende ouder (of voogd) op het ogenblik dat de internationale kinderontvoering plaatsvindt, de Belgische nationaliteit;

2º het verzoek van de verzoekende ouder is niet roekeloos en tergend.

Art. 8

§ 1. Het bedrag van de hulp wordt naar billijkheid bepaald.

§ 2. Voor de toekenning van de gerechtelijke en financiële hulp baseert de Commissie zich met name op de volgende elementen :

— het inkomen van de verzoeker;

— de aard van het verzoek;

— de dringendheid van het verzoek;

— de bewijsstukken, met name brieven, die aantonen dat de bevoegde Centrale Autoriteit weigert op te treden of niet voldoende optreedt, een raming van de procedurekosten en erelonen van advocaten die nodig zijn voor een goed verloop van het proces in het buitenland, kosten voor vervoer en logement.

Art. 9

De hulp wordt toegekend wanneer de bevoegde Centrale Autoriteit onvoldoende optreedt, weigert op te treden of iedere hulp voor het geding in kwestie door welke bestuurlijke overheid ook, met name door de dienst voor internationale gerechtelijke samenwerking van de FOD Buitenlandse Zaken, de Belgische diplomatieke overheden in het buitenland en de consulaire ambtenaren, onvoldoende is.

Art. 10

Het verzoek om gerechtelijke en financiële hulp geschiedt bij verzoekschrift dat in twee exemplaren wordt neergelegd bij het secretariaat van de Commissie of haar wordt toegezonden bij een ter post aangetekende brief. Het wordt ondertekend door de verzoeker.

In het verzoekschrift wordt op straffe van ongeldigheid het volgende vermeld :

1º de volledige identiteit, namen, voornamen, nationaliteit, beroep, woonplaats, geboortedatum van de verzoeker;

2º de volledige identiteit als bedoeld in 1º van de gedagvaarde partij;

3º de uiteenzetting van de feiten en de voortgang van eventueel aanhangig zijnde procedures, zowel in het buitenland als in België;

4º de volledige identiteit van het kind of de kinderen die door de ouder ontvoerd zijn, met een foto;

5º het bewijs dat er contact werd opgenomen met de Centrale Autoriteit en de mate waarin zij eventueel is opgetreden;

6º een staat van de middelen en lasten van de verzoeker, met bijbehorende bewijsstukken;

7º een raming van allerhande procedurekosten, met name erelonen van advocaten, griffie-, deurwaarder-, expertise-, vertaalkosten en kosten voor vervoer en logement.

Art. 11

De Commissie kan alle nuttige onderzoeken uitvoeren of laten uitvoeren om de financiële situatie van de verzoeker na te gaan. Zij kan bij elke bestuurlijke overheid inlichtingen opvragen over de professionele, financiële, sociale en fiscale situatie van de verzoeker of over enige aan de verzoeker verschuldigde hulp, zonder dat die overheid de plicht tot geheimhouding kan tegenwerpen.

Art. 12

De Commissie doet naar billijkheid uitspraak bij een met redenen omklede beslissing.

De verzoeker wordt door de Commissie gehoord indien hij daar schriftelijk heeft om verzocht of indien ze dit noodzakelijk acht.

Art. 13

De beslissing van de commissie wordt binnen acht dagen na de uitspraak bij een ter post aangetekende brief bekendgemaakt aan de verzoeker, en per gewone post aan de minister van Justitie.

Art. 14

De verzoeker en de minister van Justitie kunnen tegen de beslissing van de Commissie een beroep tot nietigverklaring instellen bij de Raad van State, overeenkomstig artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Art. 15

De verzoeker kan op elk ogenblik zijn dossier voor de Commissie laten vaststellen om bijkomende gerechtelijke en financiële hulp te verkrijgen.

Art. 16

De Commissie kan noodhulp toekennen wanneer elke vertraging bij de toekenning van de gerechtelijke en financiële hulp van de bevoegde bestuurlijke overheid, de verzoeker ernstig nadeel kan berokkenen. De noodhulp wordt per schadegeval en per verzoeker toegekend.

Art. 17

De door de Commissie toegekende financiële hulp wordt door de minister van Justitie rechtstreeks uitbetaald aan de verzoeker, rekening houdend met de beschikbare middelen van het Fonds.

Art. 18

§ 1. De Staat kan via de federale overheidsdienst Financiën, hierna FOD Financiën genoemd, de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de toegekende financiële hulp vorderen wanneer de verzoeker, na de uitbetaling ervan, financiële hulp krijgt van de bevoegde Centrale Autoriteit of van om het even welke andere bestuurlijke overheid.

Vooraleer een vordering tot terugbetaling wordt ingeleid, verstrekt de Commissie aan de FOD Financiën een met redenen omkleed advies.

§ 2. De Staat kan de volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen wanneer de hulp geheel of gedeeltelijk is toegekend op grond van valse of onvolledige verklaringen van de verzoeker.

Art. 19

De Koning bepaalt voor elk artikel van deze wet de datum waarop het in werking treedt.

10 december 2009.

Christine DEFRAIGNE.

(1) http://http://www.childfocus.be/uploads/documents/99-471-child%20focus%2007%20ra%20nlpdf.

(2) http://http://www.just.fgov.be/index_nl.htm.

(3) https://pastel.diplomatie.gouv.fr/editorial/francais/familles/enlevements/convention_mu03.html#1.

(4) http://www.just.fgov.be/nl_htm/informatie/htm_justitie_atotz/ik_centrale_autoriteit.html.

(5) http://www.amnestyinternational.be/doc/article5650.html.

(6) http://www.just.fgov.be/index_nl_htm/informatie/htm_justitie_atotz/ik_centrale_autoriteit.html.

(7) http://www.just.fgov.be/index_nl_htm/informatie/htm_justitie_atotz/ik_centrale_autoriteit.html.

(8) Antwoord van de minister van Justitie op de parlementaire mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne van 16 juli 2009 over « logistieke en financiële hulp aan ouders wier kinderen door de andere ouder naar een ander land ontvoerd werden (Senaat, Handelingen, nr. 4-86, blz. 24).