4-62

4-62

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 5 FEBRUARI 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Pol Van Den Driessche aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de ontwikkeling in de jeugdcriminaliteit» (nr. 4-619)

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - Recente verklaringen over de jeugdcriminaliteit nopen mij ertoe enkele vragen te stellen aan de minister.

Brice De Ruyver, criminoloog en voormalig veiligheidsadviseur van oud-premier Verhofstadt, meent dat in Oostende sprake is van een chronische verzuring in en rond de buurt Montmartre. In die buurt zijn de voorbije maanden en jaren zeer ernstige misdrijven gepleegd, die gemeenzaam onder de noemer `zinloos geweld' worden gecatalogeerd. Brice De Ruyver vindt dat de bewuste buurt moet worden gesaneerd en een nieuwe bestemming moet krijgen. De burgemeester van Oostende ziet dat anders en relativeert die uitspraken.

Eveneens deze week verklaarde Glenn Audenaert, de directeur van de federale gerechtelijke politie in Brussel, dat hij op het terrein met twee problemen te kampen heeft. Enerzijds is er de groeiende radicalisering van jonge moslims. Anderzijds heeft zijn korps een technologische achterstand inzake de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Bovendien veroudert het korps zonder dat er opvolging klaarstaat, waardoor heel wat expertise dreigt verloren te gaan.

Deelt de minister de visie van Brice De Ruyver of sluit hij zich eerder aan bij de visie van het Oostendse stadsbestuur? Gaat hij het probleem met het stadsbestuur bespreken?

Is de minister op de hoogte van het standpunt van de directeur van de federale gerechtelijke politie in Brussel, die de toekomst van zijn korps somber inziet en zich bijzonder grote zorgen maakt over de integratie van de jeugd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Wat gaat de minister concreet aan deze problemen doen?

De heer Guido De Padt, minister van Binnenlandse Zaken. - Over de noodzaak om de uitgaansbuurt Montmartre in Oostende te saneren en er een nieuwe bestemming aan te geven, kan ik me als minister van Binnenlandse Zaken moeilijk uitspreken. Een dergelijk opzet moet grondig worden bestudeerd door alle ter zake bevoegde instanties. De korpschef van de lokale politie kan in dat debat zeker een bijdrage leveren, met name wat de specifieke veiligheidsproblemen betreft. De lokale overheid kan vanzelfsprekend ook het zonale veiligheidsplan aanpassen.

De politie en de inlichtingendiensten zijn voldoende gewapend zijn om het probleem van de radicalisering van jonge moslims van nabij te volgen. Zo is er het Plan radicalisme van de regering, dat regelmatig besproken wordt in het ministerieel comité Inlichtingen en Veiligheid.

Als de directeur van de federale gerechtelijke politie in Brussel van mening is dat zijn diensten een technologische achterstand hebben bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en dat hij bovendien kampt met een veroudering van zijn korps, dan verwacht ik dat hij mij onderbouwde dossiers bezorgt via de directeur-generaal van de gerechtelijke politie en de commissaris-generaal van de federale politie en niet via een persmededeling. Als er inderdaad een probleem is, dan zal ik samen met mijn collega van Justitie onderzoeken hoe de beschikbare middelen kunnen worden aangewend.

We zijn ons terdege bewust van dit aspect, dat trouwens een van de acht strategische projecten van de federale politie is in het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011.

Ook tijdens het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie in 2010 zullen de strijd tegen het terrorisme en de ontwikkeling van nieuwe technologieën op het programma staan. Zo zal een Europees netwerk worden gecreëerd voor de follow-up en de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Hieraan zullen de privésector, de publieke sector en de academische wereld deelnemen.

Het probleem van de leeftijdspiramide bij de politie is me voldoende bekend. Het wordt verholpen door een aandachtige monitoring van de instroom.