4-109

4-109

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 21 JANUARI 2010 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Joris Van Hauthem aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de wettigheid van de benoeming van de heer De Padt als regeringscommissaris» (nr. 4-1050)

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Op 17 juli 2009 werd de heer De Padt aangesteld tot `regeringscommissaris voor een efficiënte overheid'. In die hoedanigheid moet hij de werking van de federale overheidsinstellingen intern doorlichten. Zijn aanstelling zou in strijd zijn met de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende Kamers. Die oude wet werd in 2003 geactualiseerd.

In artikel 5 van die wet staat: `De leden van de Kamers kunnen slechts ten minste een jaar na het verstrijken van hun mandaat tot een bezoldigd staatsambt benoemd worden'. De heer De Padt was kamerlid tot 30 december 2008, en dus rijst de vraag of de aanstelling van de heer De Padt niet onwettig is.

De heer De Padt antwoordt dat hij voor die functie is gevraagd en dat hij geciteerde wetsbepaling niet heeft gelezen. Hij meldde ook dat hij `slachtoffer is van een inadequate wetgeving', terwijl hij aangesteld is als commissaris om de inadequate wetgeving weg te werken, of toch om de efficiëntie van de overheid te bevorderen.

In een eerste reactie stelde de kanselarij van de eerste minister dat we `de wet moeten lezen in de geest van de tijd'. Dat kan best zijn, maar de wet is nog altijd de wet.

Is de functie van regeringscommissaris een `bezoldigd staatsambt', zoals vermeld in de wet van 6 augustus 1931?

Zo ja, is de regering het ermee eens dat de voornoemde wet in dat geval is overtreden, en dat de aanstelling van de heer De Padt onwettig is?

Zo neen, wat is dan in de ogen van de regering wel een `bezoldigd staatsambt'?

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.)

De heer Yves Leterme, eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid. - De heer De Padt heeft als regeringscommissaris hetzelfde statuut als de regeringscommissarissen die onder vorige regeringen werden aangesteld. Destijds hebben de regeringscommissarissen die een parlementair mandaat uitoefenden, ontslag genomen, behalve één enkele die toen geen bezoldiging kreeg voor de opdracht als commissaris.

Artikel 5 van de wet van 6 augustus 1931 heeft betrekking op het verstrijken van het mandaat. De ratio legis is erop toezien dat de parlementaire controle volledig onafhankelijk kan worden uitgeoefend. Die onafhankelijkheid kan echter in twijfel worden getrokken als een bezoldigd staatsambt op het einde van het mandaat wordt beloofd.

De regeringscommissaris heeft ontslag genomen uit zijn lopend parlementair mandaat om een mandaat op te nemen dat op dezelfde datum zal eindigen als dat van de minister aan wie hij is toegevoegd, en normaal op het einde van de huidige legislatuur.

De regeringscommissarissen worden benoemd met toepassing van artikel 37 van de Grondwet voor een specifieke opdracht en worden toegevoegd aan een minister; het gaat niet om een benoeming in een overheidsambt met toepassing van artikel 107 tweede lid, van de Grondwet.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - We kunnen nog lang over de kwestie redetwisten. Nu wordt geschermd met `het verstrijken van het mandaat'. Dat zou inhouden dat het verstrijken van het mandaat pas zou hebben gegolden wanneer betrokkene kamerlid af zou zijn geweest nadat hij zijn hele termijn zou hebben vol gemaakt.

Ik ben ervan overtuigd dat die wetgeving op zijn minst zou moeten worden herzien. De eerste reacties hadden het over onverenigbaarheden, die exhaustief zijn opgesomd. Daar gaat de wet van 1931 ook over, maar daarover gaat de discussie niet. De discussie betreft de vraag of er een jaar is verlopen tussen het aflopen van het mandaat als kamerlid dat de betrokkene zelf heeft gekozen en zijn aanstelling als regeringscommissaris. Mijn vraag was ook of de functie van regeringscommissaris kan worden gelijkgesteld met een bezoldigd staatsambt zoals omschreven in de wet. Daarop werd niet geantwoord.

Naar aanleiding van deze polemiek is het misschien nuttig en nodig om de betreffende wet onder de loep te nemen. Het heeft geen pas om te zeggen dat de wet moet worden gezien in de geest van de tijd, dus de tijd van weleer. De wet blijft de wet. Het antwoord voldoet dus niet. Ik had verwacht dat de eerste minister zou zeggen dat de wet onduidelijk is en dat hij zou voorstellen die onder de loep te nemen.