4-74

4-74

Belgische Senaat

Handelingen

WOENSDAG 29 APRIL 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Belangenconflict tussen het Waals Parlement en het Vlaams Parlement naar aanleiding van het voorstel van decreet houdende interpretatie van de artikelen 44, 44bis en 62, §1, 7º, 9º en 10º, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 (Vlaams Parlement, Stuk 1163 (2006-2007) - Nr. 1 tot 8); (Stuk 4-1212)

Bespreking

(Voor het voorstel aangenomen door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, zie stuk 4-1212/1.)

De voorzitter. - De heer Vandenberghe verwijst naar zijn schriftelijke verslag.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Dat hier zo weinig leden aanwezig zijn en dat we nu al voor de derde maal een belangenconflict over hetzelfde onderwerp moeten behandelen, toont aan dat er vrijwel geen interesse meer is. Het geeft ook aan dat de rol van de Senaat als verzoener die de conflicten tussen de verschillende parlementen moet oplossen, in feite is uitgespeeld.

Ik zal niet alle inhoudelijke argumenten herhalen met betrekking tot het decreet van het Vlaams Parlement. Het gaat om een interpretatief decreet waarin wordt vastgesteld dat lang genoeg met de opeenvolgende ministers van Onderwijs van de Franse Gemeenschap is onderhandeld over een oplossing voor bepaalde problemen in het onderwijs in de faciliteitengemeenten, zoals het pedagogische toezicht. Het Vlaams Parlement gaat er uiteindelijk van uit dat de Vlaamse Gemeenschap ook bevoegd is voor de basisscholen van de zes faciliteitengemeenten en derhalve haar regelgeving aan dat feit moet aanpassen. Dat is de kern van de zaak.

Vlaams Belang heeft altijd erkend dat de verschillende parlementen inderdaad een belangenconflict kunnen inroepen en dat de wetgever nooit heeft aangegeven dat men moet aantonen wat dat belang is. In feite betwisten de verschillende parlementen aan de andere kant van de taalgrens de bevoegdheid van het Vlaams Parlement om op te treden. Om die reden hebben we een motie ingediend waarin we stellen dat het hier eigenlijk gaat om een betwisting van de bevoegdheid van het Vlaams Parlement en dat het eenieder vrij staat om naar het Grondwettelijk Hof te stappen eens het decreet is goedgekeurd. Dat hof moet een definitief oordeel vellen. Dat was ook een van de achterliggende ideeën van de indieners van het decreet in het Vlaams Parlement.

Op inhoudelijk vlak hebben we het verschil tussen de artikelen 127 en 129 van de Grondwet al uitvoerig toegelicht. Naar aanleiding van dit derde belangenconflict wil ik toch de volgende opmerkingen maken.

Het is inderdaad zo dat de verschillende parlementen, indien ze decreetgevende of wetgevende bevoegdheid hebben, meespelen in de procedure van het belangenconflict. Men kan dat betreuren of niet, maar dat is nu eenmaal zo, al neem ik aan dat de wetgever de huidige gang van zaken niet voor ogen had. Aan Franstalige kant zijn er vier parlementen die een belangenconflict kunnen inroepen, terwijl aan Vlaamse kant alleen het Vlaams Parlement dat kan, zij het tweemaal: eenmaal als gemeenschapsparlement en eenmaal als gewestparlement.

Los daarvan lijkt het mij dat de procedure van het belangenconflict hier absoluut wordt misbruikt. Ik zou nog kunnen begrijpen dat de verschillende Franstalige parlementen die meespelen in de procedure van het belangenconflict binnen een bepaalde termijn een motie van belangenconflict indienen tegen een voorstel van decreet dat door een commissie van het Vlaams Parlement op 13 december 2007 werd aangenomen. Het is echter niet aanvaardbaar dat één parlement een belangenconflict inroept en dat nadat de hele procedure is doorlopen - 60 dagen overleg tussen de twee betrokken parlementen, 30 dagen overleg in de Senaat en 30 dagen overleg in het Overlegcomité - een ander parlement op zijn beurt een belangenconflict inroept. Inmiddels is er een derde parlement aan de beurt om een belangenconflict in te roepen omdat het plots tot de vaststelling komt dat zijn belangen misschien zijn geschaad. Dat kan niet. Het is te gek voor woorden dat na het parlement van de Franse Gemeenschap en de COCOF het Waalse parlement op 14 januari 2009 plots tot de conclusie komt dat een commissie van het Vlaams Parlement op 13 december 2007 een decreet heeft aangenomen dat de belangen van de Franse gemeenschap misschien schaadt. De procedure van het belangenconflict wordt hier misbruikt.

Om die reden hebben wij een voorstel van bijzondere wet ingediend waarin we de bevoegdheid van de verschillende parlementen om een belangenconflict in te roepen zeker niet betwisten, maar waarin we wel stellen dat die procedure binnen een bepaalde termijn moet worden ingeroepen. Wanneer gaat de voorzitter dat voorstel trouwens op de agenda van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden plaatsen?

Het kan niet dat men politieke spelletjes speelt en meer dan een jaar na datum vaststelt dat een belang zou zijn geschaad door de goedkeuring van een of ander voorstel van decreet van het Vlaams Parlement.

Daarom hebben we een amendement ingediend bij het voorstel van de commissie dat geen gemotiveerd advies geeft, wat overigens heel wat verduidelijkt over de verhoudingen in de Senaat. In dat amendement zeggen we dat wie een belangenconflict inroept na de stemming in een parlement te rade kan gaan bij het Grondwettelijk Hof, dat definitief moet trancheren en uitmaken waar de bevoegdheid ligt.

Men heeft nu lang genoeg met onze voeten gespeeld, niet alleen wat dit decreet betreft, maar ook in verband met Brussel-Halle-Vilvoorde. Als de Franstaligen deze procedure blijven misbruiken en zo de relaties tussen de gemeenschappen blijven vertroebelen, zullen ze wel zien waar ze uitkomen!

De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). - Het lag niet in mijn bedoeling het woord te nemen, maar desalniettemin wil ik beklemtonen dat wij ons aansluiten bij de besluitvorming van de commissie en wil ik erop wijzen dat wij ons mild hebben opgesteld, zeker met betrekking tot het eerste belangenconflict. We beschouwden het als een laatste waarschuwing en tegelijkertijd als een oproep aan de ministers bevoegd voor onderwijs aan beide zijden van de taalgrens, om minzaam tot een aanvaardbare minnelijke schikking te komen in de problematiek van de inspectie in de basisscholen van de faciliteitengemeenten. Vlaanderen is bereid geweest heel wat oplossingen te aanvaarden.

Het ergert me dat men dit belangenconflict consecutief wil inroepen voor een vrij beperkt conflict. Dat kan nooit de bedoeling zijn geweest van de bijzondere wetgever. Nu is het echter al zover gekomen dat in het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde de federale regering een gemeenschap vraagt het instrument van het belangenconflict te gebruiken om de communautaire vrede te bewaren en haar zodoende in het zadel te houden.

Als na de regionale verkiezingen het klimaat gunstig is en er een gesprek over de institutionele toekomst van ons land komt, dan lijkt het me noodzakelijk ook het instrument van het belangenconflict te evalueren en op een meer fatsoenlijke manier in te schrijven in onze wetgeving, zodat dit soort spel niet meer kan worden gespeeld. Het komt immers de ernst van de politiek en ons land niet ten goede.

De voorzitter. - Het voorstel aangenomen door de commissie luidt als volgt:

Op dit voorstel heeft de heer Van Nieuwkerke amendement 1 ingediend (zie stuk 4-1212/2) dat luidt:

Op ditzelfde voorstel heeft de heer Van Hauthem amendement 2 ingediend (zie stuk 4-1212/2) dat luidt:

-De bespreking is gesloten.

-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

-De stemming over het besluit van de commissie heeft later plaats.

(De vergadering wordt geschorst om 15.40 uur. Ze wordt hervat om 17.40 uur.)