4-106 | 4-106 |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 52-2307/8.)
De voorzitter. - Artikel 5 luidt:
Artikel 191 van dezelfde wet wordt aangevuld met een derde en vierde paragraaf, luidende:
"§3. Een budgettair Fonds genaamd `Fonds voor de vorming en de werkgelegenheid' wordt opgericht in de schoot van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en dit met het oog op de ondersteuning van de inspanningen inzake de inschakeling op de arbeidsmarkt van de risicogroepen bepaald door een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Deze inspanningen kunnen worden gerealiseerd door een sector of een publiekrechtelijk lichaam.
Het Fonds wordt jaarlijks gespijsd door een voorafname toegepast op de beschikbare middelen bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, Globaal Beheer.
§4. De Koning bepaalt na advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 1, 5º, van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg en artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, de criteria, de voorwaarden en de modaliteiten van de besteding van deze bedragen.
Vanaf 2010 wordt het in het eerste lid bedoeld bedrag vastgesteld op 6 miljoen EUR.".
Op dit artikel heeft Van Hauthem c.s. amendement 1 ingediend (zie stuk 4-1560/3) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik begrijp niet waarom artikel 5 na de discussie in de Kamer in het ontwerp is behouden.
Artikel 5 voorziet in de oprichting van een Fonds voor de vorming en de werkgelegenheid in de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, met het oog op `de ondersteuning van de inspanningen inzake de inschakeling op de arbeidsmarkt van de risicogroepen bepaald door een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad'.
De Raad van State merkt op dat de vorming - zowel de beroepsomscholing als de beroepsbijscholing - een bevoegdheid is van de gemeenschappen en dat de arbeidsbemiddeling een bevoegdheid is van de gewesten. Volgens de Raad van State dreigt de regering twee keer haar bevoegdheid te buiten te gaan, zeker omdat de opdracht van het fonds in zeer vage termen en bijzonder summier is geformuleerd.
Het federale niveau begeeft zich dus voor de zoveelste keer op het terrein van de deelstaten. Daarom vragen wij in ons amendement om dit artikel te schrappen.
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - LDD zal tegenstemmen. Het wetsontwerp gaat onder meer over een federaal vormingsfonds dat mevrouw Milquet in het leven wil roepen. Het ongebruikte sectorale geld van de vormingsbijdrage van 0,10% zou naar de RVA worden overgeheveld voor vormingsinitiatieven. Vorming is echter een deelstaatbevoegdheid. Mevrouw Milquet overschrijdt dus haar bevoegdheden. Als de wet wordt goedgekeurd, kan Vlaanderen naar het Grondwettelijk Hof gaan met een bevoegdheidsconflict, wat hoogst waarschijnlijk ook zal gebeuren.
-De stemming over het amendement wordt aangehouden.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
(De vergadering wordt geschorst om 15.00 uur. Ze wordt hervat om 16.05 uur.)