4-887/2

4-887/2

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

11 DECEMBER 2008


Voorstel van resolutie met betrekking tot de problematiek van de huishoudelijke economie


VERSLAG

NAMENS HET ADVIESCOMITÉ VOOR GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW LIJNEN


1. INLEIDING

Het voorstel van resolutie met betrekking tot de problematiek van de huishoudelijke economie is ingediend op 29 juli 2008. Overeenkomstig artikel 86, § 4, van het reglement van de Senaat heeft het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor vrouwen en mannen besloten om op eigen initiatief een advies te verstrekken aan de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Het Adviescomité heeft dit voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 5, 19 en 26 november 2008 en van 11 december 2008. Op 5 november 2008 werden hoorzittingen gehouden, waarop volgende personen aanwezig waren : mevrouw Pia Stalpaert, nationaal secretaris ACV Voeding en Diensten; de heer Sébastien Delfosse, directeur Public Relations, Federgon; mevrouw Annelies Loosveldt, adviseur zelfstandig ondernemende vrouwen, Markant VZW, en mevrouw Françoise Goffinet, Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.

Op basis van de elementen die tijdens die hoorzittingen bekend werden, heeft het Adviescomité een advies uitgewerkt dat besproken is op 19 en 26 november 2008. Het advies is aangenomen tijdens de vergadering van 11 december 2008.

2. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE INDIENER VAN HET VOORSTEL VAN RESOLUTIE

Toen ze minister van Arbeid was, heeft mevrouw Smet geprobeerd een deel van de huishoudelijke arbeid te regelen. Later heeft ze dit thema ook als Europarlementslid bij de Europese Commissie aangekaart. Het gaat immers om een groot aantal vrouwen die dikwijls in een inferieure positie zitten. Bovendien is huishoudelijke arbeid verricht door derden in veel gezinnen noodzakelijk, maar wordt ze ondergewaardeerd.

Wanneer men de problematiek van huishoudelijke arbeid, verricht bij derden, van dichterbij bekijkt, merkt men dat de werktijden heel verbrokkeld zijn en dat de arbeid verricht wordt bij verschillende werkgevers. Huishoudelijk werk wordt verder gekenmerkt door een gebrek aan sociaal statuut en het wordt voornamelijk verricht door vrouwen.

In het verleden werden de huishoudelijke taken vooral uitgevoerd door thuisblijvende vrouwen. Door de intrede van de vrouwen op de arbeidsmarkt, en als gevolg van het feit dat zij diploma's behaald hebben, worden echter meer en meer huishoudelijke taken uitbesteed aan derden. Deze derden zijn ook vrouwen die op hun beurt gaan werken. Wat kan men doen om het statuut van deze vrouwen te verbeteren ?

Mevrouw Smet analyseert eerst de evolutie van huishoudelijke arbeid en de mogelijkheden om het huishoudelijk werk van vrouwen te verminderen. In eerste instantie kan de herverdeling van de taken tussen mannen en vrouwen de tijdsdruk bij vrouwen verminderen. Men ziet echter dat nog steeds het grootste deel van de huishoudelijke taken door vrouwen verricht worden. Ten tweede is de voorbije jaren het huishoudelijk werk verminderd dankzij hoogtechnologische apparatuur en door het feit dat vele gezinnen buitenshuis eten of kant-en-klare maaltijden nuttigen. Als laatste mogelijkheid is er de uitbesteding van de huishoudelijke arbeid.

De senator somt vervolgens een aantal kenmerken van huishoudelijk werk verricht door derden op. Ten eerste wordt huishoudelijk werk meestal uitgevoerd door vrouwen. Daartegenover staat dat het onderhoud in bedrijven voornamelijk door mannen gedaan wordt. Ten tweede wordt huishoudelijke arbeid meestal in het « zwart » verricht. Schattingen spreken van 260 000 à 295 000 poetsvrouwen jaarlijks actief in België in de jaren '90. Ten derde vertoont huishoudelijk werk meestal verbrokkelde werktijden voor verschillende werkgevers. Bovendien hebben de werknemers over het algemeen geen statuut, geen recht op sociale bescherming, zijn ze nauwelijks op de hoogte van hun rechten en zijn ze niet gesyndiceerd.

De schoonmaaksector betreft voornamelijk laaggeschoolden. In België zijn heel weinig laaggeschoolde vrouwen formeel tewerkgesteld — veel minder dan in sommige andere landen van de Europese Unie. Deze vrouwen zoeken dan andere wegen om toch een inkomen te verwerven, onder meer via zwartwerk in de huishoudelijke sector.

Welke maatregelen bestaan om de huishoudelijke arbeid uit het zwarte circuit te halen ? In België hebben we verschillende maatregelen — met min of meer succes — gekend : de dienstboden, PWA en de dienstencheques. De regeling van het statuut van de dienstboden heeft weinig succes gehad. Later heeft Michel Hansenne het concept van de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen (PWA) gelanceerd. Als minister van Arbeid heeft Miet Smet de PWA's opgelegd aan alle gemeenten. Veel werklozen konden zo wat bijverdienen, bovenop de werklozenvergoeding.

De derde maatregel betreft het invoeren van dienstencheques, die in eerste instantie bedoeld waren voor schilderwerken thuis, zodat deze niet meer in het zwart zouden gebeuren. Het succes van het initiatief werd duidelijk doordat het voorziene budget reeds na enkele maanden op was.

Later heeft minister van Arbeid Onkelinx het dienstenchequestelsel aangepast tot de huidige vorm. Niet alleen werklozen en leefloners konden in dit systeem stappen, maar ook huisvrouwen die geen enkele verloning genieten. Het huidige systeem van de dienstencheques is heel succesvol. Toch dient gezegd te worden dat het aantal jobs die ermee gecreëerd worden vrij beperkt is; het activeert vooral kansengroepen.

Senator Smet wijst op de plus- en minpunten van het dienstenchequesysteem. Het maakt de combinatie van arbeid en gezin gemakkelijker; het bereikt een kwetsbare groep werknemers en zorgt voor de activering van deze personen; het verschaft een statuut aan mensen die huishoudelijk werk verrichten; het is eenvoudig in gebruik en voordelig voor de gebruiker en het is een bekend systeem met een grote impact. Het grootste minpunt daarentegen is dat het systeem financieel erg belastend is voor de overheid.

Mevrouw Smet wijst erop dat de problematiek van de huishoudelijke arbeid kan worden vergeleken met de evolutie van kinderopvang. Vroeger bleven de vrouwen thuis om hun kinderen zelf op te vangen. Geleidelijk is kinderopvang een beroep geworden. Dit geldt eveneens voor bejaardenzorg. Bijgevolg moet ook huishoudelijke arbeid een volwaardig beroep worden.

Welke weg wordt door andere landen gevolgd om de huishoudelijke arbeid te legaliseren en een bepaald statuut en aanzien te geven ? Poetsvrouwen hebben namelijk zelf het gevoel dat ze niet meetellen in de maatschappij. Ze krijgen te weinig waardering. In sommige landen werden CAO's gesloten tussen de sociale partners. Dit veronderstelt dat er zowel werkgeversorganisaties als vakbonden bestaan voor personen die tewerkgesteld worden in de huishoudelijke economie.

Op Europees niveau ondersteunt het Equal-programma van het Europees Sociaal Fonds twee projecten die relevant zijn in het kader van deze problematiek. Een van deze projecten, « Home Managers » in België, is een initiatief van Vokans en Markant en wordt gerealiseerd met Europese subsidies. Het project bestaat uit 3 facetten :

— een brede opleiding van werkneemsters tot huishoudhulp, « home managers » genaamd;

— een opleiding voor vrouwen om zelfstandig ondernemer van een dienstenchequebedrijf te worden;

— de bedrijven effectief te laten oprichten en de « home managers » in contact te brengen met dienstenchequebedrijven.

Dit project heeft duidelijk een opwaardering van het beroep van huishoudelijke hulp nagestreefd.

In Frankrijk bestaan eveneens initiatieven, gesteund door de Europese Unie, om het ondernemerschap op het vlak van huishoudelijke arbeid te promoten, met name de Association pour le droit à l'initiative économique (ADIE). Ondernemers richten zich dankzij dit project op de markt van de huishoudelijke economie, geholpen door de microfinancieringen van het ADIE.

Wat kan men doen om het grote aantal vrouwen dat in België in de huishoudelijke economie tewerkgesteld is aanzien en statuut te geven ? In de eerste plaats moeten de sociale partners de nodige aandacht besteden aan de problematiek van de huishoudelijke arbeid. Ten tweede moet huishoudelijk werk erkend worden als een volwaardig beroep. Bijgevolg moet er een omvattend statuut voor uitgewerkt worden.

Bovendien moeten de bestaande opleidingsmogelijkheden voor de huishoudelijke arbeidsters geëvalueerd worden en waar nodig bijgestuurd en uitgebreid worden. Men zou ook statistieken over het verschijnsel van de huishoudelijke economie moeten verzamelen en onderzoek vanuit de overheid naar het onderwerp verrichten.

Tot slot zou een diepgaand onderzoek moeten worden ingesteld naar de zwarte huishoudelijke arbeid, met onder meer gegevens over het aantal inwoners van enkele nieuwe Europese lidstaten actief in deze sector.

Mevrouw Smet sluit haar uiteenzetting af met de opmerking dat haar voorstel van resolutie zeker nog kan worden aangevuld met bepaalde wensen en verzuchtingen.

3. HOORZITTINGEN

3.1. Uiteenzetting door mevrouw Pia Stalpaert, nationaal secretaris, ACV Voeding en Diensten

Mevrouw Stalpaert is nationaal secretaris van ACV Voeding en Diensten, een ACV-centrale die zich vooral bezighoudt met de loon- en arbeidsvoorwaarden van werknemers uit de voedings- en dienstensectoren. Voeding omvat de voedingsbedrijven, voedingshandel, horeca. Diensten slaat op minder bekende sectoren in de arbeidsmarkt, de nieuwe sectoren zoals de bewakingssector, de schoonmaaksector en de dienstenchequewerknemers, de dienstboden en het hele pakket van de huishoudelijke arbeid.

De vakbond heeft de boodschap van mevrouw Smet goed begrepen : we moeten meer aandacht hebben voor de grote groep schoonmakers die in tal van sectoren werken en waarvan 99 % vrouw is.

Er werken schoonmakers in scholen, bedrijven, horecazaken en — meer verdoken — in huishoudens. Die werknemers zijn soms moeilijk bereikbaar. Ze moeten een statuut krijgen, zodat de vakbond hen kan benaderen en zodat zij zich ook tot de vakbond kunnen richten.

De International Labour Organization (ILO) zal in 2010 een commissie opstarten rond huishoudelijk werk met het oog op de goedkeuring van een conventie in 2011. In voorbereiding daarvan zamelen vakbonden, vrouwenorganisaties en NGO's nu informatie in. Op de website www.domesticworkerrights.org kan een overzicht van internationale initiatieven worden gedownload.

De dienstencheques hebben een heel grote financiële impact. De vakbonden moeten vaststellen dat ze nu goede loon- en arbeidsvoorwaarden kunnen afspreken. Het paritaire subcomité 322.01 is bevoegd voor overleg over de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers die met dienstencheques worden tewerkgesteld. In dat subcomité is mevrouw Stalpaert woordvoerder van het ACV. Ook het ABVV en de werkgevers zijn in dat paritaire comité vertegenwoordigd.

Vervolgens gaat mevrouw Stalpaert dieper in op het systeem van de dienstencheques. Senator Smet heeft de technische kant al in haar inleidende uiteenzetting toegelicht. Spreekster wil daaraan toevoegen dat het systeem voor de werknemer het grote voordeel biedt dat er een arbeidsovereenkomst bestaat. Het systeem is een van de eerste activeringsplannen dat niet alleen voor werklozen, maar voor elke geïnteresseerde open staat. Iedereen kan er in stappen. De bedoeling hiervan is dat ook zwartwerkers en thuisblijvers die niet aan het officiële arbeidsleven participeren een opstap naar het reguliere arbeidscircuit kunnen maken.

Er worden officiële loonschalen gevolgd. De lonen zijn vergelijkbaar met de lonen van de kappers of van de werknemers in de distributiesector. Die lonen zijn dus niet zo heel laag; het gaat om normale minimumlonen. We stellen trouwens vast dat heel wat werkgevers een loon bieden dat hoger ligt dan het minimumloon; waarschijnlijk is dat voor een deel te wijten aan de krapte op de arbeidsmarkt.

Er wordt ook een eindejaarspremie uitbetaald. Dit jaar zal die voor de eerste maal via een eigen sociaal fonds worden uitbetaald. De sociale partners hebben in het paritaire comité afgesproken om vóór 25 december een eindejaarspremie uit te betalen die 4 % van het bruto jaarloon bedraagt. Er is zelfs al een kleine syndicale premie ter waarde van 50 euro. Op die manier worden de betrokkenen aangemoedigd zich bij een vakbond aan te sluiten en zo krijgt ook de vakbond een beter zicht op de sector. Bij de jongste sociale verkiezingen werden in de sector van de dienstencheques 150 ACV-militanten tot afgevaardigde verkozen. Kortom, de normale arbeidsvoorwaarden worden geleidelijk in de sector geïntroduceerd. De werknemers bouwen rechten op inzake sociale zekerheid, ziekte, invaliditeit, pensioen, jaarlijkse vakantie, ...

Wie valt onder het paritaire comité 322.01 ? Grosso modo gaat het om twee groepen : de uitzendkantoren met een divisie waarin mensen met dienstencheques worden tewerkgesteld en de bedrijven die een erkenning als dienstenchequebedrijf hebben aangevraagd.

Niet onder het paritaire comité vallen de bedrijven die weliswaar een afdeling voor dienstencheques hebben, maar die in hoofdzaak een andere activiteit uitoefenen. Die bedrijven zijn verplicht de loon- en arbeidsvoorwaarden van het hoofdparitaire comité na te leven. Mevrouw Stalpaert geeft een voorbeeld. Een schoonmaakbedrijf, dat onder het paritaire comité 121 valt, start met een afdeling voor dienstencheques. In dat geval moeten de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de schoonmaaksector worden nageleefd. Als het bedrijf dat niet wil, dan moet het een aparte juridische entiteit oprichten.

De bedoeling van het systeem was tegen 2007 25 000 banen te creëren, vooral voor laaggeschoolden, en het zwartwerk in reguliere tewerkstelling om te zetten. Op 31 december 2007 waren in de sector 61 000 mensen tewerkgesteld en op 31 december van dit jaar zullen dat er nog meer zijn. De oorspronkelijke doelstelling is dus ruim gehaald.

Wie zit er in het systeem ? Dienstencheques zijn eigenlijk een vrouwenzaak, zowel aan de kant van de gebruiker, als aan de kant van de werknemer. Zeventig procent van de gebruikers zijn vrouwen en we zien twee leeftijdspieken. Het gaat vooral om vrouwen tussen 30 en 50 jaar, vrouwen met een drukke loopbaan die een oplossing zoeken voor de combinatie arbeid en gezin, en vrouwen boven de 75. We moeten er wel voor waken dat we het stelsel van de dienstencheques, dat eigenlijk behoorlijk duur is, niet vercommercialiseren of gebruiken als alternatief voor zorg. Dat mag de bedoeling niet zijn. We moeten de huishoudelijke arbeid inderdaad regulariseren, maar de grens tussen zorg en huishoudelijke arbeid is soms moeilijk te trekken.

Zoals gezegd zijn 98,4 % van de werknemers in het dienstenchequesysteem vrouwen. Vijfentwintig procent is jonger dan 30 jaar en zestig procent is tussen 30 en 50 jaar. De werknemers jonger dan 30 jaar geven soms een beetje problemen, zeker de mensen jonger dan 25 jaar : voor jonge vrouwen is poetsen een weinig aantrekkelijke activiteit.

De motivatie van vrouwen om in het systeem te komen werken, is heel divers, maar voor heel veel vrouwen is het wel een bewuste keuze. Werk hebben dicht bij huis is een van de belangrijkste redenen om in het systeem te stappen. De verplaatsing gebeurt heel vaak met de fiets of de bromfiets. Klanten die dichtbij wonen, in de eigen straat, het eigen dorp of het nabijgelegen dorp, hebben de voorkeur.

Het aspect flexibiliteit kan zowel een positieve als negatieve stimulans zijn. We kennen werkgevers die de mensen die ze in dienst nemen, vragen welke arbeidstijden hen het beste uitkomen. Voor jonge vrouwen met kinderen is flexibiliteit natuurlijk een luxe. Kunnen werken tijdens de schooluren is belangrijk en dat kan in de reguliere sector een probleem vormen. Daar wordt immers op moeilijke uren gewerkt. De schoonmaak in bedrijven of kantoren, bijvoorbeeld, moet gebeuren wanneer het personeel er niet is, dus vóór acht uur of half negen 's morgens of na zes uur 's avonds. Dat zijn natuurlijk geen interessante uren. De kans is daarom groot dat mensen voor de traditionele uren zullen kiezen en overstappen naar de dienstenchequebedrijven. Voor heel veel mensen is de hoogte van het loon minder belangrijk dan de uren en het dicht bij huis kunnen werken.

Voor een aantal vrouwen is de dienstencheque een goed alternatief voor zwartwerk. Het komt ook voor dat werknemers zich samen met hun werkgevers aanbieden om zich te regulariseren.

De motivatie om uit het dienstenchequesysteem te stappen kan van velerlei aard zijn. Soms is de flexibiliteit een probleem, maar ook de fysieke en psychische belasting mogen niet worden onderschat. Schoonmaken is een eenzaam beroep. De meeste poetsvrouwen werken alleen en hebben geen contact met collega's of klanten. Vooral jonge vrouwen hebben daar problemen mee. Ze zijn in het dienstenchequesysteem gestapt omwille van de interessante uren en de nabijheid van de werkplaats, maar stappen er weer uit wegens de eenzaamheid en de daarmee gepaard gaande psychische belasting.

Een goede begeleiding, vorming en contact met collega's is belangrijk voor de werknemers die met dienstencheques werken.

Er zijn uiteraard ook negatieve ervaringen, maar die hebben voornamelijk te maken met malafide werkgevers. Het probleem mag evenwel niet veralgemeend worden. In het begin was er inderdaad misbruik en fraude, maar geleidelijk aan proberen het paritaire comité en de erkenningcommissie van de schoonmaaksector die malafide praktijken te bestrijden.

Vele buitenlandse vrouwen doen een beroep op de dienstencheques, als werknemer én als werkgever. Enkele weken geleden werd op de ACV-zetel een vergadering voor Poolse werknemers gehouden. Op die vergadering waren ook Poolse werkgevers aanwezig die trachten in België met dienstencheques een service uit te bouwen. De Poolse werkgevers vonden het niet erg dat hun werknemers zich bij de vakbond aansloten.

Het dienstenchequesysteem moet in de eerste plaats gericht zijn op laaggeschoolden. In de praktijk heeft 50 % van de werknemers een diploma hoger secundair onderwijs en 5 % zelfs een diploma hoger onderwijs.

Het dienstenchequesysteem moet een duurzaam en gestructureerd instrument worden. Dit is de enige manier om van huishoudelijke arbeid regulier werk te maken en die arbeid te professionaliseren.

Als sociale partner heeft het ACV een voorstel gedaan aan de minister van Werk om de arbeidsovereenkomsten in het kader van de dienstencheques te verbeteren en ze meer aan te passen aan de wetgeving op de arbeidsovereenkomsten, zonder al de uitzonderingen die aanvankelijk golden. Zo is de invoering van minimum drie uren per prestatie een verbetering. Het ACV pleit ook voor zo weinig mogelijk contracten van bepaalde duur.

Voorts moet nog veel meer worden geïnvesteerd in de begeleiding en opleiding van mensen.

Wat het budget betreft, zijn de sociale partners vragende partij om de gebruiker meer te laten betalen. Het ACV heeft dit bij de minister verdedigd. Vanaf 1 januari 2009 wordt de prijs van een dienstencheque 7,50 euro. Na de belastingaftrek van 30 % komt dit neer op een prijs van 5,25 euro, wat zeker nog concurrentieel is en voordeliger dan de prijs van zwartwerk. Nu is wel bepaald dat de prijs van de dienstencheque wordt geïndexeerd. Waarom zou het loon van een poetsvrouw niet evengoed geïndexeerd mogen zijn als dat van een andere werknemer ? We moeten blijven streven naar de waardering en financiële erkenning van vrouwelijke arbeid.

Kortom, het ACV pleit voor een betere controle op het systeem van dienstencheques en meent dat nagedacht moet worden over een andere financiering. Vandaag kosten de dienstencheques aan de overheid één miljard euro, uiteraard met een terugverdieneffect dat volgens sommigen tussen de 40 en de 50 % bedraagt, maar dat is moeilijk aan te tonen. Daarover moeten betere studies worden gemaakt. In ieder geval is dit voorstel van resolutie een interessante aanzet om huishoudelijk werk als reguliere tewerkstelling te beschouwen.

3.2. Uiteenzetting door de heer Sébastien Delfosse, directeur Public Relations, Federgon

De heer Delfosse wenst dieper in te gaan op een aantal interessante punten waarop mevrouw Stalpaert reeds de aandacht heeft gevestigd.

Federgon is een werkgeversorganisatie die verschillende sectoren vertegenwoordigt. De bekendste sector is die van de uitzendarbeid, die de uitzendbureaus groepeert. Ze vertegenwoordigt ook wervings- en selectiebureaus, outplacementbureaus en de Interim Managementbureaus. De Diensten aan Particulieren groeperen de dienstenchequebedrijven.

Naast de werkgeversorganisaties van de metaal- en de textielsector is Federgon de werkgeversfederatie van de partners voor werk, alle dienstverleners die werken met menselijk kapitaal.

Er zijn zeer veel erkende dienstenchequebedrijven. Slechts vijftig daarvan zijn lid van Federgon, maar ze zijn goed voor meer dan 30 000 werknemers, wat niet onaanzienlijk is. De werkgeversorganisatie heeft momenteel 130 000 klanten. In 2007 bedroegen haar prestaties maar liefst zeventien miljoen uren. Ze vertegenwoordigt ongeveer 40 % van de dienstenchequemarkt.

De heer Delfosse is het niet helemaal eens met de stelling dat het aantal werknemers in de dienstenchequesector beperkt zou zijn. In 2008 zal het aantal werknemers in het dienstenchequecircuit oplopen tot 118 000 of 119 000. In 2009 zal dat 130 000 zijn. Dit zijn cijfers van de RVA. Ze hebben betrekking op werknemers die in de loop van het jaar gewerkt hebben.

In december zal het Sociaal Fonds voor de Dienstencheques aan 55 000 dienstenchequewerknemers een eindejaarspremie van 4 % uitbetalen. Wie minstens 65 dagen, hetzij meer dan drie maanden, in de sector gewerkt heeft, heeft daar recht op.

De redenen voor het succes van het systeem zijn onder meer de aantrekkelijke prijs voor de klant. Federgon meent dat die prijs verhoogd kan worden. Na de verhoging op 1 januari 2009, zal de kostprijs na belastingaftrek 5,25 euro zijn, wat nog veel lager is dan de gangbare prijzen voor zwartwerk.

De sociale partners, zowel de werkgevers als de werknemers, hebben in het paritair comité een verhoging gevraagd van de prijs die door de gebruiker wordt betaald. Toch mag men daarin niet overdrijven, want als het verschil met de prijs voor zwartwerk afneemt, wordt het systeem minder aantrekkelijk.

Een tweede aspect dat het systeem van dienstencheques voor de klant interessant maakt, is dat het een legale oplossing biedt. Iedereen verkiest werk binnen een legaal systeem boven het risico van illegaal zwartwerk.

Nog een andere reden voor het succes is de aanwezigheid van een tussenpersoon tussen klant en werknemer. Dat staat in het voorstel van resolutie. De werknemers hebben ook een aantal voordelen. Velen van hen zijn in het systeem van dienstencheques gestapt om een baan te hebben, maar ook omwille van de flexibele werkuren. Wellicht laat dit fenomeen zich het hardst voelen in de schoonmaaksector. Vele werknemers zijn overgestapt van de reguliere schoonmaaksector naar de dienstencheques. Dat geldt ook voor de distributiesector. Daar gelden immers verbrokkelde uurroosters : er moet 's ochtends, 's middags en in de vooravond gewerkt worden, met lange pauzes daartussenin. Dankzij de dienstencheques kunnen vele werknemers — bijna allemaal vrouwen — hun gezin beter combineren met hun werk. Ook het statuut van de werknemers is beter. Sommigen zullen wel opwerpen dat het nog onvolmaakt is, maar het bestaat en het evolueert.

De tussenpersoon is een belangrijke factor in de geslaagde overgang van zwartwerk naar reguliere arbeid. Hij is de noodzakelijke schakel tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, maar hij is ook nodig om andere redenen. Spreker citeert als voorbeeld de uitbesteding van de taken van de juridische werkgever. Één van de redenen waarom het statuut van dienstbode niet goed heeft gewerkt, was dat het voor een particulier moeilijk is om ten volle werkgever te worden. De sociale en fiscale wetgeving is complex. Dat geldt ook voor de administratieve verplichtingen van de werkgever. Hij moet aangifte doen bij de RSZ, wat niet gemakkelijk is, een planning, uurroosters en afwezigheden bijhouden. Hij moet bovendien instaan voor de opleiding van het personeel. De uitbesteding van huishoudhulp aan een gespecialiseerd bedrijf heeft een grote toegevoegde waarde, wat het belang van een tussenpersoon in de huishoudelijke economie verklaart.

In de resolutie worden de kenmerken geschetst van de uitbesteding van de huishoudelijke hulp. De heer Delfosse vergelijkt de drie bestaande systemen met elkaar : het klassieke huishoudpersoneel, de dienstencheques en de PWA. Vele kenmerken zijn gelijklopend in de drie systemen. Er worden hoofdzakelijk vrouwen tewerkgesteld die op moeilijke uren moeten werken. De klassieke huishoudhulp gebeurt meestal in het zwart. Zowel bij de dienstencheques als bij de PWA is dat niet het geval.

De klassieke dienstboden werken gedurende enkele uren per week, in het systeem van dienstencheques is dat afhankelijk van de wensen van de werknemer, want het systeem moedigt hem zoveel mogelijk aan om zoveel mogelijk uren te presteren. In de PWA zijn de prestaties beperkt tot 45 uur per maand.

In het klassieke systeem hebbende dienstboden één of meerdere werkgevers, maar in het systeem van dienstencheques hebben ze juridisch maar één werkgever, ook al hebben ze meerdere klanten. Voor de PWA-er is er geen werkgever : de betrokkene blijft werkloze en heeft geen arbeidsovereenkomst.

In het systeem van dienstencheques heeft de werknemer een sociaal statuut. Bij zwartwerk heeft hij geen statuut en de PWA-er blijft een werkloze met een uitkering.

Het systeem van dienstencheques onderscheidt zich van de twee andere doordat het een sociale bescherming biedt. Voor dienstboden en in de PWA is er geen sociaal overleg. Dat is er wel in het systeem van dienstencheques. Het is dankzij dit overleg dat het statuut in de dienstenchequesector evolueert. Die evolutie voltrekt zich trouwens steeds sneller.

Wat de kwaliteit en de duurzaamheid van de betrekkingen betreft, wordt het systeem van de dienstencheques soms in een slecht daglicht geplaatst. Dat is onterecht. In tegenstelling tot wie zwartwerk doet, heeft de werknemer in het systeem van dienstencheques een volwaardig sociaal statuut, met recht op vakantiegeld, een vergoeding voor feestdagen, een eindejaarspremie. Dat is een grote stap vooruit.

Sedert 2006 heeft het paritair comité 322.01, waarin 80 % van de werknemers in het systeem van de dienstencheques vertegenwoordigd zijn, al heel wat werk verricht : het heeft bijvoorbeeld een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten over de vakbondsdelegaties en een sectoraal akkoord over de vergoeding van verplaatsingskosten, een eindejaarspremie en een vakbondspremie.

Op 22 oktober jongstleden hebben de sociale partners ook een akkoord afgesloten met het oog op de verbetering van de contracten. Op initiatief van de sociale partners werd al een jaar onderhandeld over de manier waarop de kwaliteit van de contracten kan worden verbeterd. De sociale partners hebben een ontmoeting gehad met de minister van Werk om dit akkoord om te zetten in de wetgeving, wat nu snel zal gebeuren.

De sector is nog jong; hetzelfde geldt dus voor de zelfregulering. Toch maken de werkgevers daar actief werk van, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van een kwaliteitslabel en een deontologische code.

Er is soms ook sprake van misbruiken. Voor Federgon lijdt het geen twijfel dat misbruiken bestraft moeten worden en daarom zijn verscherpte controles nodig. Zowel werkgevers als sociale partners zijn daarvoor vragende partij.

De huishoudelijk economie is een sector met aanzienlijke groeikansen. Dat is niet alleen zo in het systeem van dienstencheques, of in België. Er is een Europese dynamiek merkbaar in deze sector. Federgon heeft veel contacten met buitenlandse werkgeversorganisaties.

De sector van de persoonlijke dienstverlening heeft enorme groeikansen in de reële economie. Enerzijds is er een groot aanbod van laaggeschoolde werkkrachten die moeilijk aan werk geraken op een arbeidsmarkt die steeds meer op de verlening van diensten gericht is. Anderzijds zal de vraag in de komende jaren om twee redenen blijven stijgen : ten eerste zal de dienstensector in een samenleving met steeds meer tweeverdieners en alleenstaande ouders de daarmee gepaard gaande problemen van combinatie van arbeid en gezin kunnen opvangen, en ten tweede zal de sector tegemoet kunnen komen aan de stijgende vraag naar persoonlijke bijstand die voortvloeit uit de vergrijzing van de bevolking. Dankzij de persoonlijke dienstverlening blijven ouderen ook langer zelfredzaam en kunnen ze thuis blijven wonen.

Deze economische groeipool zal zich blijven ontwikkelen en onder bepaalde voorwaarden evolueren. Voor de dienstencheques moeten de kosten van het systeem onder controle gehouden worden en moet er voorzien worden in structurele financiering. De sociale partners vragen dat al lang en de overheid begint nu op die vraag in te gaan, althans gedeeltelijk.

Er kan ook gedacht worden aan een uitbreiding van de activiteiten, zonder zich te beperken tot de dienstencheques. We moeten durven te kijken naar wat in de buurlanden gebeurt. In Frankrijk is het systeem veel minder gesubsidieerd, maar de toegestane activiteiten zijn veel ruimer. Er worden dus veel meer banen gecreëerd.

Ongeacht welk systeem de voorkeur krijgt, is het belangrijk dat aan de bedrijven, de werkgevers en de werknemers voldoende rechtszekerheid wordt geboden.

3.3. Uiteenzetting door mevrouw Annelies Loosveldt, adviseur Zelfstandig Ondernemende Vrouwen, Markant VZW

Mevrouw Loosveldt geeft eerst een woordje uitleg over Markant VZW. Markant is een netwerk van ondernemende vrouwen die in alle openheid ontmoeting, persoonlijke ontplooiing en zorg voor de samenleving nastreven. In Vlaanderen zijn er een driehonderdtal lokale kernen van Markant actief. Bovenlokaal werkt Markant met beroeps- en leeftijdsgroepen. De vereniging richt zich vooral tot de doelgroep van hoogopgeleide, beroepsactieve vrouwen. Ze concentreert zich op drie actieterreinen : vrije tijd, vooral dan in de lokale kernen; ondernemen en stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap; carrièrenetwerk voor vrouwelijke kaderleden.

Precies vanuit de bezorgdheid voor de combinatie tussen arbeid en gezin is het project « Home Manager », waarnaar in de resolutie wordt verwezen, tot stand gekomen. Het project komt tegemoet aan vier bekommeringen van Markant : ten eerste, respect voor en erkenning van huishoudelijk werk — een erkenning die honderdduizenden vrouwen die actief zijn in de huishoudelijke sector, tot op vandaag niet krijgen –; ten tweede, degelijke en duurzame tewerkstelling van « kort geschoolden »; ten derde, kansen creëren voor vrouwen door ze te ondersteunen in de combinatie van arbeid en gezin; en ten laatste, het vrouwelijk ondernemerschap in de huishoudelijke sector ondersteunen.

« Home Manager » biedt twee opleidingen aan. De eerste, ingericht door Vokans, richt zich tot de home managers, dit is de hulp in het huishouden. De tweede, ingericht door Markant, is gericht op vrouwen die een zaak in de huishoudelijke dienstverlening willen starten. In die opleiding voor bedrijfleidsters wordt aandacht besteed aan alle aspecten van startend ondernemen en aan competentieversterking van zowel de vrouwelijke ondernemers als van de home managers die ze in dienst zullen hebben. De nood aan opleiding en begeleiding van home managers kwam reeds herhaaldelijk aan bod. Dit project houdt daarmee ten volle rekening. Markant heeft een brochure uitgegeven over de resultaten van het project met inbegrip van een tevredenheidsonderzoek bij de gebruikers.

Markant heeft vijf opleidingen voor bedrijfsleidsters georganiseerd, één in elke provincie. Vandaag zijn er 14 dienstverlenende bedrijven die 290 werknemers in dienst hebben en diensten leveren aan 1500 gezinnen in Vlaanderen. Op anderhalf jaar tijd kan de vereniging dus een mooi resultaat voorleggen. Vrouwen met een dienstenchequebedrijf vergaderen maandelijks in het netwerk van « Home Managers », waar ze van gedachten kunnen wisselen over onderwerpen die hen na aan het ondernemershart liggen.

Het project heeft aangetoond dat dienstenchequebedrijven op mensenmaat succesvol en gewild zijn. Ze behouden nauwe banden met de lokale gemeenschap en verhogen de leefkwaliteit van de gebruikers. Bovendien is de werkgever persoonlijk betrokken bij de klant en de werknemer en hanteert hij de deontologie van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Markant is dan ook erg blij dat het project in deze resolutie is opgenomen.

De vereniging beveelt echter aan om ook het ondernemerschap in de sector te beklemtonen. Daarin schuilt precies de kracht van het project « Home Manager ». Het biedt maatwerk voor de klant, maar ook en vooral persoonlijke begeleiding van de werknemers. Dat heeft voordelen ten opzichte van grootschalige uitzendbureaus en andere bedrijven.

Om het systeem duurzaam te houden is er niet alleen nood aan voldoende werknemers, maar moet ook het ondernemerschap in de sector worden gestimuleerd. Markant van zijn kant zal het vrouwelijk ondernemerschap daarbij extra stimuleren. Voor het project « Home Manager » is het systeem van de Equal-subsidie van het Europees Sociaal Fonds ten einde, maar er zijn besprekingen aan de gang met opleidingscentra, zowel voor werknemers als voor vrouwelijke ondernemers, om daar een vervolg aan te geven.

Rechtszekerheid is belangrijk voor de betrokken bedrijven. Het betreft kleinschalige bedrijven die extra kwetsbaar zijn voor veranderingen die door de overheid worden opgelegd. Iedereen is het erover eens dat de financiële sterkte — of zwakte — van het systeem een aandachtspunt moet zijn en dat de bijdrage van de gebruiker omhoog kan, maar dat de marge voor de bedrijven nu al minimaal is. Aan die marge kan niet worden geraakt als we blijvend kwaliteit willen bieden aan werknemers en klanten. Een aantal weken geleden werd beslist dat dienstenchequebedrijven niet langer kunnen worden erkend als invoegbedrijven in de sociale economie. Daarover is geen overleg met de sector geweest, hoewel dit belangrijke gevolgen heeft voor de tewerkstelling van kansarme groepen en de financiële draagkracht van de betreffende ondernemingen.

Een grondig onderzoek naar zwarte huishoudelijke arbeid en naar huishoudelijke economie in het algemeen is ten zeerste aan te bevelen. Zeker voor een vrouwenorganisatie gaat het om een nieuwe belangrijke bron van informatie die een beter zicht kan geven op de noden en behoeften van de sector in het kader van de combinatie arbeid en gezin. Markant is dan ook grote voorstander van een goed statuut voor mensen die huishoudelijk werk doen. Vandaar ook haar inspanningen in het kader van het project « Home Manager ». Het is belangrijk dat het systeem alle kansen krijgt om te blijven bestaan. Of er behoefte is aan een apart statuut daarnaast moet worden onderzocht.

Mevrouw Loosveldt besluit dat het goed zou zijn om het belang van het ondernemerschap in de resolutie op te nemen en om voldoende middelen uit te trekken voor de opleiding van werknemers en ondernemers in deze sector.

3.4. Uiteenzetting door mevrouw Françoise Goffinet, attachée, Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen

Mevrouw Goffinet dankt mevrouw Smet voor het gepresteerde werk. Destijds al heeft zij in België het beleid inzake vrouwenemancipatie en kansengelijkheid uit de startblokken geholpen. Het voorstel van resolutie sluit daarbij aan.

Spreekster zou een parallel willen trekken met wat begin de negentiger jaren is gedaan voor het paritair comité 318 dat bevoegd is voor het personeel in de gezins- en bejaardenhulp. Uit een praktijkonderzoek kwamen destijds de problemen naar voren waarmee thuiswerkende vrouwen af te rekenen hebben. Het ging om problemen die te maken hebben met isolement, materiaal, ongewenste intimiteiten en pesterijen, en gebrek aan respect. Zo kwam men ertoe deel te nemen aan een actieplan dat steunde op een Europees project en hoofdzakelijk op vorming en opleiding was gericht. Dankzij opleidingen knopen die vrouwen immers relaties aan met collega's, maar ook met de vakbonden.

Mevrouw Goffinet wenst ook te beklemtonen dat het betaald educatief verlof ongelukkig genoeg nog steeds voor 80 % door mannen wordt genomen.

Er moeten nog heel wat inspanningen worden gedaan inzake opleidingen voor wie in de sector van de dienstencheques werkt en ook voor bedrijfsleiders. Vorig jaar heeft een Waals dienstenchequebedrijf uit de sociale economie de Waalse Prijs voor Personeelsbeheer gekregen. We moeten die goede praktijkvoorbeelden blijven opsporen.

Inzake opleiding is het Instituut nog op andere problemen gestuit. Sommige laaggeschoolde vrouwen zijn mentaal niet bereid om aan een opleiding deel te nemen. Met dat aspect moet rekening worden gehouden en dus moet men overwegen om assertiviteitstrainingen te organiseren.

Spreekster komt tot het probleem van de vervanging. Wat gedaan als die werkneemsters een opleiding volgen ? In het actieplan werden destijds de lonen en werkgeversbijdragen voor de opleidingsuren aan de werkgever terugbetaald. Dat is een niet te verwaarlozen aspect.

Het Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk heeft een bijzonder interessant rapport opgesteld over de genderdimensie van veiligheid en gezondheid op het werk (1) . In overwegend vrouwelijke sectoren wordt bij risico-evaluaties met dat aspect onvoldoende rekening gehouden.

De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg heeft met de hulp van het Europees Sociaal Fonds verschillende projecten gerealiseerd over spier- en skeletaandoeningen en lagerugpijn (2) . Dat bijzonder interessante werk kan de sector van de dienstencheques ten goede komen.

Bijgevolg kan mevrouw Goffinet niet anders dan de zeven aan de regering voorgestelde punten inzake onderzoek over opleidingen steunen.

In zijn onderzoek naar de genderdimensie van gezondheid op het werk heeft Laurent Vogel, professor van de studie- en onderzoeksgroep « Genre et Migration » aan de ULB, aangetoond dat vrouwen in de huishoudelijke sector, die dus onafgebroken huishoudelijk werk verrichten, thuis en voor een werkgever, meer gezondheidsproblemen hebben dan vrouwen in andere sectoren. We mogen dat onderzoeksspoor niet verwaarlozen. Bijgevolg is het noodzakelijk dat er ter zake zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek wordt verricht.

In september werd in Frankrijk een rapport gepubliceerd met de titel Les services à la personne : bilan et perspectives (3) , waaruit blijkt dat er belangrijke voorstellen bestaan, in het bijzonder om de opleidingen te reorganiseren. Het Europese programma EQUAL is weliswaar niet langer een financieringsbron, maar in het raam van programma's als Progress kunnen we beslist interessante projecten met onze buurlanden opzetten. Zoals andere sprekers hebben beklemtoond, moeten we aandacht hebben voor de Europese strategie inzake werkgelegenheid en inzake de zogenaamde flexicurity, in het bijzonder dan in de huishoudelijke sector.

3.5. Gedachtewisseling

Mevrouw Lijnen vraagt waarom het statuut van de dienstboden nooit goed heeft gefunctioneerd.

Het systeem van de dienstencheques is bijzonder duur. Het succes ervan is echter duidelijk : het maakt de combinatie mogelijk van werk en gezin doordat het de uitbesteding van huishoudelijk werk voor vele gezinnen bereikbaar maakt. De senator is het eens met collega Smet dat de dienstencheques te goedkoop zijn. De doelgroep bestaat echter heel vaak uit gezinnen waar beide partners werken, daardoor vaak in de hoogste inkomensschijf terechtkomen en voor andere diensten, zoals voor kinderopvang, het maximumbedrag moeten betalen.

Bij zwartwerk worden geen sociale lasten of belastingen afgehouden en wordt een nettoloon uitbetaald. Als dienstencheques duurder worden voor de gebruikers, zijn ze voor een groot aantal gebruikers niet langer toegankelijk. Wat is dan het alternatief voor de te dure dienstencheques ? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat dienstencheques tegelijk succesvol en niet te duur zijn ? Volgens spreekster zou een mogelijk alternatief kunnen zijn dat bedrijven dienstencheques als extralegaal voordeel kunnen aanbieden.

Voorts is het noodzakelijk dat we het hele belastingstelsel herbekijken. Lonen worden heel zwaar belast : het verschil tussen werken en niet werken is vaak erg klein. We kunnen dat niet oplossen met kleine aanpassingen. We moeten ervoor zorgen dat arbeid in alle sectoren loont en dat de belasting op arbeid naar omlaag kan.

Mevrouw Smet wenst te weten wat het standpunt van de vertegenwoordigde organisaties is omtrent de uitbreiding van het systeem van de dienstencheques naar de buitenschoolse kinderopvang en de thuisopvang van kinderen. Sommige organisaties vragen trouwens dat de dienstencheques, net zoals de maaltijdcheques, in het loonpakket zouden worden opgenomen. Ook in de Kamer van volksvertegenwoordigers werden reeds voorstellen in die zin besproken.

Klopt het dat het paritaire comité waaronder de betrokken werknemers vallen, lagere lonen en slechtere arbeidsvoorwaarden zou kennen dan vergelijkbare comités binnen de sector ?

De VZW Markant heeft gesteld dat de vergoeding voor de onderneming niet onder 20 euro mag dalen. Wat vinden de andere organisaties van dat standpunt ?

Ten slotte is er het probleem van het bedrag. Er is gezegd dat het bedrag van de dienstencheques van 7 naar 7,50 euro wordt opgetrokken, terwijl de fiscale aftrek behouden blijft. Persoonlijk zou mevrouw Smet ervoor opteren het bedrag te behouden en de fiscale aftrek te verminderen. Zo worden de gezinnen met een lager inkomen gespaard. Hoe het ook zij, 7,50 euro is geen onoverkomelijk bedrag. In het zwart verdient een schoonmaakster 10 euro per uur. In het huidige systeem betaalt de gebruiker aan het einde van de afrekening 5 euro per uur. Er is dus een groot financieel voordeel; bovendien is er ook het voordeel van de legaliteit. Zelfs als het bedrag tot 8 euro wordt opgetrokken, geniet de gebruiker nog een financieel en een legaal voordeel. Zelfs mocht het bedrag tot 10 euro worden opgetrokken, dan nog blijft het legale voordeel bestaan. Het risico van een controle op zwartwerk blijft immers altijd aanwezig. Het systeem van de dienstencheques is dus veel voordeliger dan zwartwerk.

Volgens de voorzitter is het systeem van de dienstencheques een fantastisch middel om meer vrouwen aan de slag te krijgen door hun hulp in het huishouden aan te bieden.

Wij zijn in staat om nog meer dienstencheques uit te geven. Toch wil de senator waarschuwen voor de enorme dispariteit tussen de prijs van zwartwerk in de stad en op het platteland, waar een hulp in het huishouden een pak minder wordt betaald. De prijs van een dienstencheque mag niet oplopen tot het uurloon van een hulp in het huishouden in de stad.

Het jaarlijks vakantiegeld dient te worden verrekend in de prijs voor de werkgever, want wij betalen thans het vakantiegeld van onze huishoudhulp. Als dat inderdaad zo is, dient daarmee rekening te worden gehouden.

De voorzitter meent dat het systeem moet worden uitgebreid tot de bejaarden- en kinderverzorgsters, want daar is een belangrijk potentieel voorhanden.

Bestaat er wel een groot verschil tussen privébedrijven die huishoudhulp uitzenden en gemeentelijke bedrijven ? De senator heeft horen vertellen dat verenigingen op gemeentelijk vlak heel wat winst maken en zich afvragen wat met dat geld gedaan. Gaat een privéonderneming in dezen op dezelfde manier te werk als een openbare dienst ?

Mevrouw Stalpaert wijst erop dat het statuut van de dienstboden nooit goed gefunctioneerd heeft omdat het systeem weinig gekend is en het een aantal beperkingen heeft. Zo mag de dienstbode bijvoorbeeld maar maximum 24 uur in hetzelfde gezin tewerkgesteld zijn. Het grote probleem is echter de kostprijs en het ontbreken van een tussenpersoon. Het succes van de dienstencheques is mede zo groot omdat er iemand is die alles regelt, een tussenpersoon die instaat voor de wettelijke kant van de zaak, de Dimona-aangifte. Neemt men een dienstbode in huis, dan is men zelf de werkgever, moet men alles zelf doen en moet men een sociaal secretariaat inschakelen om in orde te zijn met de sociale wetgeving. Bovendien is het statuut van dienstbode minder gunstig dan het statuut van werknemer in het systeem van dienstencheques. Er zijn minder sociale uitkeringen bij ziekte en de dienstbode bouwt niet dezelfde pensioenrechten op. Daar ligt volgens spreekster een deel van de verklaring waarom het dienstbodesysteem minder succesvol is.

Mevrouw Lijnen vraagt of de kostprijs van een dienstbode vergelijkbaar is met die van een werknemer in het systeem van dienstencheques.

De heer Delfosse merkt op dat de filosofie van het dienstbodesysteem is dat geen RSZ betaald moet worden als men zich aan bepaalde voorwaarden houdt, zoals een prestatie van een beperkt aantal uren. Daar zit de « besparing », want men betaalt gewoon de loonkost, zonder RSZ.

Mevrouw Stalpaert wil nog even ingaan op de eventuele uitbreiding van de dienstencheques, omdat ze weet dat het ACV op dit punt van mening verschilt met de sociale partners aan de overkant. De vakbonden zijn geen vragende partij voor uitbreiding, niet naar kinderopvang en niet naar de groene sector.

Spreekster heeft ook al gewaarschuwd voor een afglijden naar de zorgsector. We hebben een goed uitgebouwde zorgsector en de vakbonden zijn van oordeel dat men niet op een commerciële manier zorg moet bieden. Voor hen valt daar ook kinderopvang onder, ook de buitenschoolse kinderopvang. Zij zijn vooral bekommerd om de druk op de lonen in de reguliere sector, die al niet bijster hoog zijn, maar ook om het aspect veiligheid. In huishoudelijke arbeid moeten we al heel sterk opletten.

In het paritaire comité 318, voor de gezins- en bejaardenhulp, hebben de vakbonden heel sterk moeten aandringen op deftig materiaal en nog steeds moeten ze in die sectoren toezicht houden op het gebruik van gevaarlijke producten. Werkzaamheden met nog gevaarlijker materiaal, bijvoorbeeld voor het snoeien van bomen, willen ze toch laten uitvoeren met geijkt en gecontroleerd materiaal en dat kan men niet altijd van een privépersoon verlangen. Als die uitbreiding er dan toch komt — vandaag is er echter budgettair geen ruimte — moet er worden gewerkt met bedrijven die zelf het materiaal ter beschikking stellen, zodat de veiligheid gewaarborgd is.

De voorzitter meent dat men niet alleen moet denken aan de kleine kinderen. Iemand betalen met dienstencheques om oudere kinderen op te vangen, lijkt haar een zeer goede oplossing. Ook die kinderen hebben iemand nodig om ze naschools op te vangen en gezelschap te houden. Zo kunnen we tegemoetkomen aan de steeds grotere vraag naar kinderopvang en laten we de grootsten niet aan hun lot over.

Mevrouw Stalpaert antwoordt dat dit momenteel niet mogelijk is wegens te hoge kostprijs. Er kunnen andere systemen worden uitgewerkt, zoals de kinderopvang die niet thuis gebeurt.

Volgens mevrouw Lijnen ligt het probleem niet alleen bij de opvang van kleine kinderen, maar vooral bij kinderen die al schoollopen. Ouders die ploegenarbeid verrichten hebben het vaak moeilijk. Hun kinderen moeten vroeg opstaan om naar de opvang te worden gebracht. Met het systeem van de dienstencheques kan men binnen een wettelijk kader iemand in huis halen om de kinderen 's ochtends vroeg in hun eigen omgeving op te vangen. Vele kinderen moeten heel vroeg naar school vertrekken en na schooltijd nog tot 18 of 19 uur in de naschoolse opvang blijven. Thuis worden ze dan nog geconfronteerd met de stress van hun ouders die nog allerlei taken moeten doen.

Als maatschappij moeten we ons afvragen met welke lasten we die kinderen opzadelen. Als daar een kostprijs tegenover staat, dan moeten we een keuze maken. De senator staat volledig achter een zo flexibel mogelijke kinderopvang, als het mogelijk is binnen het systeem van de dienstencheques. In Vlaanderen loopt een experiment met proeftuinen. Als de evaluatie positief uitvalt, zou de federale overheid kunnen overwegen om het systeem binnen de dienstencheques uit te breiden.

Mevrouw Hermans vindt dat men uiteraard ook moet nagaan of het systeem wel betaalbaar is. Als we het systeem duurder maken, zal dat het zwartwerk weer aanmoedigen.

De senator heeft begrip voor de veiligheid van de thuishulp. Sommigen brengen tegen een kleine meerprijs hun eigen poetsmateriaal mee. Dat draagt bij aan de veiligheid omdat ze gewoon zijn daarmee te werken. Bij uitbreiding van het systeem moet de hulp met eigen materiaal kunnen werken.

De voorzitter vraagt of het dienstenchequesysteem enkel toegankelijk is voor mensen met een werkloosheidsuitkering.

De heer Delfosse antwoordt dat het systeem voor iedereen open staat.

De voorzitter wijst erop dat er meer en meer eenoudergezinnen zijn die vaak heel moeilijk rondkomen. Hun loon volstaat niet en ze hebben veel kosten. Veel alleenstaande ouders zouden geïnteresseerd kunnen zijn in de opvang van grote kinderen — sommigen doen dat misschien al in het zwart. Met het dienstenchequesysteem en een aangepast statuut zouden eenoudergezinnen hun situatie heel zeker kunnen verbeteren.

De heer Delfosse merkt op dat het systeem, dat twee jaar geleden in Vlaanderen werd ingevoerd, was voorbehouden aan eenoudergezinnen voor de uitzonderlijke buitenschoolse opvang van hun kinderen tussen nul en drie jaar. Er waren echter zoveel voorwaarden aan verbonden, dat het systeem nooit echt van de grond kwam. Om die reden neemt men terug meer plaatselijke initiatieven.

De uitbreiding van het dienstenchequesysteem wordt gunstig onthaald door de betrokken ondernemingen, maar dat stemt tot nadenken. Federgon heeft overigens herhaald dat het geen vragende partij is voor de uitbreiding van het dienstenchequesysteem tot de kinderopvang en tot andere activiteiten, zolang de bestaande schoonmaakactiviteiten niet zijn gewaarborgd. Bij de jaarlijkse federale begrotingsronde staan de dienstencheques telkens opnieuw ter discussie. Zolang we de werkgevers en de bedrijven geen waarborgen voor de bestaande activiteiten kunnen bieden, is een uitbreiding ervan voorbarig. Als ze toch zou plaatsvinden, moet elke deloyale concurrentie met bestaande sectoren zoals bijvoorbeeld de tuinier- en klusjesdiensten, worden vermeden. Ook een uitbreiding tot de kinderopvang is slechts denkbaar in overleg met de betrokken sectoren.

Een veel interessanter idee is het toekennen van dienstencheques als extralegaal voordeel. We moeten dat denkspoor absoluut volgen, sommigen hadden het zelfs in het interprofessioneel akkoord willen opnemen. Toch dient beklemtoond dat we van een relatie tussen drie partijen overstappen naar een met vier partijen, althans toch voor de financiering ervan. Wie zou wat betalen ? Sommige werkgevers willen niet nog hogere loonkosten; er is nood aan een oplossing die budgettair verdedigbaar is. Dat zou een interessante discussie zijn.

Mevrouw Hermans vraagt hoe de sprekers de toekomst van het PWA-systeem zien. De liberalen hoopten dat het PWA-systeem stilaan zou uitdoven en vervangen zou worden door een systeem dat meer toekomstperspectieven biedt. Welke visie hebben de sociale partners daarover ?

De heer Delfosse antwoordt dat de regering enkele weken geleden beslist heeft dat de PWA vanaf 1 juli 2009 geen mensen meer mogen tewerkstellen in huishoudelijke activiteiten. Er blijven enkele uitzonderingen voor werknemers ouder dan 50 jaar en voor werknemers die voor meer dan 33 % arbeidsonbekwaam zijn. Als werkgeversorganisatie was Federgon vragende partij voor de afschaffing van het PWA-systeem, dat het beschouwt als een werkloosheidsval, wat niet kan worden gezegd van het systeem van dienstencheques.

Mevrouw Stalpaert gaat ermee akkoord dat we geen werkloosheidsvallen moeten creëren, maar het is niet zo eenvoudig. We moeten ook rekening houden met de doelgroepen. Er zullen in onze maatschappij altijd mensen zijn voor wie het PWA-systeem de enige mogelijke vorm van activering is. Zij kunnen niet zomaar naar het systeem van de dienstencheques overschakelen en voor hen betekent het PWA-systeem een mogelijkheid om in « light »-versie te kunnen functioneren in onze maatschappij.

Mevrouw Hermans wil weten aan welke taken mevrouw Stalpaert denkt.

Mevrouw Stalpaert denkt aan taken in de sfeer van de huidige PWA-taken zoals maaltijdbedeling op scholen, hulp in de eetzaal, of een ander belangrijk voorbeeld, de stadswachten.

4. BESPREKING VAN HET ADVIES

4.1. Voorstel van advies

Vaststellingen

A. Het Adviescomité stelt vast dat de sector van de huishoudelijke economie een belangrijke en omvangrijke sector is. Er bestaat evenwel weinig actueel cijfermateriaal en onderzoek over deze sector, haar omvang en haar werkneemsters.

B. Het Adviescomité constateert dat er een belangrijke evolutie is in het statuut van de huishoudelijk werkster. België heeft, eerst met het PWA-stelsel en vervolgens met het stelsel van de dienstencheques, een belangrijke en goede stap genomen in de richting van een legaal circuit voor de huishoudelijke economie.

C. Ondanks zijn objectief om langdurig werkzoekenden te activeren, was één van de minpunten van het PWA-systeem dat het de werkloosheidsval in stand houdt. Immers, regulier werken wordt financieel oninteressant. Het stelsel van dienstencheques daarentegen is voor zwartwerkers en thuisblijvers, die niet aan het officiële arbeidsleven participeren, een opstap naar het reguliere arbeidscircuit gebleken. Bovendien stelt het regeerakkoord dat PWA-arbeiders maximaal in het dienstenchequesysteem moeten worden opgenomen om hen een volwaardige job aan te bieden.

D. Het Adviescomité neemt kennis van het feit dat de sector van de huishoudelijke economie een belangrijke rol heeft ten overstaan van vrouwen, zowel voor werknemers als gebruikers. Werknemers in de huishoudelijke economie zijn haast uitsluitend vrouwen en huishoudelijke hulp in het kader van de dienstencheques wordt vaak gebruikt door vrouwen om de combinatie werk en gezin mogelijk te maken. Daartegenover stelt het Adviescomité vast dat een aantal consumenten weigerachtig staat tegenover het engageren van mannelijke poetshulp.

E. Het Adviescomité is van mening dat om het systeem van dienstencheques duurzaam te houden, er niet alleen nood is aan voldoende werknemers, maar dat ook het ondernemerschap in de sector moet worden gestimuleerd. De rol van het vrouwelijk ondernemerschap met betrekking tot dienstencheque-ondernemingen moet bovendien onderstreept worden.

F. Het Adviescomité stelt vast dat de sociale partners in het kader van de dienstencheques, en meer specifiek in paritair subcomité 322.01, aandacht hebben voor de situatie van de dienstenchequewerkneemster. In overleg werken zij aan de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de dienstenchequewerkneemster.

G. Het Adviescomité constateert dat bedrijven maaltijdcheques, gsm's, bedrijfswagens, ... als extralegale voordelen aanbieden aan hun werknemers. Hoewel de dienstencheque een belangrijk element is in de combinatie tussen arbeid en gezin, zijn deze vooralsnog geen extralegaal voordeel.

H. Het Adviescomité stelt vast dat er aanpassingen en verbeteringen worden doorgevoerd aan het stelsel van de dienstencheques. De kostprijs van de dienstencheque voor de gebruiker zal stijgen naar 7,50 euro, maar de nettokost voor de gebruiker blijft nog steeds erg competitief in vergelijking met het zwarte circuit. Ondanks deze aanpassingen blijft het stelsel van de dienstencheques een belangrijke kost voor de overheid.

I. Het dienstenchequesysteem biedt jobkansen aan laaggeschoolden. Het Adviescomité stelt vast dat een aantal ondernemingen binnen het stelsel van de dienstencheques meer aandacht zouden kunnen besteden aan de begeleiding en opleiding van de dienstenchequewerknemers. Er moet blijvend werk worden gemaakt van een professionalisering van het beroep huishoudelijk werk(st)er.

J. Het Adviescomité stelt vast dat alleenstaande ouders of tweeverdieners met kinderen nood hebben aan flexibele kinderopvang. De flexibele kinderopvang met dienstencheques in Vlaanderen kende daarentegen geen succes, omwille van te strikte criteria, een te beperkte doelgroep en klein budget.

Aanbevelingen

1. Het Adviescomité vraagt de regering om bijkomend onderzoek te verrichten naar het fenomeen huishoudelijke economie. Meer specifiek is er nood aan bijkomende informatie omtrent het zwartwerk in de sector en de omvang van de buitenlandse werkneemsters in de huishoudelijke economie.

2. Het Adviescomité vraagt de regering en de sociale partners een actuele definitie en integrale visie te ontwikkelen over het huishoudelijk werk. Daarnaast moet in overleg met de sociale partners verder werk worden gemaakt van een meer duurzame en meer rechtszekere omkadering en financiering van het stelsel van de dienstencheques.

3. Het Adviescomité vraagt de regering snel werk te maken van een uitbreiding van het aanbod van diensten binnen het stelsel van de dienstencheques en de mogelijkheid te voorzien dat dienstencheques worden aangewend voor een combinatie van kinderopvang met licht huishoudelijk werk.

4. Het Adviescomité pleit er in eerste intantie voor om flexibele kinderopvang en klein tuinonderhoud mogelijk te maken met dienstencheques. Daarnaast moet de georganiseerde kinderopvang voor werkende alleenstaande ouders en voor de werkende tweeverdieners zo flexibel en betaalbaar mogelijk gemaakt worden. Wat het klein tuinonderhoud betreft, moet de bepaling in het regeerakkoord, namelijk dat de PWA-werknemers maximaal in het dienstenchequesysteem worden opgenomen, zo snel mogelijk worden uitgevoerd.

5. Het Adviescomité vraagt de regering om ondernemingen de mogelijkheid te bieden dienstencheques als extralegaal voordeel aan te bieden aan hun werknemers, naar analogie met de maaltijdcheques.

6. De regering wordt gevraagd om het ondernemerschap van vrouwen in de sector van dienstenchequeondernemingen, evenals de instroom van mannelijke werknemers in het stelsel van dienstencheques te bevorderen.

4.2. Bespreking van het voorstel van advies

Mevrouw Smet wenst punt C van het voorstel van advies te vervangen door volgende tekst : « Ondanks zijn objectief om langdurig werklozen te activeren, was één van de minpunten van het PWA-systeem dat het de werkloosheidsval in stand houdt. Immers regulier werken wordt financieel oninteressant. Het stelsel van dienstencheques daarentegen kan voor zwartwerkers en thuisblijvers die niet aan het officiële arbeidsleven participeren een opstap naar het reguliere arbeidscircuit betekenen. Alhoewel de doorstroming tot nu toe ook beperkt is. Het regeerakkoord stelt : " na uitvoering van de maatregel tot integratie van PWA-arbeiders voor huishoudelijke hulp van minder dan 50 jaar die niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn (33 %) zal de regering onderzoeken of de PWA-arbeiders maximaal in het dienstenchequesysteem kunnen worden opgenomen om hen een job aan te bieden. " ».

De senator meent dat de zin uit het regeerakkoord een belangrijke nuance legt. Bijgevolg is het belangrijk dat deze zin toegevoegd wordt.

De aanwezige leden gaan akkoord met deze tekstwijziging.

Mevrouw Lijnen wenst een zin toe te voegen op het einde van punt H : « Evenwel behoeft de berekening van de terugverdieneffecten een verdere verfijning. ». Er zijn immers niet voldoende gegevens beschikbaar over de terugverdieneffecten.

De aanwezige leden gaan akkoord met deze toevoeging.

Mevrouw Zrihen wenst dat punt G wordt geschrapt, aangezien de discussie over extralegale voordelen niet thuishoort in dit advies.

Mevrouw Lijnen wenst dat dit punt toch opgenomen wordt in het advies. Waarom zouden werknemers, in samenspraak met hun werkgever, niet kunnen kiezen tussen verschillende extralegale voordelen ? Dit brengt geen extra kosten mee voor de overheid.

Mevrouw Zrihen wijst er nogmaals op dat via maaltijdcheques niet wordt ingestapt in een systeem van sociale bijdragen. Dienstencheques zijn echter al fiscaal aftrekbaar. Als zij dan bovendien nog als extralegaal voordeel in verhouding tot een salaris worden aangeboden, wordt het systeem van de lonen volledig onderuit gehaald.

Ook mevrouw Tilmans meent dat het geen goed idee is werknemers te laten kiezen voor dienstencheques als extralegaal voordeel.

Mevrouw Lijnen merkt op dat het om een niet fiscaal aftrekbaar extralegaal voordeel zou gaan.

Mevrouw Smet stelt voor punt G te behouden, aangezien het toch om een overweging gaat. Er kunnen eventueel wijzigingen worden aangebracht aan punt 5 van de aanbevelingen, namelijk dat het Adviescomité de regering vraagt de mogelijkheid te analyseren om werknemers dienstencheques aan te bieden als extra-legaal voordeel.

Mevrouw Zrihen is het daar niet mee eens. Het is onmogelijk en onaanvaardbaar dat dienstencheques, die in de eerste plaats bedoeld zijn om bepaalde categorieën mensen opnieuw aan het werk te krijgen en om fiscale fraude en zwartwerk te bestrijden, een extralegaal voordeel zouden worden zoals de maaltijdcheques.

Mevrouw de Bethune stelt voor de regering te vragen te onderzoeken op welke manier de steun voor huishoudelijke arbeid of voor het gezin als extralegaal voordeel kan worden uitgereikt. Dit laat toe zich niet uit te spreken over het medium van de dienstencheque. Er kan in elk geval geen sprake zijn van een dubbel voordeel.

Mevrouw Tilmans meent dat het voorstel van haar collega al aanvaardbaarder is.

Mevrouw Zrihen is er niet van overtuigd dat deze maatregel gunstig zal zijn voor alle sociale categorieën.

Mevrouw Lijnen vindt niet dat het volledige aanbod van extralegale voordelen moet worden vervangen, maar het aanbod kan wel gediversifieerd worden.

Mevrouw Zrihen meent dat dienstencheques onmogelijk op hetzelfde niveau kunnen worden geplaatst als andere vormen van extralegale voordelen, zoals een gsm en een bedrijfswagen.

Mevrouw Lijnen vindt dat het mogelijk moet zijn dienstencheques en maaltijdcheques op hetzelfde niveau te plaatsen.

Volgens mevrouw Smet zijn de bestaande extralegale voordelen voornamelijk gericht op mannen : gsm, bedrijfswagen ...

Mevrouw Tilmans vindt het dan ook interessant om een systeem in te stellen waarbij het bedrijf er zich van bewust wordt dat het niet makkelijk is een evenwicht te vinden tussen gezins- en beroepsleven, een voornamelijk vrouwelijk probleem.

Mevrouw Smet wenst de nadruk te leggen op het bestuderen van de mogelijkheid om extralegale voordelen met betrekking tot huishoudelijk werk aan te bieden.

Mevrouw Hermans stelt voor de 2e zin van punt G van de vaststellingen als volgt te herformuleren : « Hoewel de dienstencheque een belangrijk element is in de combinatie tussen arbeid en gezin, is deze piste vooralsnog nog niet onderzocht. ».

Mevrouw Smet vindt niet dat punt G echt storend is. Punt 5 van de aanbevelingen zou wel moeten worden gewijzigd.

Mevrouw Zrihen vindt het woord « werknemers » niet goed gekozen. Zij stelt voor punt G als volgt te wijzigen. « Het Adviescomité stelt vast dat van alle extralegale voordelen, de hulp specifiek op vrouwen gericht, voorrang moet krijgen. »

Een aantal leden is het daar niet mee eens. Het gaat niet alleen om vrouwen. Wat mevrouw Zrihen zegt, past beter in punt 5 van de aanbevelingen.

Mevrouw de Bethune vindt bovendien dat de aanbeveling geslachtsneutraal moet blijven. Niet enkel vrouwen houden zich bezig met het huishouden. De vaststelling kan worden genuanceerd, maar het belangrijkste deel van het advies wordt gevormd door de aanbevelingen.

Mevrouw Tilmans stelt voor punt G te vervangen als volgt : « Het Adviescomité stelt vast dat bedrijven extralegale voordelen voornamelijk toekennen in de vorm van maaltijdcheques, gsm en bedrijfwagen, maar helaas geen rekening houden met het evenwicht tussen gezins- en beroepsleven. »

Mevrouw de Bethune stelt dan ook voor punt 5 van de aanbevelingen als volgt te vervangen : « Het Adviescomité vraagt de regering de mogelijkheid te onderzoeken om de werknemers via de ondernemingen extralegale vordelen toe te kennen die toelaten het gezins- en beroepsleven beter te combineren »

De aanwezige leden gaan akkoord met deze wijzigingen.

Mevrouw Tilmans wenst verduidelijking over de flexibele kinderopvang met dienstencheques in Vlaanderen, waarvan sprake is in punt J.

Mevrouw Hermans legt uit dat dit geen succes was omdat de voorwaarden te streng waren.

Mevrouw Lijnen voegt eraan toe dat nog geen enkele dienstencheque verkocht werd voor deze flexibele kinderopvang. In een aantal steden zal het systeem worden uitgebouwd tot een proeftuinproject.

Mevrouw Zrihen zou in punt 1 van de aanbevelingen de woorden « en de omvang van de buitenlandse werkneemsters » willen schrappen. Het is totaal onbelangrijk te weten of het bijvoorbeeld gaat om Belgische, Franse, Europese of Noord-Afrikaanse vrouwen.

Mevrouw Smet antwoordt dat het wel nuttig is te weten wie er bij voorbeeld in Brussel in de sector van de huishoudelijke economie werkt. Daardoor kan de arbeidsmarkt voor de sector worden bestudeerd.

Mevrouw de Bethune wijst erop dat dit op lange termijn zal kunnen aangeven of dit een knelpuntberoep is. Kan er dan economische migratie voor toegelaten worden uit bijvoorbeeld de Filippijnen of uit Afrika ? Vandaag betreft het een onzichtbaar probleem, daar de meeste personen die werkzaam zijn in de huishoudelijke sector Europeanen zijn. Het is belangrijk te weten wat de economische noden zijn.

Mevrouw Zrihen is zich ervan bewust dat nog niet kan worden nagegaan welk economisch belang deze werkneemsters vertegenwoordigen. Zij steunt het voornemen om het aandeel van de buitenlandse werkneemsters na te gaan, echter niet.

Mevrouw Smet is ervan overtuigd dat een diepgaander onderzoek nodig is van de markt, die grotendeels — zeker in Brussel bijvoorbeeld — in handen is van de niet-Belgische werknemers.

Mevrouw Lijnen meent toch dat er een verschil bestaat tussen de « nieuwe » en de « oude » EU-arbeiders.

Mevrouw Smet stelt voor de woorden « de omvang van de buitenlandse werkneemsters » te vervangen door de woorden « de samenstelling van de populatie van de werkneemsters tewerkgesteld ».

Mevrouw Zrihen gaat akkoord met deze nieuwe formulering.

Mevrouw Lijnen wenst een punt 2bis in te voegen, luidende : « Om een duidelijk en volledig beeld over de kostprijs van dienstencheques te krijgen, vraagt het Adviescomité de regering werk te maken van een verfijning van de berekening van de terugverdieneffecten, waarbij ook rekening wordt gehouden met criteria als de vermindering van de uitkeringen en de meerontvangsten in de personenbelasting ingevolge indirecte jobcreatie en met de meerontvangsten in de vennootschapsbelasting ingevolge investeringen van dienstenchequeondernemingen. ». Deze nieuwe aanbeveling verwijst naar de zin die werd toegevoegd op het einde van punt H van de vaststellingen.

Mevrouw Zrihen wijst erop dat geweten is dat het systeem op fiscaal vlak verlieslatend is. In sociale termen maakt het systeem van de dienstencheques het mogelijk een aantal mensen opnieuw te laten toetreden tot de arbeidsmarkt. Dat heeft meerdere gevolgen voor de vrouwen, die ook meer autonomie krijgen.

Mevrouw Lijnen merkt op dat de terugverdieneffecten inderdaad erkend werden, maar ze werden nog niet volledig berekend.

Mevrouw Zrihen vraagt zich af waarom de zin niet duidelijker wordt geformuleerd. Het betreft hier eigenlijk de evaluatie van de financiële budgettaire gevolgen en de voordelen van de dienstencheques in het huishoudelijk werk.

Een aantal leden stelt voor de door de rapporteur voorgestelde zin te behouden.

Mevrouw Zrihen stelt ook voor in punt 6 het woord « afflux » te vervangen door het woord « accès ». Zij begrijpt ook niet waarom deze aanbeveling zich beperkt tot de dienstenchequebedrijven. Het ondernemerschap van vrouwen in de sector van het huishoudelijk werk in het algemeen moet worden gestimuleerd.

Mevrouw de Bethune stelt voor punt 6 als volgt te wijzigen : « De regering wordt gevraagd om het ondernemerschap van vrouwen te ondersteunen in het verlenen van diensten aan gezinnen, waaronder dienstencheques, evenals de instroom van mannelijke werknemers in het stelsel van dienstencheques te bevorderen. » Aan Vlaamse kant is het onder meer belangrijk dat de dertig KMO's die door vrouwen werden opgericht, te steunen.

Volgens mevrouw Zrihen verengt het noemen van de dienstencheques het gezichtsveld van het vrouwelijk ondernemerschap aanzienlijk. Heel wat vrouwen hebben dankzij bijvoorbeeld het microkrediet een kleine onderneming kunnen oprichten.

Mevrouw Lijnen gaat akkoord met het voorstel van senator de Bethune. Ze wenst ook terug te komen op de vraag van collega Zrihen om in de Franse tekst het woord « afflux » te vervangen door het woord « accès ». Er is toch een groot verschil tussen « toegang » en « instroom » : de mannen hebben toegang tot het stelsel van de dienstenscheques. Veel gebruikers van dienstencheques staan echter nogal twijfelachtig en weigerachtig tegenover mannen die huishoudelijke arbeid verrichten.

De aanwezige leden beslissen het woord « instroom » in de Nederlandse tekst en het woord « afflux » in de Franse tekst te laten staan.

Mevrouw Smet stelt voor een nieuwe aanbeveling 6bis in te voegen, luidende : « Het Adviescomité pleit ervoor om ondernemingen die voorrang geven aan duurzame jobinvulling voor kansengroepen te onderscheiden binnen het stelsel van de dienstencheques. De regering dient concrete resultaatsgaranties op te leggen aan de brede groep van de dienstenchequeondernemingen. Zo blijft het stelsel betaalbaar en de duurzame inschakeling van maatschappelijk zwakkeren in het arbeidscircuit via dienstencheques gegarandeerd. ».

Mevrouw Lijnen merkt op dat de ondernemingen reeds gecontroleerd worden : ze moeten kunnen bewijzen dat ze extra tewerkstelling creëren met het dienstenchequesysteem. Misschien moet de controle gewoon worden versterkt ? Deze nieuwe aanbeveling zou anders moeten worden geformuleerd.

Mevrouw Lijnen wenst nog een wijziging aan te brengen in punt E van de vaststellingen. De tweede zin zou als volgt moeten worden aangevuld : « De rol van het vrouwelijk ondernemerschap in de sector van de diensten voor huishoudelijke hulp, waaronder de dienstenchequeondernemingen, moet bovendien worden onderstreept ».

In de aanbevelingen zou punt 4, op het einde, moeten worden aangevuld als volgt : « Wat de uitbreiding van het toepassingsgebied van dienstencheques tot klein tuinonderhoud betreft, vraagt het Adviescomité de regering deze mogelijkheid verder te onderzoeken met inachtname van de bekommernis dat deze uitbreiding niet mag leiden tot oneerlijke concurrentie ten aanzien van bestaande bedrijven in de sector van het tuinonderhoud. ».

Het punt 6bis werd door collega Smet toegevoegd, maar mevrouw Lijnen stelt een andere formulering voor : « Het Adviescomité vraagt de regering om in overleg met de sociale partners dienstenchequeondernemingen aan te moedigen jobkansen te creëren voor kansengroepen, initiatieven te nemen voor de competentieontwikkeling van hun medewerkers en te investeren in vorming en opleiding van hun personeel. Tevens wordt de regering gevraagd via controles en jaarlijkse evaluaties toe te zien op de naleving van deze beleidsintenties. ».

Wat betreft punt 3 van de aanbevelingen, wijst mevrouw Lijnen erop dat met « buitenschoolse kinderopvang » de voor- en naschoolse kinderopvang aan huis bedoeld wordt. Dit mag dus niet worden verward met de opvang bij onthaalmoeders of in de kinderdagverblijven.

Mevrouw Van Hoof meent dat dit laatste een regionale bevoegdheid is.

Mevrouw Lijnen bevestigt dit, maar het toepassingsgebied van de dienstencheques is een federale bevoegdheid. In Vlaanderen bestaan er een aantal proeftuinprojecten die het gebruik van dienstencheques voor kinderopvang mogelijk maken.

Mevrouw Zrihen wenst terug te komen op de zin die door de rapporteur aan punt 4 is toegevoegd, met name wat betreft « de uitbreiding van het toepassingsgebied van dienstencheques tot klein tuinonderhoud ». Volgens haar hadden de leden van het Adviescomité deze mogelijkheid tijdens een vorige vergadering uitgesloten.

Mevrouw Lijnen merkt op dat het Adviescomité vraagt de mogelijkheid te onderzoeken en wijst hierbij op het mogelijke gevaar van concurrentie ten aanzien van bestaande bedrijven werkzaam in de sector van het tuinonderhoud.

Mevrouw Zrihen stelt voor om het woord « verder » in de laatste zin van punt 4 te schrappen.

In punt E wenst de senator de woorden « in de sector van de diensten voor huishoudelijke hulp » te schrappen.

De leden gaan akkoord met de voorgestelde wijzigingen.

5. ADVIES

Vaststellingen

A. Het Adviescomité stelt vast dat de sector van de huishoudelijke economie een belangrijke en omvangrijke sector is. Er bestaat evenwel weinig actueel cijfermateriaal en onderzoek over deze sector, haar omvang en haar werkneemsters.

B. Het Adviescomité constateert dat er een belangrijke evolutie is in het statuut van de huishoudelijk werkster. België heeft, eerst met het PWA-stelsel en vervolgens met het stelsel van de dienstencheques, een belangrijke en goede stap genomen in de richting van een legaal circuit voor de huishoudelijke economie.

C. Ondanks zijn objectief om langdurig werkzoekenden te activeren, was één van de minpunten van het PWA-systeem dat het de werkloosheidsval in stand houdt. Immers, regulier werken wordt financieel oninteressant. Het stelsel van dienstencheques daarentegen kan voor zwartwerkers en thuisblijvers, die niet aan het officiële arbeidsleven participeren, een opstap naar het reguliere arbeidscircuit betekenen. Alhoewel de doorstroming tot nu toe ook beperkt is. Het regeerakkoord stelt : « na uitvoering van de maatregel tot integratie van PWA-arbeiders voor huishoudelijke hulp van minder dan 50 jaar die niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn (33 %), zal de regering onderzoeken of de PWA-arbeiders maximaal in het dienstenchequesysteem kunnen worden opgenomen om hen een job aan te bieden ».

D. Het Adviescomité neemt kennis van het feit dat de sector van de huishoudelijke economie een belangrijke rol heeft ten overstaan van vrouwen, zowel voor werknemers als gebruikers. Werknemers in de huishoudelijke economie zijn haast uitsluitend vrouwen en huishoudelijke hulp in het kader van de dienstencheques wordt vaak gebruikt door vrouwen om de combinatie werk en gezin mogelijk te maken. Daartegenover stelt het Adviescomité vast dat een aantal consumenten weigerachtig staat tegenover het engageren van mannelijke poetshulp.

E. Het Adviescomité is van mening dat om het systeem van dienstencheques duurzaam te houden, er niet alleen nood is aan voldoende werknemers, maar dat ook het ondernemerschap in de sector moet worden gestimuleerd. De rol van het vrouwelijk ondernemerschap, in het bijzonder in de dienstenchequeondernemingen, moet bovendien worden onderstreept.

F. Het Adviescomité stelt vast dat de sociale partners in het kader van de dienstencheques, en meer specifiek in paritair subcomité 322.01, aandacht hebben voor de situatie van de dienstenchequewerkneemster. In overleg werken zij aan de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de dienstenchequewerkneemster.

G. Het Adviescomité stelt vast dat bedrijven extralegale voordelen voornamelijk toekennen in de vorm van maaltijdcheques, gsm en bedrijfswagen, maar helaas geen rekening houden met het evenwicht tussen gezins- en beroepsleven.

H. Het Adviescomité stelt vast dat er aanpassingen en verbeteringen worden doorgevoerd aan het stelsel van de dienstencheques. De kostprijs van de dienstencheque voor de gebruiker zal stijgen naar 7,50 euro, maar de nettokost voor de gebruiker blijft nog steeds erg competitief in vergelijking met het zwarte circuit. Ondanks deze aanpassingen blijft het stelsel van de dienstencheques een belangrijke kost voor de overheid. Evenwel behoeft de berekening van de terugverdieneffecten een verdere verfijning.

I. Het dienstenchequesysteem biedt jobkansen aan laaggeschoolden. Het Adviescomité stelt vast dat een aantal ondernemingen binnen het stelsel van de dienstencheques meer aandacht zouden kunnen besteden aan de begeleiding en opleiding van de dienstenchequewerknemers. Er moet blijvend werk worden gemaakt van een professionalisering van het beroep huishoudelijk werk(st)er.

J. Het Adviescomité stelt vast dat alleenstaande ouders of tweeverdieners met kinderen nood hebben aan flexibele kinderopvang. De flexibele kinderopvang met dienstencheques in Vlaanderen kende daarentegen geen succes, omwille van te strikte criteria, een te beperkte doelgroep en klein budget.

Aanbevelingen

1. Het Adviescomité vraagt de regering om bijkomend onderzoek te verrichten naar het fenomeen huishoudelijke economie. Meer specifiek is er nood aan bijkomende informatie omtrent het zwartwerk in de sector en de samenstelling van de populatie van werkne(e)m(st)ers tewerkgesteld in de huishoudelijke economie.

2. Het Adviescomité vraagt de regering en de sociale partners een actuele definitie en integrale visie te ontwikkelen over het huishoudelijk werk. Daarnaast moet in overleg met de sociale partners verder werk worden gemaakt van een meer duurzame en meer rechtszekere omkadering en financiering van het stelsel van de dienstencheques.

2bis. Om een duidelijk en volledig beeld over de kostprijs van dienstencheques te krijgen, vraagt het Adviescomité de regering werk te maken van een verfijning van de berekening van de terugverdieneffecten, waarbij ook rekening wordt gehouden met criteria als de vermindering van de uitkeringen en meerontvangsten in de personenbelasting ingevolge indirecte jobcreatie en met de meerontvangsten in de vennootschapsbelasting ingevolge investeringen van dienstenchequeondernemingen.

3. Het Adviescomité vraagt de regering de mogelijkheid te voorzien dat dienstencheques worden aangewend voor buitenschoolse kinderopvang, in combinatie met licht huishoudelijk werk.

4. Het Adviescomité vraagt de regering de georganiseerde kinderopvang voor werkende alleenstaande ouders en voor de werkende tweeverdieners zo flexibel en betaalbaar mogelijk te maken. Daarnaast moet flexibele kinderopvang via dienstencheques dienen voor de uitbouw van buitenschoolse kinderopvang aan huis, voor en na school. Wat de uitbreiding van het toepassingsgebied van dienstencheques tot klein tuinonderhoud betreft, vraagt het Adviescomité de regering deze mogelijkheid te onderzoeken met inachtname van de bekommernis dat deze uitbreiding niet mag leiden tot oneerlijke concurrentie ten aanzien van bestaande bedrijven in de sector van het tuinonderhoud.

5. Het Adviescomité vraagt de regering de mogelijkheid te onderzoeken om de werknemers via de ondernemingen extralegale voordelen toe te kennen die toelaten het gezins- en beroepsleven beter te combineren.

6. De regering wordt gevraagd om het ondernemerschap van vrouwen te ondersteunen in het verlenen van diensten aan gezinnen, waaronder de dienstenchequeondernemingen, evenals de instroom van mannelijke werknemers in het stelsel van dienstencheques te bevorderen.

6bis. Het Adviescomité vraagt de regering om in overleg met de sociale partners dienstenchequeondernemingen aan te moedigen jobkansen te creëren voor kansengroepen, initiatieven te nemen voor de competentieontwikkeling van hun medewerkers en te investeren in vorming en opleiding van hun personeel. Tevens wordt de regering gevraagd via controles en jaarlijkse evaluaties toe te zien op de naleving van deze beleidsintenties.

6. STEMMINGEN

Het advies is eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Nele LIJNEN. Dominique TILMANS.

BIJLAGE 1

Genderthema's in samenhang met veiligheid en gezondheid op het werk

Samenvatting van een rapport van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk

Er bestaan substantiële verschillen in het arbeidsleven van mannen en vrouwen die hun veiligheid en gezondheid op het werk beïnvloeden. Een van de doelstellingen van de communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie (4) is de integratie van de genderdimensie in activiteiten op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk. Ter ondersteuning hiervan heeft het Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk een rapport vervaardigd waarin verschillen tussen mannen en vrouwen zijn onderzocht bij arbeidsgebonden ongevallen en ziekten, lacunes in kennis en de implicaties voor verbetering van risicopreventie.

Voornaamste uitkomsten van het rapport

— Voortdurende inspanningen zijn nodig om de arbeidsomstandigheden van mannen en vrouwen te verbeteren.

— Genderspecifieke verschillen in arbeidsvoorwaarden hebben grote invloed op verschillen tussen vrouwen en mannen in met het werk samenhangende gezondheidsvragen. Bij onderzoeken en interventies moet rekening worden gehouden met de taken die mannen en vrouwen daadwerkelijk uitvoeren, met verschillen in blootstelling aan risico's en met de arbeidsomstandigheden.

— We kunnen onderzoek en monitoring verbeteren door de genderdimensie systematisch op te nemen in de gegevensverzameling, gecorrigeerd voor gewerkte uren (aangezien vrouwen in het algemeen minder uren werken dan mannen), en de beoordeling van de blootstelling te baseren op daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden. Epidemiologische methoden moeten worden nagezien op genderafwijkingen. Indicatoren in monitoringsystemen, zoals nationale rapporten en enquêtes over ongevallen dienen eigenlijk beroepsrisico's voor vrouwen te bevatten.

— Arbeidsgebonden risico's voor de veiligheid en de gezondheid van vrouwen zijn onderschat en in vergelijking met die van mannen genegeerd, zowel bij onderzoek als preventie. Deze onevenwichtigheid moet aan de orde worden gesteld bij onderzoek, voorlichtings- en preventieactiviteiten.

— Een genderneutrale benadering bij beleid en wetgeving heeft ertoe bijgedragen dat minder aandacht wordt besteed en minder middelen worden toegekend aan arbeidsgebonden risico's voor vrouwen en de preventie ervan. De (voornamelijk vrouwelijke) huishoudelijke medewerkers vallen niet onder de Europese veiligheids- en gezondheidsrichtlijnen. Vrouwen die informele arbeid verrichten, bijvoorbeeld vrouwen of partners van mannen in agrarische familiebedrijven, vallen niet altijd onder de wetgeving. De vaststelling van de genderimpact moet worden uitgevoerd op basis van bestaande en toekomstige richtlijnen op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, normering en compensatieregelingen.

— Op basis van bestaande kennis over preventie en integratie van de genderdimensie in veiligheid en gezondheid op het werk kunnen bestaande richtlijnen zo worden geïmplementeerd dat meer rekening wordt gehouden met de genderdimensie, ondanks de noodzaak de genderimpact vast te stellen en aandacht te schenken aan lacunes in kennis.

— Gendergevoelige interventies moeten op basis van samenwerking worden uitgevoerd, waarbij de werknemers direct betrokken zijn en aan de hand van een beoordeling van praktijkgevallen.

— Het verbeteren van de veiligheid en gezondheid op het werk van vrouwen kan niet los gezien worden van andere discriminatiethema's op het werk en in de maatschappij. Acties voor gelijke behandeling in arbeid en beroep dienen tevens betrekking te hebben op veiligheid en gezondheid op het werk. Activiteiten om veiligheid en gezondheid op het werk te integreren in andere beleidsterreinen zoals volksgezondheid of sociale verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven dienen een genderelement te bevatten.

— Vrouwen zijn op alle niveau's ondervertegenwoordigd bij de besluitvorming betreffende veiligheid en gezondheid op het werk. Ze moeten meer rechtstreeks worden betrokken en de standpunten, ervaringen, kennis en vaardigheden van vrouwen moeten terug te vinden zijn bij de formulering en tenuitvoerlegging van strategieën op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk.

— Er bestaan succesvolle voorbeelden van onderzoeksmethodes, interventies, raadpleging en besluitvorming, instrumenten en acties, waarin de genderdimensie is opgenomen of die specifiek hierop zijn gericht. Bestaande ervaringen en middelen moeten worden gedeeld.

— Hoewel de algemene trend in arbeidsomstandigheden en -situaties waarin vrouwen verkeren in alle lidstaten en kandidaat-lidstaten overeenkomt, bestaan er tussen landen ook verschillen. Individuele landen moeten hun specifieke omstandigheden betreffende de genderdimensie en veiligheid en gezondheid op het werk beoordelen om passende maatregelen te plannen.

— Door een holistische benadering van gezondheid en veiligheid op het werk, met inachtneming van de verhouding werk en privé-leven, en van meer algemene vraagstukken in werkorganisatie en arbeid zou de risicopreventie op het werk verbeteren, waar zowel vrouwen als mannen baat bij zullen hebben.

— Vrouwen vormen geen homogene groep en niet alle vrouwen werken in traditionele « vrouwelijke » banen. Hetzelfde geldt voor mannen. Bij een holistische benadering dient rekening te worden gehouden met diversiteit. Bij acties om het evenwicht tussen werk en privé-leven te verbeteren moet rekening worden gehouden met de werkschema's van vrouwen en mannen en deze acties moeten zodanig ontworpen zijn dat ze voor beiden aantrekkelijk zijn.

Verschillen in omstandigheden op het werk en thuis van vrouwen en mannen

Vanwege een sterke seksesegregatie van de arbeidsmarkt in de EU zijn vrouwen en mannen werkzaam in verschillende werkomgevingen en hebben met verschillende soorten eisen en inspanningen te maken, zelfs indien ze in dezelfde sector werkzaam zijn en hetzelfde beroep uitoefenen. Segregatie bestaat tussen sectoren en tussen banen in dezelfde sector. Zelfs wanneer mannen en vrouwen dezelfde baan hebben dan verrichten ze vaak verschillende taken. Tevens bestaat een sterke verticale scheiding binnen het werk zelf, waar mannen vaker werkzaam zijn in hogere posities. Vrouwen werken vaker parttime, waar de seksesegregatie van het werk nog sterker tot uitdrukking komt.

Andere genderverschillen in arbeidsvoorwaarden hebben eveneens invloed op gezondheid en veiligheid op het werk. Er zijn meer vrouwen met slecht betaald, onzeker werk hetgeen invloed heeft op hun arbeidsomstandigheden en de risico's waaraan ze blootgesteld worden. Vrouwen blijven meestal langer werkzaam in dezelfde baan dan mannen en worden zo langer blootgesteld aan dezelfde risico's. Raadpleging en participatie van werknemers vormen een belangrijke factor voor een succesvolle risicopreventie, maar vrouwen werken vaak in banen waar de vakbond minder sterk vertegenwoordigd is, en ze zijn op alle niveaus minder betrokken bij de besluitvorming.

Genderongelijkheid binnen en buiten het werk heeft tevens invloed op de veiligheid en gezondheid op het werk van vrouwen en het verband met discriminatie in brede zin en gezondheid is groot. Vrouwen verrichten nog steeds het grootste gedeelte aan onbetaald huishoudelijk werk en dragen de zorg voor kinderen en familieleden, zelfs indien ze voltijds werken. Dit verzwaart hun dagelijkse werkzaamheden en legt extra druk op hen, met name wanneer er onverenigbaarheid is tussen werk en privé-leven.

Enige voorbeelden van verschillen tussen mannen en vrouwen bij risico's en gezondheidsgegevens

Gevaar/ gezondheidsrisico's — Danger/ conséquences sur la santé « Grotere blootstelling/ grotere incidentie » — Exposition supérieure/ incidence plus grande Opmerkingen — Commentaires
Ongevallen. — Accidents Mannen. — Hommes Komt vaker voor bij mannen, zelfs na correctie voor minder gewerkte uren door vrouwen. — Les hommes ont un taux plus élevé, même en tenant compte des ajustements faits en fonction du nombre inférieur d'heures travaillées par les femmes.
Aandoeningen aan de bovenste ledematen. — Troubles des membres supérieurs Vrouwen. — Femmes Veel voorkomend bij in hoge mate repetitief werk door vrouwen zoals « eenvoudige » montage, werkzaamheden aan de lopende band en het invoeren van gegevens, waar ze weinig zeggenschap hebben over de manier waarop ze werken. — Des incidences élevées apparaissent dans certaines tâches hautement répétitives exécutées par les femmes, telles que le travail d'assemblage « léger » à la chaîne et celui d'encodage de données où elles ont peu de contrôle sur la façon dont elles travaillent.
Tillen van zware lasten. — Charges lourdes à soulever Mannen. — Hommes Maar bijvoorbeeld vrouwen werkzaam in de schoonmaaksector, catering en de zorgsector hebben blessures door het heffen en dragen van zware lasten. — Mais, par exemple, les femmes agents de nettoyage ou travaillant dans la restauration ou les soins de santé souffrent de blessures dues au fait qu'elles soulèvent et portent des charges lourdes.
Stress Vrouwen. — Femmes Beiden melden grote aantallen, maar voor met name « vrouwelijk » werk zijn de stressfactoren ongewenste intimiteiten, discriminatie, banen met laag aanzien en met weinig zeggenschap over eigen werkzaamheden, emotioneel zwaar werk en de dubbele last van betaald werk en onbetaald werk thuis. — Les deux signalent des taux élevés, mais les stresseurs spécifiques au travail des « femmes » incluent le harcèlement sexuel, la discrimination, les emplois mal reconnus avec peu de contrôle, le travail à forte exigence émotionnelle ainsi que la double tâche du travail rémunéré et du travail non payé à la maison.
Geweld van klanten. — Violence de la part du public Vrouwen. — Femmes Vrouwelijke werknemers hebben meer contacten met het publiek. — Les femmes ont plus de contact avec les membres du public.
Geluidsoverlast/gehoorschade. — Bruit/perte de l'ouïe Mannen. — Hommes Vrouwen werkzaam in de textielsector en de voedselproductie kunnen bijvoorbeeld in hoge mate worden blootgesteld. — Les femmes dans la production textile et alimentaire peuvent être hautement exposées par exemple.
Beroepskanker. — Cancer d'origine professionnelle Mannen. — Hommes Treedt vaker op bij vrouwen in bepaalde productiesectoren. — Les femmes ont des taux plus élevés dans certaines industries manufacturières.
Astma en allergieën. — Asthme et allergies Vrouwen. — Femmes Bijvoorbeeld door reinigings- en sterilisatiemiddelen en poeder in beschermende latexhandschoenen voor de gezondheidszorg en stof in de textiel- en kledingindustrie. — Par exemple, à partir d'agents nettoyants, stérilisants et de la poussière dans les gants de protection en caoutchouc utilisés dans le secteur des soins, et des poussières dans l'industrie du textile et des vêtements.
Huidziekten. — Maladies de la peau Vrouwen. — Femmes Bijvoorbeeld vanwege het werken met natte handen in banen zoals de catering of door huidcontact met reinigingsmiddelen of haarbehandelingschemicaliën. — Par exemple, en travaillant avec des mains humides dans le secteur de la restauration ou à la suite d'un contact de la peau avec des agents nettoyants ou des produits chimiques de coiffeurs.
Infectieziekten. — Maladies infectieuses Vrouwen. — Femmes Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg of bij het werken met kinderen. — Par exemple, dans le secteur des soins ou de l'enfance.
Ongeschikt werk en beschermingsuitrusting. — Travail inapproprié et équipement de protection Vrouwen. — Femmes Veel werkkleding en apparatuur zijn ontworpen voor de « gemiddelde » man, en veroorzaken veel problemen voor veel vrouwen en niet-doorsneemannen. — De nombreux vêtements de travail et équipements ont été conçus pour l'« homme moyen » entraînant des problèmes pour une grande majorité de femmes et d'hommes « en dehors de la moyenne ».
Reproductieve gezondheid. — Santé génésique Beiden. — Les deux Tot de verwaarloosde gebieden behoren vruchtbaarheid, menstruatieproblemen, menopauze en reproductieve gezondheid van mannen. — Les secteurs négligés sont la procréation, les troubles menstruels, la ménopause et la santé génésique masculine.
Ongunstige arbeidstijden. — Heures de travail inappropriées Beiden. — Les deux Mannen werken vaker veel over, vrouwen verrichten vaak onbetaald werk in huis. Beiden willen een betere balans tussen werk en privé-leven. — Les hommes travaillent de plus longues heures payées, les femmes exécutent plus de tâches non payées à la maison; les deux souhaitent un meilleur équilibre travail/vie privée.

Dit model toont waar genderverschillen optreden die invloed kunnen hebben op de veiligheid en gezondheid op het werk.

Herkennen van en rekening houden met de verschillen tussen mannen en vrouwen

Ziektepreventie en welzijnsbevordering op het werk zijn belangrijk voor de kwaliteit van het werk van vrouwen en mannen. De structuur en organisatie van het werk, alsook de apparatuur zijn vaak gebaseerd op het model van de « gemiddelde » man, hoewel in EU-wetgeving is vastgelegd dat het werk moet worden aangepast aan de werknemers. Door banen gemakkelijker te maken voor vrouwen worden ze ook gemakkelijker voor mannen. Het rapport bespreekt een aanpak waarbij rekening gehouden wordt met de verschillen tussen mannen en vrouwen bij onderzoek en interventies. Deze aanpak is samengevat in een afzonderlijke factsheet met genderspecifieke risicoanalyse. Aanvullende informatie is beschikbaar op de website van het Agentschap.

Voor meer informatie

Het rapport van het Agentschap Gender issues in safety and health at work — A review geeft meer informatie over risico's voor vrouwelijke werknemers en de preventie ervan en op welke wijze meer rekening kan worden gehouden met de verschillen tussen mannen en vrouwen. Dit rapport is beschikbaar op : http://agency.osha.eu.int/publications/reports/209/en/index.htm

Factsheet nr. 43 over risicopreventie waarbij rekening wordt gehouden met de genderdimensie is beschikbaar op : http://agency.osha.eu.int/publications/factsheets/

De website van het Agentschap heeft een rubriek met links naar meer informatie over vrouwen en veiligheid en gezondheid op het werk : http://gender.osha.eu.int

BIJLAGE 2

Genderdimensie in de risicoanalyse

Er zijn voortdurend inspanningen nodig om de arbeidsomstandigheden van mannen en vrouwen te verbeteren. Een genderneutrale benadering van risicoanalyse en preventie kan ertoe leiden dat risico's voor vrouwelijke werknemers worden onderschat of zelfs helemaal genegeerd. Wanneer we aan gevaren op het werk denken, denken we eerder aan mannen werkzaam in gebieden met een grote kans op ongevallen, zoals bouwterreinen of een vissersvaartuig, dan aan vrouwen in de gezondheidszorg en de sociale zorg of in nieuwe gebieden zoals callcentra. Een zorgvuldige beoordeling van reële werkomstandigheden laat zien dat vrouwen en mannen op het werk met aanzienlijke risico's te maken kunnen hebben. Door banen gemakkelijker te maken voor vrouwen worden ze ook gemakkelijker voor mannen. Het is derhalve belangrijk genderthema's op te nemen in risicoanalyses van de werkplek. Integratie van genderthema's in risicopreventie vormt nu een doelstelling van de Europese Gemeenschap (5) . Onderstaande tabel geeft voorbeelden van gevaren en risico's die zijn gevonden op werkplekken waar voornamelijk vrouwen werkzaam zijn.

Tabel 1 Voorbeelden van gevaren en risico's bij werk dat voornamelijk door vrouwen wordt verricht

Werkgebied — Secteur d'activité Risicofactoren en gezondheidsproblemen — Les facteurs de risques et les problèmes de santé couvrent les domaines suivants
Biologische. — Biologique Fysieke. — Physique Chemische. — Chimique Psychosociale. — Psychosocial
Gezondheidszorg. — Soins Infectieziekten, bijvoorbeeld besmetting via bloed, ademhaling enz. — Maladies infectieuses, notamment par le sang, respiratoires, etc. Manueel hanteren van lasten en vermoeiende houdingen; ioniserende straling. — Manutention manuelle et positions difficiles; radiation ionisante Reinigings-, sterilisatie- en ontsmettingsmiddelen; geneesmiddelen; anesthesiegassen. — Agents nettoyants, stérilisants et désinfectants; drogues; gaz anesthésiques « Emotioneel zwaar werk »; ploegen- en nachtdiensten; geweld van klanten en openbare geweldpleging. — « Travail à forte exigence émotionnelle »; travail par équipe et de nuit; violence chez les clients et le public
Kinderdagverblijven. — Crèches et maternelles Infectieziekten, bijvoorbeeld besmetting via ademhaling. — Maladies infectieuses, notamment respiratoires Manueel hanteren van lasten; vermoeiende houdingen. — Manutention manuelle et positions difficiles « Emotioneel zwaar werk ». — « Travail à forte exigence émotionnelle »
Schoonmaaksector. — Nettoyage Infectieziekten; dermatitis. — Maladies infectieuses; dermatite Manueel hanteren van lasten, vermoeiende houdingen; glij- en valpartijen. — Manutention manuelle, positions difficiles; glissades et chutes; mains humides Reinigingsmiddelen. — Agents nettoyants Buitengewone werktijden; geweld, bijvoorbeeld in geval van alleen of laat werken. — Travail en dehors des heures normales; violence, par exemple en cas de travail seul ou tardif
Voedselproductie. — Production alimentaire Infectieziekten, bijvoorbeeld overbrenging door dieren en van schimmels, sporen, organische stoffen. — Maladies infectieuses, notamment transmises par les animaux, les moisissures, les spores, la poussière organique Repetitieve bewegingen — bijvoorbeeld bij verpakkingswerk of slachthuizen; steekwonden; koude temperaturen; geluidsoverlast. — Mouvements répétitifs, notamment dans les travaux d'emballage ou les abattoirs; blessures par couteau; températures froides; bruit Residuen van bestrijdingsmiddelen; sterilisatiemiddelen; sensibiliserende specerijen en additieven. — Résidus de pesticides; agents stérilisants; épices et additifs sensibilisants Stress vanwege repetitieve werkzaamheden aan de lopende band. — Stress associé au travail répétitif sur des chaînes d'assemblage
Catering en horeca. — Restauration Dermatitis. — Dermatite Manueel hanteren van lasten; repetitieve hakwerkzaamheden; steekwonden door messen en brandwonden; glij- en valpartijen; warmte; reinigingsmiddelen. — Manutention manuelle; coupes répétitives; coupures par couteau et brûlures; glissades et chutes; chaleur; agents nettoyants Passief roken; reinigingsmiddelen. — Respiration de la fumée; agents nettoyants Stress vanwege hectische werkzaamheden, klanten, geweld en intimidatie. — Stress dû à un travail agité, au contact avec le public, à la violence et au harcèlement
Textiel- en kledingindustrie. — Textiles et vêtements Organische stoffen. — Poussières organiques Geluidsoverlast; repetitieve bewegingen en verkeerde lichaamshouding; verwonding door naalden. — Bruit; mouvements répétitifs et positions gênantes; blessures par aiguille Kleurstoffen en andere chemicaliën, inclusief formaldehyde voor het strijkvrij maken en vlekverwijderingsoplosmiddelen; stof. — Teintures et autres produits chimiques dont le formaldéhyde pour les tissus sans repassage et les dissolvants pour enlever les taches; poussière Stress vanwege repetitieve werkzaamheden aan de lopende band. — Stress associé aux activités répétitives sur des chaînes d'assemblage
Wasserijen. — Blanchisseries Geïnfecteerde was, bijvoorbeeld in ziekenhuizen. — Linges infectés, notamment dans les hôpitaux Manueel hanteren van lasten en vermoeiende houdingen; warmte. — Manutention manuelle et positions difficiles; chaleur Oplosmiddelen voor chemisch reinigen. — Dissolvants pour nettoyage à sec Stress door repetitieve werkzaamheden en werkzaamheden in een hoog tempo. — Stress associé à un travail répétitif et rapide
Keramische sector. — Céramique Repetitieve bewegingen; manueel hanteren van lasten. — Mouvements répétitifs; manutention manuelle Stof van glazuur, lood en silica. — Poussières d'émail, de plomb et de quartz Stress vanwege repetitieve werkzaamheden aan de lopende band. — Stress associé aux activités répétitives sur des chaînes d'assemblage
« Eenvoudige » fabricage. — Fabrication « légère » Repetitieve bewegingen, bijvoorbeeld bij montagewerkzaamheden; verkeerde lichaamshoudingen; manueel hanteren van lasten. — Mouvements répétitifs, notamment dans les chaînes d'assemblage; positions gênantes; manutention manuelle Chemicaliën in micro-elektronica. — Produits chimiques dans la microélectronique Stress vanwege repetitieve werkzaamheden aan de lopende band. — Stress associé aux activités répétitives sur des chaînes d'assemblage
Callcentra. — Centres d'appel Stemproblemen in samenhang met praten; verkeerde lichaamshoudingen; overmatig zitten. — Problèmes de voix pour conversation incessante; positions gênantes; position assise excessive Slechte luchtkwaliteit in gesloten ruimten. — Mauvaise qualité de l'air intérieur Stress door het werken met klanten, werktempo en repetitieve werkzaamheden. — Stress dû au contact avec les clients, au rythme de travail et au travail répétitif
Onderwijs. — Éducation Infectieziekten, bijvoorbeeld besmetting via ademhaling, mazelen. — Maladies infectieuses, notamment respiratoires, rougeole Langdurig staan; stemproblemen. — Position debout prolongée; problèmes de voix Slechte luchtkwaliteit in gesloten ruimten. — Mauvaise qualité de l'air intérieur « Emotioneel zwaar werk », geweld. — « Travail à forte exigence émotionnelle », violence
Kapperssector. — Coiffure Vermoeiende houdingen, repetitieve bewegingen, langdurig staan; natte handen; snijwonden. — Positions difficiles, mouvements répétitifs, position debout prolongée; mains humides; coupures Chemische sprays, kleurstoffen enz. — Pulvérisateurs chimiques, teintures, etc. Stress door het werken met klanten; hoog werktempo. — Stress associé aux contacts avec les clients; rythme de travail rapide
Administratieve werkzaamheden. — Tâches de bureau Repetitieve bewegingen, verkeerde lichaamshouding, rugpijn vanwege het zitten. — Mouvements répétitifs, positions gênantes, douleur du dos consécutive à la position assise Slechte luchtkwaliteit in gesloten ruimten; dampen van fotokopieerapparaten. — Mauvaise qualité de l'air intérieur; émanations du photocopieur Stress, bijvoorbeeld door geen zeggenschap over eigen werk, veelvuldige onderbrekingen, eentonig werk. — Stress dû au manque de contrôle sur le travail, interruptions fréquentes, travail monotone
Landbouw. — Agriculture Infectieziekten, bijvoorbeeld overbrenging door dieren en van schimmels, sporen, organische stoffen. — Maladies infectieuses, notamment transmises par les animaux, les moisissures, les spores, la poussière organique Manueel hanteren van lasten, vermoeiende houdingen; ongeschikte arbeidsmiddelen en beschermende kleding; hete, koude en natte omstandigheden. — Manutention manuelle et positions difficiles; équipement de travail et vêtements de protection inadéquats; conditions chaudes, froides, humides Pesticiden. — Pesticides

Model van een gendergevoelige risicoanalyse

Bij de risicoanalyse moet rekening worden gehouden met de genderdimensie, met de verschillen en ongelijkheden tussen mannen en vrouwen. Werk, de organisatie ervan en de gebruikte apparatuur moeten aangepast zijn aan de mens, niet andersom. Dit principe is vastgelegd in EU-wetgeving. Op grond van de wetgeving moeten werkgevers op basis van een risicoanalyse de risico's beheersen. Dit kan in vijf stappen geschieden.

1. Omschrijving van de gevaren

2. Risicoanalyse

3. Implementatie van de oplossingen

4. Monitoring

5. Evaluatie.

Hieronder staan enkele suggesties om in dit proces meer rekening te houden met de verschillen tussen mannen en vrouwen. Aangezien er genderverschillen zijn bij heel veel andere vraagstukken op het gebied van werkomstandigheden zoals ongewenste intimiteiten, discriminatie, betrokkenheid bij besluitvorming op de werkplek en conflicten tussen werk en privé-leven is een holistische benadering ten aanzien van risicopreventie vereist. Ook moeten minder voor de hand liggende gevaren en gezondheidsproblemen die vaker bij vrouwelijke werknemers voorkomen worden vastgesteld.

Hoofdfactoren in gendergevoelige risicoanalyse

— Positieve betrokkenheid en serieus nemen van genderthema's

— Kijken naar de werksituatie in de praktijk

— Betrekken van alle werknemers, mannen en vrouwen, in alle stadia

— Vooronderstellingen over de gevaren en over eventuele betrokkenen vermijden.

Stap 1 : identificatie van de gevaren, houdt bijvoorbeeld rekening met de genderdimensie door :

— te onderzoeken of gevaren voorkomen in zowel typische mannen- als vrouwenbanen;

— gezondheids- en veiligheidsgevaren vast te stellen;

— vrouwelijke en mannelijke werknemers te vragen met welke structurele problemen ze te maken hebben in hun werk;

— vooronderstellingen te vermijden wat al dan niet belangrijk is;

— alle werknemers te beoordelen, ook schoonmakers en receptionisten enz.;

— parttime medewerkers, tijdelijk personeel of uitzendkrachten en zij die met ziekteverlof zijn ten tijde van de beoordeling niet te vergeten;

— vrouwen aan te moedigen aspecten te vermelden waarvan zij menen dat die hun veiligheid en gezondheid op het werk beïnvloeden, alsmede gezondheidsklachten die met het werk verband kunnen houden;

— na te gaan of er nog andere vraagstukken zijn die met het werk en de gezondheid verband houden.

Stap 2 : Risicoanalyse, houdt bijvoorbeeld rekening met de genderdimensie door :

— naar de in de praktijk verrichte taken en de werkelijke werkomgeving te kijken;

— geen vooronderstellingen te maken over blootstelling aan risico's alleen op basis van functieomschrijving of functiebenaming;

— voorzichtig te zijn met verschillen tussen mannen en vrouwen bij de indeling van risico's in groot, gemiddeld en klein risico;

— vrouwen bij de risicoanalyse te betrekken. Overweeg het gebruik van gezondheidskringen en methodes voor het in kaart brengen van risico's, methoden van de participatieve ergonomie en stressinterventies;

— te waarborgen dat de analyse wordt uitgevoerd door personen die voldoende kennis en opleiding hebben inzake genderthema's bij de veiligheid en gezondheid op het werk;

— te waarborgen dat de instrumenten en middelen die bij de analyse worden gebruikt aspecten omvatten die relevant zijn voor zowel mannelijke als vrouwelijke werknemers. Zo niet, pas deze dan aan;

— externe evaluators mee te delen dat zij voor een benadering moeten kiezen waarbij rekening wordt gehouden met verschillen tussen mannen en vrouwen en te controleren of ze hiertoe in staat zijn;

— aandacht te schenken aan genderthema's wanneer de implicaties voor de veiligheid en de gezondheid op het werk van geplande veranderingen op de werkplek worden beoordeeld.

Let voor stress bijvoorbeeld op :

— verhouding werk en privé-leven en de werkschema's van mannen en vrouwen;

— loopbaanontwikkeling;

— intimidatie;

— emotionele « stressfactoren »;

— ongeplande onderbrekingen en uitvoering van verschillende taken tegelijk.

Let voor reproductieve gezondheid bijvoorbeeld op :

— de reproductieve risico's voor mannen en vrouwen;

— alle gebieden van reproductieve gezondheid, niet alleen zwangerschap.

Let voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat bijvoorbeeld op :

— kritische beoordeling van « lichte werkzaamheden ». Hoeveel statische spierbelasting is vereist ? Is het vooral staand werk ? Welke gewichten worden in de praktijk gehanteerd, en hoe vaak ?

Stap 3 : Implementatie van de oplossingen, houdt bijvoorbeeld rekening met de genderdimensie door :

— risico's bij de bron proberen aan te pakken om te zorgen voor een veilige en gezonde werkplek voor alle werknemers. Hiertoe behoren risico's voor de reproductieve gezondheid;

— aandacht te schenken aan diverse groepen en de werkzaamheden en de preventieve maatregelen aan de werknemers aan te passen. Pas bijvoorbeeld beschermingsuitrusting aan de behoeften van ieder individu, vrouwen en mannen, aan;

— vrouwelijke werknemers bij de besluitvorming en tenuitvoerlegging van oplossingen te betrekken;

— te waarborgen dat vrouwelijke en mannelijke werknemers beschikken over informatie en opleiding op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk relevant voor de werkzaamheden en hun arbeidsomstandigheden en de gevolgen voor de gezondheid. Betrek daarbij parttime medewerkers, tijdelijk personeel en uitzendkrachten.

Stappen 4 en 5 : Monitoring en evaluatie, houden bijvoorbeeld rekening met de genderdimensie door :

— vrouwelijke werknemers deel te laten nemen aan het proces van monitoring en evaluatie;

— op de hoogte te zijn van de nieuwste informatie over gezondheidsthema's op het werk die verband houden met verschillen tussen mannen en vrouwen.

Gezondheidsbewaking kan onderdeel zijn van zowel risicoanalyse als monitoring :

— surveilleer banen van zowel mannen als vrouwen;

— wees bij de keuze van de deelnemers aan de monitoringactiviteiten voorzichtig met het maken van veronderstellingen, bijvoorbeeld op basis van functiebenaming.

Geregistreerde arbeidsongevallen maken een belangrijk deel uit van risicoanalyse en monitoring :

— moedig de registratie aan van thema's op het gebied van gezondheid op het werk alsmede van arbeidsongevallen.

Algemene maatregelen om de genderdimensie bij het management van veiligheid en gezondheid op het werk te bevorderen

— Herzien van het veiligheidsbeleid, met name met inbegrip van een verplichting tot integratie van de genderdimensie, en van de relevante doelstellingen en procedures.

— Waarborgen dat de interne en externe dienstverleners op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk rekening houden met de verschillen tussen mannen en vrouwen.

— Relevante training en informatie verstrekken over genderthema's ten aanzien van veiligheids- en gezondheidsrisico's aan risicobeoordelaars, managers en toezichthouders, vakbondsvertegenwoordigers, arbocommissies enz.

— Koppelen van veiligheid en gezondheid op het werk aan acties inzake gelijke behandeling op de werkplek met inbegrip van programma's ter bevordering van gelijke behandeling.

— Kijken naar mogelijkheden vrouwen te laten deelnemen aan arbocommissies. Worden bijvoorbeeld vergaderingen gehouden op tijdstippen waarop vrouwen aanwezig kunnen zijn ?

Voor meer informatie

Het rapport van het Agentschap Gender issues in safety and health at work — A review geeft meer informatie over risico's voor vrouwelijke werknemers en de preventie ervan. Dit rapport is beschikbaar op : http://agency.osha.eu.int/publications/reports/209/en/index.htm

Factsheet nr. 42 met een samenvatting van het rapport is beschikbaar op : http://agency.osha.eu.int/publications/factsheets/

De website van het Agentschap heeft een rubriek met links naar meer informatie over vrouwen en veiligheid en gezondheid op het werk : http://gender.osha.eu.int

De website van het Agentschap bevat tevens andere bronnen die van belang zijn voor typisch vrouwelijk werk, zoals over de preventie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat en stress en risico's voor werknemers in de gezondheidszorg.


(1) Zie bijlage 1.

(2) Zie bijlage 2.

(3) Debonneuil, Michèle, Les services à la personne : bilan et perspectives, Paris, Inspection générale des finances, 2008.

(4) « Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving : een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006 ». Mededeling van de Europese Commissie, COM(2002) 118 def.

(5) « Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving : een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006 ». Mededeling van de Europese Commissie, COM(2002)118def.