4-89 | 4-89 |
De voorzitter. - De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Ik vind het niet erg dat mevrouw Lanjri voor haar beurt het woord neemt, maar ze had dat wel eerst kunnen vragen. Dat zou van meer respect getuigen.
De voorzitter. - Mevrouw Lanjri moet zo meteen een commissievergadering voorzitten.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Mijnheer Ide, ik bepaal de agenda niet en ik stel vast dat de volgorde van de agenda niet altijd gevolgd wordt.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Toch wel. We nemen het woord in de volgorde van de agenda, maar de vragen rond een thema worden wel gegroepeerd. Ik heb er geen probleem mee u te laten voorgaan, maar ik zou het wel waarderen dat u dat in de toekomst even vraagt, zoals u dat de vorige keer hebt gedaan. Ik begrijp niet waarom u dat nu niet doet.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat u eerst de heer Ide het woord geeft.
De voorzitter. - U hebt het woord, mevrouw Lanjri.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Op 19 juli bereikte de federale regering een akkoord over de regularisaties, dat werd omgezet in een instructienota. Naast de reeds bestaande groepen zijn er nu ook nieuwe categorieën van mensen die in aanmerking komen voor regularisatie.
Zo wordt er bij de reeds bestaande `prangende humanitaire situaties' het nieuwe criterium `duurzame lokale verankering' ingevoerd. Hiervoor komen twee groepen in aanmerking: enerzijds de vreemdelingen die al langer dan 5 jaar ononderbroken in België verblijven en vóór 18 maart 2008 een wettig verblijf hebben gehad of aangevraagd en anderzijds de vreemdelingen die sinds 31 maart 2007 ononderbroken in België verblijven en die een kopie van een arbeidscontract of een arbeidsengagement bij een bepaalde werkgever kunnen voorleggen, hetzij van bepaalde duur van ten minste één jaar, hetzij van onbepaalde duur, met minimaal een inkomen equivalent aan het minimumloon.
Deze criteria vallen onder de bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten. Sommige van die voorwaarden kunnen ook maar alleen door de gewesten en gemeenschappen worden getoetst. Dat is bijvoorbeeld het geval voor werkbereidheid en de beoordeling of kwalificaties en competenties op het arbeidsaanbod zijn afgestemd.
Ik heb hierbij volgende vragen.
Is er overleg geweest tussen de Dienst Vreemdelingenzaken, enerzijds, en de VDAB en de arbeidsbemiddelingsinstanties van de andere gewesten, anderzijds, over het attesteren van de werkbereidheid en de werkwilligheid?
Wat is de uitkomst van dat overleg? Zullen de gewestelijke instanties voor arbeidsbemiddeling om advies worden gevraagd?
Heeft de minister er zicht op of er een verschil zal bestaan tussen de gewesten bij de regularisatie van deze categorieën? Zal er bijvoorbeeld enkel regularisatie mogelijk zijn voor knelpuntberoepen? Aangezien dit een gewestmaterie is, besef ik ten volle dat de gewesten een verschillend beleid kunnen voeren. Ik wil echter graag weten of dat inderdaad het geval zal zijn.
Hoe zit het met het arbeidsmarktonderzoek? Zal dat in elk van de gewesten worden gevoerd? Zijn er gewesten die dit onderzoek op basis van artikel 38, paragraaf 2, van het koninklijk besluit van 1999 niet of zeer beperkt zullen voeren?
Wanneer ten slotte zal er hierover duidelijkheid bestaan? Op het terrein blijken er momenteel vooral problemen te bestaan in het Brusselse en Waalse Gewest, uitgerekend de gewesten waar de vraag naar regularisatie het grootst is. Tot vandaag hebben de mensen zonder papieren absoluut geen zicht op de lijst van jobs waarvoor ze kunnen solliciteren, aangezien de gewesten hierover nog geen beslissing hebben genomen. Kan er tenminste op aangedrongen worden die beslissing snel te nemen?
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.)
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik lees het antwoord van de minister.
De Koning heeft op 7 oktober 2009 een koninklijk besluit ondertekend dat de instructie implementeert van 19 juli 2009 betreffende de toepassing van het vroegere artikel 9bis en 9, alinea 3, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Dit besluit, dat op 14 oktober 2009 gepubliceerd werd, heeft vooral betrekking op punt 2.8ter van voornoemde instructie.
Het besluit werd opgesteld na verschillende overlegvergaderingen met de bevoegde overheden, met name de gewesten, de Dienst Vreemdelingenzaken en de FOD Werk.
Het werd nodig geacht de reglementering op de tewerkstelling van buitenlandse werknemers te wijzigen, vooral om de rechtszekerheid te garanderen van de toekenning van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten, rekening houdend met de verblijfssituatie van de betrokken personen.
Het merendeel van de toekenningsvoorwaarden van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten blijft echter van toepassing, en vooral artikel 8 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999, dat bepaalt dat de arbeidsvergunning wordt uitgereikt na onderzoek van de arbeidsmarkt.
De toekenning van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten valt overigens onder de bevoegdheid van de gewesten. Ze zijn bevoegd voor de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
De vergunning wordt pas toegekend na individueel onderzoek van elke aanvraag, geval per geval. De bevoegde gewestminister kan de vergunning steeds toekennen door artikel 38, paragraaf 2, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 toe te passen, dat de mogelijkheid geeft om economische of sociale redenen in individuele behartigenswaarde gevallen af te wijken van de voorwaarde van de arbeidsmarkt, artikel 8.
Het ligt niet in mijn bevoegdheid een uitspraak te doen over de analyse van de arbeidsmarkt die werd uitgevoerd door de gewesten. Het valt evenmin onder mijn bevoegdheid een uitspraak te doen over het feit dat de gewesten om economische en sociale redenen in individuele behartigenswaarde gevallen afwijken van artikel 8 van het koninklijk besluit. Ik kan enkel zeggen dat de reglementering de mogelijkheid biedt.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Door het uitblijven van een beslissing vanwege de gewesten, blijft de instructie van 19 juli een lege doos. De beslissing kan in Brussel anders zijn dan in Vlaanderen of Wallonië. Het belangrijkste is dat er een beslissing komt over de deadline van de indiening van de dossiers op 15 december. Als er geen beslissing valt, is het niet mogelijk geregulariseerd te worden om economische redenen, namelijk op basis van werk.