4-1202/1

4-1202/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

5 MAART 2009


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 274 van het Wetboek van strafvordering, wat betreft het positief injunctierecht

(Ingediend door mevrouw Martine Taelman)


TOELICHTING


Recentelijk is er heel wat te doen geweest over het positief injunctierecht waarover de minister van Justitie beschikt. Dit recht houdt in dat de minister aan de procureur-generaal bevel kan geven om de procureur des Konings opdracht te geven de misdrijven waarvan hij kennis draagt, te vervolgen en ligt vervat in artikel 274 van het Wetboek van strafvordering (1) .

Het gebruik van het positief injunctierecht door de minister is overduidelijk geen alledaagse en courante praktijk, het is een recht waarvan pas in laatste instantie en in uitzonderlijke gevallen gebruik wordt gemaakt. Daarom is het ook evident dat de minister over een vrij ruime beoordelingsmarge moet kunnen beschikken om tot het besluit te komen van de hem geboden mogelijkheid gebruik te maken. Het wettelijk vaststellen van criteria waaraan zou moeten voldaan zijn om het injunctierecht te gebruiken, houdt dan ook diverse risico's in. Zijn de criteria te strikt, dan bestaat het gevaar dat de handen van de minister te gebonden zouden zijn en dat teveel praktische gevallen buiten het toepassingsgebied van het positief injunctierecht zouden vallen. Zijn de opgelegde criteria daarentegen te ruim, dan bestaat weer de kans dat er een grote(re) rechtsonzekerheid zou ontstaan over wanneer de minister wel of niet geoorloofd kan tussenkomen bij de vervolging van misdrijven.

Om deze risico's te beperken, is het aan te raden om geen wettelijke criteria voor het positief injunctierecht vast te stellen, maar eerder de wettelijke bepaling die dat recht verwoordt, te verfijnen. Het is het opzet van dit wetsvoorstel om dat te doen, zodat er in de toekomst meer zicht komt op de reden waarom de minister Justitie gebruik maakt van zijn injunctierecht en er in één moeite door ook meer rechtszekerheid geboden wordt. Er wordt dan ook voorgesteld om het bestaande artikel 274 van het Wetboek van strafvordering aan te vullen om dit doel te bereiken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

De kans voor de minister van Justitie om van het positief injunctierecht op zich gebruik te maken, wordt ongemoeid gelaten, maar er worden de nodige verfijningen aangebracht.

De vereiste dat een bevel aan de procureur-generaal om de procureur des Konings opdracht te geven over te gaan tot vervolging schriftelijk en gemotiveerd moet worden gegeven, verhoogt de openbaarheid van bestuur en doet de rechtszekerheid toenemen. Een goed gemotiveerd bevel neemt de indruk weg dat er lichtzinnig zou zijn omgesprongen met het injunctierecht.

Toch moet ook de mogelijkheid blijven bestaan voor de minister om in hoogdringende gevallen een mondeling bevel te geven, juist omwille van die hoogdringendheid. Dat mondeling bevel dient dan wel binnen korte termijn schriftelijk bevestigd te worden, zodat ook in deze gevallen de motieven en beweegredenen van de minister duidelijk worden.

Opdat ook alle bij het proces betrokken partijen zouden op de hoogte zijn van het hoe en waarom van het door de minister gegeven bevel, wordt bepaald dat een kopie van dat bevel en de motivering ervan bij de processtukken worden gevoegd, tenzij dat in het belang van de openbare orde en de Staat niet opportuun blijkt te zijn. Zelfs in dat geval moet er echter melding worden gemaakt van het feit dat er door de minister van Justitie gebruik gemaakt is van het hem toegekend positief injunctierecht.

Door al deze vereisten toe te voegen, wordt in elk geval vermeden dat er twijfel ontstaat of er in een bepaalde situatie beroep is gedaan op het positief injunctierecht of niet, en zo ja, welke de redenen daarvoor waren.

Martine TAELMAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 274 van het Wetboek van strafvordering wordt aangevuld met het volgende lid :

« Een bevel als bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk en gemotiveerd gegeven. De minister deelt het voorgenomen bevel en de motivering daarvan schriftelijk mee aan de procureur-generaal. Slechts indien het bevel in verband met de vereiste spoed niet schriftelijk kan worden gegeven, kan het mondeling worden gegeven. In dat geval wordt het zo snel mogelijk doch in elk geval binnen een week op schrift gesteld. Een kopie van het in het eerste lid bedoelde bevel wordt, samen met de motivering, door de procureur des Konings bij de processtukken gevoegd. Voor zover de bescherming van de openbare orde of het belang van de Staat zich naar het oordeel van de minister van Justitie daartegen verzet, blijft voeging bij de processtukken achterwege, met dien verstande dat in voorkomend geval bij de processtukken een verklaring wordt gevoegd waaruit blijkt dat een bevel is gegeven. »

19 februari 2009.

Martine TAELMAN.

(1) Sinds de wet van 20 november 1998 is dit injunctierecht ook grondwettelijk vastgelegd in artikel 151 van de Grondwet.