4-66 | 4-66 |
De voorzitter. - De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk, en wat de aspecten inzake personen- en familierecht betreft, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Tot 31 maart 2004 bestonden er binnen de ziekteverzekering in verband met de berekening van de invaliditeitsuitkering na één jaar ziekte slechts twee categorieën, namelijk de gezinshoofden die voldeden aan de inkomstenvoorwaarden, die 65% van hun laatste loon kregen, en de samenwonenden of alleenstaanden die 40% van hun verloren loon ontvingen.
Op 1 april 2004 werd de wetgeving gewijzigd en werd er een derde categorie ingevoerd: alleenstaande invaliden krijgen sindsdien 50%, wat vanaf januari 2008 werd opgetrokken tot 53%. De wijziging was heel terecht, omdat alleenstaanden en samenwonenden inderdaad verschillende leefomstandigheden kennen. Toch geldt ze alleen voor personen die na 1 april 2004 op invaliditeit kwamen te staan en die beneden het maximumbedrag bleven.
Concreet wil dat zeggen dat een alleenstaande die op 31 maart 2004 op invaliditeit kwam te staan en het maximumbedrag genoot, nog altijd maar 40% van zijn laatste loon ontvangt, evenveel als een samenwonende, terwijl een alleenstaande die op 1 april 2004 invalide werd, wel 53% van zijn loon krijgt. Dat verschil in behandeling werd mij door verschillende mensen aangekaart.
Wat ligt er aan de basis van het verschil in behandeling? Waarom is de uitkering niet opgetrokken tot 53% voor wie vóór 1 april 2004 alleenstaande was en op invaliditeit komt te staan? Is de minister bereid het verschil in behandeling ongedaan te maken?
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk, en wat de aspecten inzake personen- en familierecht betreft, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.
De uitkering voor invaliditeit voor een gerechtigde met gezinslast bedraagt 65% van het loon. Die van een gerechtigde alleenstaande zonder gezinslast, bedraagt momenteel in principe 53% van het loon. Dat percentage wordt op 1 mei 2009 opgetrokken tot 55%.
In het kader van de uitkeringsverzekering geldt een maximumloon voor de berekening van de uitkeringen, de zogenaamde ZIV-loongrens.
Vóór 1 april 2004 bedroeg de maximale uitkering voor een gerechtigde met gezinslast 60% van het maximumloon. De maximumuitkering voor invaliditeit van een gerechtigde zonder gezinslast bedroeg 40% van het maximumloon.
Om die historische anomalie op te heffen, is door het koninklijk besluit van 5 mei 2004, artikel 213, derde lid, het koninklijk besluit gewijzigd van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Daardoor gelden de voormelde maximumbedragen niet meer voor gerechtigden die in invaliditeit treden vanaf 1 april 2004.
Door die maatregel ontstond echter een verschil in behandeling tussen de gerechtigden die vóór 1 april 2004 in invaliditeit traden en degenen die in invaliditeit treden vanaf die datum. Voor de eerste categorie van gerechtigden bleef immers de maximuminvaliditeitsuitkering van respectievelijk 60% en 40% gelden, terwijl de invaliden van na 1 april 2004 een maximumuitkering van respectievelijk 65% en 53% - vanaf 1 mei 2009 55% - van het maximumloon ontvangen.
In het interprofessioneel akkoord 2009-2010 werd in het budget namelijk 13 634 338 euro uitgetrokken om het verhoogde loonplafond ook toe te passen voor personen die vóór 1 april 2004 in invaliditeit traden, waardoor het verschil tussen personen die vóór 1 april 2004 invalide werden, en personen die dat na die datum werden, weggewerkt wordt.
Het loonplafond van alleenstaande invaliden van vóór 1 april 2004 zal worden opgetrokken van 40 naar 55%, het loonplafond van de gezinshoofden van 60 naar 65%. Die maatregel zal op 1 januari 2010 in werking treden.
Het koninklijk besluit dat die maatregel uitvoert, werd getekend op 12 februari 2009. De publicatie in het Belgisch Staatsblad volgt.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Ik heb begrepen dat de minister heeft ingezien dat er een ongelijke behandeling is en dat ze bereid is die ongedaan te maken.
De maatregel die het verschil wegwerkt, zal echter pas vanaf 1 januari 2010 van kracht zijn en heeft geen terugwerkende kracht.
De discriminatie wordt weggewerkt voor de toekomst, ook voor de groepen die in het verleden minder kregen, maar de discriminatie uit het verleden wordt niet ongedaan gemaakt. Het verlies dat sommige gerechtigden in de periode april 2004- januari 2010 hebben geleden wordt niet goedgemaakt.