4-98

4-98

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 3 DECEMBER 2009 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de blijvende financiële ondersteuning van palliatieve zorg» (nr. 4-1236)

Vraag om uitleg van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de financiering van palliatieve dagcentra» (nr. 4-1244)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, antwoordt.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Op 2 juli 2009 en 15 oktober 2009 heb ik al mondelinge vragen gesteld over de palliatieve zorg en over de blijvende financiële ondersteuning ervan, zowel wat de dagcentra betreft, als de eerstelijns palliatieve zorg.

De minister stelde toen te wachten op het rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). Intussen werd deze studie voorgesteld. De onderzoekers kwamen tot de volgende vaststellingen en aanbevelingen.

Uit onderzoek naar de werkelijke noden en het aanbod van de palliatieve zorg in België blijkt dat jaarlijks tot 20 000 patiënten behoefte hebben aan palliatieve zorg. Professor Bilsen van de onderzoeksgroep `Zorg rond het Levenseinde' van de VUB kon uit recent internationaal onderzoek afleiden dat in ongeveer de helft van alle sterfgevallen in België - ongeveer 50 000 patiënten - een of andere vorm van palliatieve zorg nodig is. De Standaard publiceerde hierover een artikel in haar editie van 16 september 2009.

Het begrip palliatieve zorg mag niet verengd worden tot terminale zorg. Men moet namelijk veel vroeger optreden bij ongeneeslijke, chronische ziekteprocessen. Verwerkingsproblemen bij ongeneeslijke aandoeningen starten immers bij het meedelen van de diagnose. Daarom is een snelle, supportieve zorg noodzakelijk.

Palliatieve zorg omvat dus zowel supportieve zorg - voor ernstige, ongeneeslijke maar (nog) niet terminale patiënten - als terminale zorg. De minister spreekt in het Nationaal Kankerplan trouwens ook van supportieve en palliatieve zorg. Deze zijn echter niet alleen voor ongeneeslijke kankerpatiënten bedoeld. Palliatieve zorg hoort immers zowel in de oncologie thuis als bij dementie, hartfalen, longfalen en andere pathologieën. Wanneer men hiermee rekening houdt, wordt het aantal patiënten zelfs nog groter dan de geciteerde 50 000.

Het KCE pleit ook uitdrukkelijk voor de ondersteuning van de zogeheten palliatieve supportteams in de ziekenhuizen. Ook moet de vorming in palliatieve zorg voor toekomstige zorgverleners verplicht worden. Het KCE becijferde verder dat `palliatie' beduidend goedkoper is dan therapeutische hardnekkigheid (283 euro versus 340 euro). Een stijging van de uitgaven kan dus geen argument zijn tegen de uitbreiding van de palliatieve zorg. Bovendien is het budget voor gezondheidszorg voor 2010 gestegen.

Is de minister bereid de nomenclatuur die het RIZIV hanteert en die zich beperkt tot de laatste levensmaanden, aan te passen? Zo ja, kan de minister dit toelichten?

Is de minister bereid de al lang gevraagde en noodzakelijke inspanningen te doen voor de vereiste financiering? Zo ja, kan de minister dit toelichten?

Welke andere initiatieven mogen we van de minister verwachten?

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Vlak voor het parlementaire reces van dit jaar, begin juli, hebben we in de Senaat een actualiteitendebat gevoerd over de nood aan structurele financiering van de palliatieve dagcentra.

De minister heeft toen beklemtoond dat een projectfinanciering van deze dagcentra tot eind 2010 werd gewaarborgd.

Op 28 september zou de minister de overgang van de projectfinanciering naar de structurele financiering agenderen op de Interministeriële Conferentie. Bovendien verwachtte ze toen ook de definitieve aanbevelingen van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg over de organisatie van palliatieve zorg in België.

Intussen heeft de Interministeriële Conferentie plaatsgevonden en werd het rapport van het KCE gepubliceerd.

Kan de minister meedelen hoe het overleg met de gemeenschappen tijdens de Interministeriële Conferentie verlopen is? Zijn er stappen gedaan om over te schakelen naar een structurele financiering van de palliatieve dagcentra? Kan de minister al concrete resultaten voorleggen?

Mogen we van de minister bijkomende initiatieven verwachten op basis van de aanbevelingen van het KCE?

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Wat de studie van het Kenniscentrum (KCE) betreft, stel ik vast dat het loskoppelen van de levensverwachting en de bredere invulling van de doelgroep een impact hebben op verschillende domeinen van de ziekteverzekering.

Concreet gaat het om de forfaitaire tegemoetkoming voor palliatieve zorg, de specifieke nomenclatuur in bijvoorbeeld de thuisverpleging, de remgeldvermindering voor huisartsen en kinesitherapeuten, de palliatieve functie en ondersteuning in de rustoorden, de werking van de palliatieve equipes en de palliatieve dagcentra. Op het vlak van de ziekenhuizen gaat het om de verbindingsfunctie en de Sp-diensten voor palliatieve zorg.

Gelet op het belang hiervan zal ik het Verzekeringscomité vragen te voorzien in de mogelijkheid om deze studie van het Kenniscentrum aan de leden voor te stellen, met het oog op het samenstellen van een brede werkgroep die kan nadenken over de concrete invulling van de aanbevelingen van het Kenniscentrum.

Ook de leden van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen moeten hiervoor worden uitgenodigd, zodat initiatieven in de eerste en tweede lijn of intra en extra muros op elkaar kunnen worden afgestemd.

Volgens de KCE-studie zijn er aanwijzingen dat palliatieve zorg goedkoper zou zijn. Het KCE wijst er wel op dat het om een proefonderzoek gaat en deze resultaten met de nodige voorzichtigheid moeten worden behandeld.

In 2010 zullen een aantal nieuwe initiatieven worden genomen voor de ondersteuning van de palliatieve zorg. Binnen de partiële begrotingsdoelstellingen is er een verhoging met 700 000 euro van het budget voor de multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve thuiszorg. Dat moet de equipes in staat stellen hun personeelskader uit te breiden, conform het voorstel in het rapport van mei 2008 van de federale Evaluatiecel Palliatieve Zorg.

Ook wordt voorzien in een budgetverhoging met 130 000 euro voor het wegwerken van de verschillen in de financiering tussen de samenwerkingsverbanden voor palliatieve zorg die al dan niet de enige zijn binnen hun regio.

Bovendien werd, toen de KCE-studie nog lopende was, al een budget van meer dan acht miljoen euro vrijgemaakt voor de financiering van referentiepersonen voor palliatieve zorg in de rvt's.

Wat de palliatieve dagcentra betreft, heeft de federale overheid op 10 november 2009 een voorstel van structurele aanpak medegedeeld aan de vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de gewesten in de werkgroep van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. In het voorstel wordt de doelgroep beschreven, uitgaande van de aanbevelingen van het Federaal Kenniscentrum, alsook de opdrachten en de functionele organisatie van deze centra en de werkings- en financieringscriteria. Ik verwacht nu van de gemeenschappen en de gewesten de nodige reacties om het voorstel aan het Verzekeringscomité van het RIZIV te kunnen voorleggen.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Het blijft bij initiatieven die nog moeten worden genomen. Ik vind het een beetje vernederend voor het KCE, want wanneer het een studie maakt, gaat het om een proefonderzoek dat nog eens nader moet worden bekeken. In Groot-Brittannië zijn er veel meer dagcentra. In Vlaanderen zijn er maar zeven en in Wallonië is er geen enkel, terwijl er in België veertig nodig zijn. Ik ben dan ook ontgoocheld dat het beleid maar weinig krachtdadig is opgetreden.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Ik sluit me aan bij de vraag van onder meer collega Van Ermen naar een structurele financiering voor de palliatieve dagcentra. Ik ben echter niet zo ontgoocheld in het antwoord van de minister.

De minister antwoordt dat ze op 10 november een zeer concreet voorstel van structurele aanpak heeft overgemaakt aan de vertegenwoordigers van gemeenschappen en gewesten. Ze wacht nu op hun reactie om het voorstel aan het Verzekeringscomité van het RIZIV ter implementatie te kunnen voorleggen.

Ik stel voor dat de minister aandringt op spoed. We hopen dat er een spoedig antwoord komt van de gemeenschappen en gewesten zodat het Verzekeringscomité een beslissing kan nemen.

We zullen de zaak zeker opvolgen. Een structurele financiering is nodig. We willen echter ook weten wanneer die er komt.

De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 12.40 uur.)