4-1466/1

4-1466/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

20 OKTOBER 2009


Voorstel van resolutie betreffende de investeringen in hernieuwbare energie en het afsluiten van een Europees verdrag van hernieuwbare energie « EURENEW »

(Ingediend door de heer Berni Collas c.s.)


TOELICHTING


Dit voorstel van resolutie neemt de tekst over van het voorstel dat reeds tijdens de vorige zittingsperiode door mevrouw Talhaoui c.s. in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-2353/1 - 2006/2007) en strekt ertoe het voorstel 4-1027/1 - 2008/2009 van de heer Wille c.s. aan te vullen, met dien verstande dat een aantal consideransen en besluiten vootbijgestreefd zijn.

Het energievraagstuk is ongetwijfeld één van dé grote onderwerpen van vandaag. We worden geconfronteerd met een stijgende vraag naar energie op wereldschaal, een beperkte voorraad aan fossiele brandstoffen en de noodzaak om een daadwerkelijke ommekeer te realiseren in de uitstoot voor broeikasgassen die verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde. Bovendien spelen voor vele grondstoffen ook geopolitieke factoren die ervoor zorgen dat bijvoorbeeld olie en aardgas een wispelturig prijsverloop kennen en de bevoorrading ervan onzeker is. Fossiele brandstoffen — aardolie, steenkool en aardgas — zijn goed voor ongeveer 80 % van het energiegebruik van de EU. Een groot deel van deze grondstoffen komt van buiten de EU en dat aandeel neemt nog steeds toe. Voor olie en gas is de EU nu reeds voor 50 % afhankelijk van niet-EU landen terwijl dit kan oplopen tot 80 % en meer in 2030 (1) .

Het complexe probleem van de stijgende energievraag, de dalende voorraad Fossiele Brandstoffen, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en de energieafhankelijkheid van Europa vereist een alomvattende oplossing met maatregelen op vele niveaus. Toch wordt het al te vaak herleid tot de vraag of we nu al dan niet kernenergie zouden moeten gebruiken. Dit debat willen we hier echter niet voeren.

Naar een duurzame energievoorziening

Daartoe moeten we vooreerst massaal investeren in de vergroening van de energieproductie zoals zonnepanelen, biogas, warmtekrachtkoppeling, windenergie, .... Er zijn heel wat studies die aantonen dat er een enorm potentieel is. Een studie gerealiseerd door de Groep LTI (2) , op vraag van de Europese Commissie, toont aan dat het mogelijk is om tegen 2050 een vermindering van 90 % CO2 uitstoot te bekomen, zonder een beroep te doen op kernenergie en met behoud van onze huidige comfortabele levensstijl (in de Noord-Europese landen). Dit kan door hernieuwbare energie te ontwikkelen en maatregelen toe te passen voor energie-efficiëntie. De German Advisory Council on Global Change (WBGU) verwacht in haar scenario voor 2050 en 2100 een echte omschakeling van fossiele brandstof naar hernieuwbare energie (3) . Nog steeds op Europees niveau, bewijst het Instituut voor thermodynamica van het Duitse Centrum voor ruimtevaart, in haar studie op vraag van Greenpeace, dat het voor Europa mogelijk is haar broeikasgassen met 30 % te verminderen tegen 2020. Het rapport bewijst verder dat het mogelijk is om aan de helft van de energievraag van de Europese 25 te beantwoorden met hernieuwbare energie en om de CO2-uitstoot terug te dringen met 75 % tegen 2050.

Investeren in de vergroening van de energieproductie is slechts een deel van het verhaal. Vaak wordt het voorgesteld alsof onze toekomstige energiebehoefte enkel en alleen zal worden bevredigd door windmolens, zonnepanelen, enzovoort. Hernieuwbare energie heeft een enorm potentieel maar ze zal de uitdaging echter niet aankunnen als we ons energieverbruik niet drastisch verminderen. Wat dit betreft is er nog heel wat mogelijk in België. Het International Energy Agency (4) (IEA) wijst op de grote inhaalbeweging die België moet maken in vergelijking met andere EU-landen en het grote potentieel dat mogelijk is voor energiebesparing. Een studie van het Fraunhofer-Institut (5) toont aan dat België, indien het de maatregelen inzake energie-efficiëntie van haar buurlanden zou kopiëren, de Kyoto doelstellingen kan halen zonder gebruik te maken van flexibele mechanismen en zonder de economie in gevaar te brengen. Met een ambitieuzer beleid zouden we onze CO2-uitstoot nog meer kunnen terugdringen. Het studiebureau E-ster (6) schat het besparingspotentieel voor elektriciteit op korte termijn (minder dan 2 jaar) op 9 510 gWh voor België. Dit potentieel komt overeen met een elektriciteitsverbruik van ongeveer 2,3 miljoen huishoudens. Op middellange termijn (10 jaar), kunnen we nog eens 14 260 GWh besparen of een totaal van 23 770 GWh. Dit potentieel is meer dan het vermogen van de zeven steenkoolcentrales (8 684 GWh) en de drie oudste kerncentrales (circa 14 000 GWh) samen.

Investeringen in hernieuwbare energie blijven achter

Op alle beleidsniveaus is het geld dat beschikbaar is voor onderzoek en ontwikkeling naar hernieuwbare energie nog steeds beperkt.

België

Het onderzoek naar energietoepassingen wordt op federaal vlak gefinancierd door de POD Wetenschapsbeleid en de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. Voor het federaal wetenschapsbeleid gaat het niet om het beheren van het technologisch onderzoek, maar om het coördineren van de acties die deel uitmaken van het « Tweede plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling » waarvoor tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten een samenwerkingsakkoord werd gesloten.

Cijfers uit 2005 tonen dat het Federaal Wetenschapsbeleid de vier voorgaande jaren 13 projecten financierde voor een totaal bedrag van 5,19 miljoen euro. Hiervan ging 2,94 miljoen euro naar 6 projecten in verband met de modellen « Energie-Klimaat-Economie »; 750 000 euro naar 2 projecten in verband met rationeel energiegebruik en 1,5 miljoen euro naar 5 projecten met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen.

Ter vergelijking, in 2003 heeft de algemene directie Energie van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie 43,2 miljoen euro voorgeschoten voor het basis- en toegepast onderzoek inzake kernenergie, kernfusie en kernsplitsing samen.

Europa

Vrijwel alle OESO-landen doen aan energieonderzoek. Zoals uit volgende figuur blijkt ging in de periode 1992-2002 het overgrote deel naar nucleair onderzoek.

9:38 13/11/2009

Figuur 1, Bron : IEA 2004

Een andere manier om te kijken naar de investering in hernieuwbare energietechnieken is door te kijken naar het op 5 december 2006 goedgekeurde « Zevende Kaderprogramma Onderzoek en Ontwikkeling 2007-2013 » (FP7) (7) . Het FP7 is binnen de EU het belangrijkste financieringsinstrument voor onderzoek. FP7 steunt onderzoek in geselecteerde prioritaire gebieden met als doel de EU tot wereldleider te maken of haar positie te behouden in deze gebieden.

Het EU budget voor de volgende zeven jaar is 50,5 miljard euro. Van dit totale budget is 2,3 miljard euro voorbehouden voor onderzoek naar niet-nucleaire energie. Hiervan zou minstens de helft (1,15 miljard) gaan naar energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en de andere helft naar schone steenkooltechnologieën. In vergelijking met het Zesde Kaderprogramma (8) , dat vier jaar liep (van 2002-2006) is dit een grote stap vooruit, toen bedroeg het ongeveer 430 miljoen euro.

Ter vergelijking, de middelen voor nucleair onderzoek komen niet uit FP7 maar uit Euratom, waarvan het budget voor de volgende vijf jaar is vastgelegd op 2,7 miljard euro. Dit bedrag is bijna verdubbeld ten opzichte van het Zesde Kaderprogramma waar 1,23 miljard uitgetrokken was voor Euratom. Het grootste gedeelte van de 2,7 miljard euro gaat naar onderzoek van kernfusie (1,947 miljard).

Jobcreatie in de hernieuwbare energie-economie

Wat in dit hele verhaal dikwijls onderbelicht blijft is dat een hernieuwbare energie-economie enorme economische voordelen biedt.

België

Het « MITRE Country Report » voor België (9) schetst 2 verschillende beleidsscenario's waarin wordt gekeken naar de netto tewerkstellingswinst, zowel voor de verschillende sectoren als voor laag- en hooggeschoolden. Deze projectie maakt naast andere bronnen ook gebruik van het PRIMES-model dat ook werd gebruikt voor het Commissie 2030 rapport. Dit rapport stelt dat, indien wordt ingezet op hernieuwbare energiebronnen, ons land tegen 2020 ongeveer 27 000 netto extra jobs kan scheppen. De nettotoename in tewerkstelling van laaggeschoolden door de implementatie van hernieuwbare energie wordt geschat op quasi een verdubbeling bij vergelijking van het huidig scenario en een scenario waarbij hernieuwbare energieproductie wordt aangemoedigd. Met het bereiken van de Duitse doelstelling van 20 % hernieuwbare energie in 2020 zouden deze cijfers in België ongetwijfeld nog veel hoger liggen.

Het rapport stelt ook dat er geen belangrijke hernieuwbare energie-industrie is in België waardoor de toename van tewerkstelling door export zeer gering is in vergelijking met de rest van de EU.

De productie van hernieuwbare energie heeft ook een positief effect op heel wat andere sectoren dan de energiesector zelf. De productie van energiegewassen naast voedselproductie creëert een grotere werkzekerheid in een sector met een intrinsiek hoog risico zoals de landbouwsector (meer part time- en seizoensarbeid). Bovendien biedt dit mogelijkheden voor diversificatie van de landbouw in een geglobaliseerde economie.

Europa

In oktober 2004 werd voor het Europees Parlement door het Duitse Ecologic — Institute for International and European Environmental Policy een belangrijke studie uitgevoerd over jobcreatie, « Job Creation Potential of Clean Technologies ». Hierin werd een specifiek hoofdstuk opgenomen over energie-efficiëntie en meer in het bijzonder over hernieuwbare energie. Het rapport concludeert dat er heel wat mogelijkheden zijn voor extra banen in de hernieuwbare energiesector. Al in 1998 was er de TERES II-studie die stelde dat ongeveer 500 000 directe en indirecte extra banen konden worden gecreëerd in de sector van hernieuwbare energie in Europa. Ook verscheidene vakorganisaties (European Photovoltaic Industry Association, European Solar Industry Federation, European Wind Energy Association) wijzen op de positieve tewerkstellingseffecten van investeringen in hernieuwbare energiebronnen. Daarbij halen ze het belang aan van langetermijnondersteuning in onderzoek en ontwikkeling.

Een land dat al fors heeft geïnvesteerd in hernieuwbare energiebronnen is Duitsland. Het merkt al de positieve tewerkstellingseffecten van de doorgedreven keuze voor hernieuwbare energie. In een regio die met ons land vergelijkbaar is als Noordrijn-Westfalen zijn niet minder dan tweeduizend bedrijven actief in de hernieuwbare energie, meestal KMO's. Fors investeren in hernieuwbare energieproductie, energie-efficiëntie en energiebesparing creëert in Duitsland ook extra 130 000 jobs.

De geschiedenis herhaalt zich : van EURATOM naar EURENEW

Een tekort aan traditionele energiebronnen in de jaren vijftig heeft zes landen (Duitsland, België, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland) ertoe aangezet om kernenergie te ontwikkelen om onafhankelijk te worden op energiegebied. Daar de investeringskosten voor kernenergie te hoog lagen voor elk land afzonderlijk, hebben deze zes landen in 1957 samen Euratom opgericht. Het Euratom-verdrag is oorspronkelijk gesloten om de onderzoeksprogramma's van de lidstaten voor vreedzaam gebruik van kernenergie te coördineren. Tegenwoordig draagt het bij tot het bijeenbrengen van de nodige kennis, infrastructuur en financiering van die energie. Het waarborgt de veiligheid van de kernenergievoorziening door middel van gecentraliseerde controle.

Naast een tekort aan fossiele energiebronnen werden de jaren vijftig ook gekenmerkt door geopolitieke instabiliteit en een onzekere toekomst. Exact 50 jaar later staat Europa voor gelijkaardige uitdagingen. De stijgende energievraag, de zorg voor het milieu, de eindigheid van fossiele grondstoffen en de energieafhankelijkheid van Europa van niet EU-landen nopen ons ertoe alle aandacht te vestigen op hernieuwbare energie. Individuele landen kunnen die uitdaging niet aan. Duurzame samenwerking op Europees niveau is nodig maar het blijft langs de kant van de Europese Commissie (EC) beperkt tot grote verklaringen en actieplannen. Recent stelde de Europese Commissie nog een ambitieus rapport voor (10) maar het is belangrijk dat we de garantie hebben dat de doelstellingen ook worden gehaald. Van een echte gemeenschappelijke strategie op Europees niveau op het gebied van energie is er geen sprake.

Europa biedt een uniek platform om samen de krachten te bundelen in onderzoek en ontwikkeling van hernieuwbare energie. De ontwikkeling van technologieën voor hernieuwbare energie is duur en door de verscheidenheid aan technologieën is het onmogelijk voor elke lidstaat afzonderlijk onderzoek te doen. In navolging van Euratom is het tijd voor EURENEW, een Europees Verdrag voor Hernieuwbare Energie. Via het Eurenew-verdrag kunnen Europese lidstaten samenwerken op het vlak van onderzoek en ontwikkeling en het uitwisselen van informatie en kennis. Met een sterk Europees verdrag kan men bovendien gebruik maken van de geografische en technologische voordelen van verschillende lidstaten. Zo hebben de Europese kuststreken grote mogelijkheden op het gebied van windenergie terwijl voor het grootschalig gebruik van zonne-energie het zuiden van Europa kan worden ingezet. In andere streken van Europa kan dan weer worden geïnvesteerd in waterkracht, biomassa en andere vormen van hernieuwbare energie.

Het afsluiten van een Eurenew-verdrag creëert bovendien een werkelijke langetermijnvisie wat een positief signaal is voor investeerders in hernieuwbare energie. Een gevoelige versnelling van investeringen, zowel in onderzoek als in toepassing van bestaande technologieën voor hernieuwbare energie, zal enkel gebeuren indien men zekerheid heeft over de duurzaamheid van de ingeslagen weg. Een stabiele investeringsomgeving is cruciaal voor het welslagen van nieuwe technologieën.

Eurenew, het Europees Verdrag voor Hernieuwbare Energie, moet de volgende doelstellingen hebben :

— ondersteunen en aanwakkeren van onderzoek en ontwikkeling en de verspreiding van kennis;

— investeringen aanmoedigen en creatie van een duurzaam kader, nodig voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie in de EU;

— promotie van vooruitgang in het gebruik van duurzame energie, samen met andere landen en internationale organisaties;

— Europese aanbesteding opzetten voor de bouw van bijvoorbeeld grootschalige zonneparken in Zuid-Europa of de constructie van windmolenparken;

— creatie van een aanzienlijk fonds voor onderzoek naar en ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen.

Meer geld en middelen voor het onderzoek naar hernieuwbare energie is nodig. Door in te zetten op een lagere vraag naar energie en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, kunnen we evolueren naar een samenleving die is gebaseerd op hernieuwbare energie zonder er economisch onder te lijden. Daartoe is samenwerking op Europees niveau evenwel noodzakelijk. Vijftig jaar na Euratom is het tijd voor EURENEW, het Europees Verdrag voor Hernieuwbare Energie.

Berni COLLAS.
Wouter BEKE.
Dominique TILMANS.
Christiane VIENNE.
John CROMBEZ.
Elke TINDEMANS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op :

— de energie-uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd;

— de stijgende vraag naar energie op wereldniveau;

— de eindigheid van voorraden van fossiele en nucleaire brandstoffen;

— het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in het belang van ons klimaat;

— de afhankelijkheid van Europa van niet-EU-landen voor grondstoffen;

B. gelet op het feit dat we op een zeker moment in de toekomst sowieso moeten overschakelen naar hernieuwbare energie omwille van de eindigheid van fossiele brandstoffen en uranium;

C. gelet op de studies die aantonen dat Europa kan evolueren naar een samenleving gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen door een mix van energie-efficiëntie en investeringen in hernieuwbare energie;

D. gelet op het feit dat zowel op nationaal als op Europees niveau het geld dat beschikbaar is voor onderzoek en ontwikkeling naar hernieuwbare energie nog steeds beperkt is;

E. gelet op het potentieel aan extra jobs indien voluit wordt geïnvesteerd in hernieuwbare energie;

F. gelet op de complexiteit en veelheid aan onderzoeksdomeinen rond technieken van hernieuwbare energie en dat het voor individuele landen een haast onmogelijke opdracht is hier allemaal op in te spelen;

G. gelet op het stabiele kader dat investeerders nodig hebben indien ze voluit willen gaan voor hernieuwbare energiebronnen;

H. gelet op de noodzaak van een structurele aanpak van de energie-uitdaging waarbij de noodzakelijke zekerheid voor investeerders gecreëerd wordt;

I. terugdenkend aan de gelijkaardige uitdagingen waar Europa 50 jaar geleden voor stond en die leidden tot een succesvol samenwerkingsverband (Euratom) dat de krachten bundelde rond de ontwikkeling van kernenergie;

Vraagt de federale regering,

1. op de volgende Europese Top de andere lidstaten te wijzen op het onevenwicht in de allocatie tussen de FP7- en Euratom-onderzoeksgelden en een vurig pleidooi te houden voor meer geld voor hernieuwbare energie;

2. op de Europese Top te pleiten voor de oprichting van een Europees Verdrag van Hernieuwbare Energie (EURENEW) naar analogie met Euratom.

15 oktober 2009.

Berni COLLAS.
Wouter BEKE.
Dominique TILMANS.
Christiane VIENNE.
John CROMBEZ.
Elke TINDEMANS.

(1) Cijfers Europese Commissie, http://europa.eu/pol/ener/overview_nl.htm.

(2) The LTI Research group (1998). Long-term integration of renewable energy sources into the European (EU) energy system.

(3) German Advisory Council on Global Change (WBGU). (2003). World in Transition, Towards Sustainable Energy Systems, Summary for Policy-Makers.

(4) International Energy Agency (2006). Energy Policies of IEA Countries — Belgium 2005 Review. http://www.iea.org/textbase/nppdf/free/2005/belgium2005.pdf.

(5) Fraunhofer Institute for Systems and Innovation Research (2003). Energy Efficiency in the Framework of Belgium's Efforts to Reduce Greenhouse Gas Emissions.

(6) E-ster (2005). Potential of short-term energy efficiency and energy saving measures in Belgium.

(7) Community Research and Development Information Service (CORDIS) (2007). Seventh Research Framework Programme. http://cordis.europa.eu/fp7/home_en.html.

(8) EC. Zesde Kaderprogramma. http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/i23012.htm.

(9) MITRE (Monitoring and Modelling Initiative on the Targets for Renewable Energy) (2000). Meeting the targets and putting renewables to work. Country Report Belgium. Beschikbaar op http://mitre.energyprojects.net/.

(10) An Energy Policy for Europe, http://ec.europa.eu/energy/index_en.html.