4-798/1 (Sénat)
52-1245/001 (Chambre)

4-798/1 (Sénat)
52-1245/001 (Chambre)

Belgische Senaat en Kamer van volksvertegenwoordigers

ZITTING 2007-2008

25 JUNI 2008


Het rookverbod in horecazaken


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN (S) EN DE COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING (K) UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW VIENNE (S) EN DE HEER GEERTS (K)


I. Inleiding

De commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat en de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing van de Kamer van volksvertegenwoordigers hielden op 20 mei 2008 een eerste vergadering om het rookverbod in de horeca in 2007 te evalueren. Er werden vertegenwoordigers gehoord van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voeldselketen en Leefmilieu.

Beide commissies hebben een tweede vergadering belegd op 3 juni 2008, om een aantal sprekers van diverse sectoren te horen en hun standpunt te vernemen over een eventuele veralgemening van dat verbod.

II. Evaluatie van het rookverbod in horeca-inrichtingen in 2007

A. Inleidende uiteenzettingen

1. Historische context

De heer Paul Van Den Meersche (Diensthoofd, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) brengt de belangrijke stappen in de geleidelijke veralgemening van het rookverbod in België in herinnering.

Consumptie van tabaksproducten in bussen werd reeds in 1976 verboden, in bepaalde openbare plaatsen was dat in 1987 het geval, in 1998 volgden de vliegtuigen en in 2004 de treinen. De eerste verplichtingen (ventilatie, opdelen van de ruimte) in de horeca dateren van 1991. Het verbod op de werkvloer kwam er in 2006 en in restaurants een jaar later. In drankgelegenheden is roken nog niet verboden.

De huidige wetgeving is het resultaat van een lange ontwikkeling. Reeds in 1991 kwam het tot een gedeeltelijk rookverbod in de horeca. De verplichtingen die toen werden opgelegd, gelden vandaag nog steeds. Die wetgeving werd verdedigd door de vertegenwoordigers van de diverse actoren van de horeca en door de tabaksfabrikanten.

Het federaal plan ter bestrijding van het tabaksgebruik werd goedgekeurd en uitgevoerd in de regeerperiode 2003-2007. Ter uitvoering daarvan werden verscheidene maatregelen genomen : het gebruik van kleurenfoto's om het publiek te waarschuwen voor de gezondheidsrisico's, het verbod op de verkoop van tabak aan jongeren onder 16 jaar, het rookverbod op voor het publiek toegankelijke plaatsen sinds 1 januari 2006 en in restaurants sinds 1 januari 2007, enz.

2. Koninklijk besluit van 13 december 2005

Het koninklijk besluit van 13 december 2005 tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen bevat een aantal belangrijke beginselen : het is toegestaan in drankgelegenheden en frietkramen, verboden in restaurants, behalve in de rookkamers, volledig verboden in polyvalente inrichtingen en andere voor het publiek toegankelijke lokalen.

Sportruimten zijn steeds een uitzondering op de regelingen waarin roken is toegestaan : daar geldt steeds het rookverbod (tenzij het inrichten van rookkamers wordt toegestaan).

De criteria om drankgelegenheden te onderscheiden van restaurants zijn de reeds bestaande wettelijke regels : het bezit van een vergunning om sterke dranken te schenken, de openingsbelastingen op drankslijterijen, de bescherming van de beroepstitel van restaurantuitbater (kok). Een nieuw criterium echter is de omzet.

In 2006 en 2007 vergde het rookverbod in restaurants een aantal voorbereidende maatregelen. Er werden 20 controleurs in dienst genomen. Er werden in 2007 25 000 controles gepland. De controles werden per provincie en op basis van de bevolking van de stad gepland.

Er werd beslist bij de eerste overtreding een proces-verbaal te zenden. Bij herhaling is het antwoord krachiger. Om het verbod meer ruchtbaarheid te geven, werden meer dan 100 000 stickers gratis uitgedeeld. De reglementering trok de aandacht van de parlementsleden, die vele vragen hebben gesteld over de interpretatie van het koninklijk besluit, en van de media, die er heel wat reportages over maakten.

Het rookverbod op de werkvloer wordt gecontroleerd door de inspectiediensten van welzijn op het werk. Voor de andere openbare plaatsen gebeurt de controle door de FOD Volksgezondheid en het FAVV (drankgelegenheden en restaurants).

3. Evaluatiemethode

De heren Van Den Meersche en Capouet wijzen erop dat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD) de bevoegde overheid is voor de controle op de naleving van de rookverbodsreglementering en daarvoor samenwerkt met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) voor de controles met betrekking tot het verbod om te roken in de horeca.

De FOD controleert de openbare plaatsen en de zogenaamde horeca-inrichtingen die daar gelokaliseerd zijn terwijl het FAVV de « aparte » horeca-inrichtingen controleert. Daarnaast bereidt de FOD Volksgezondheid momenteel een ontwerpprotocol voor teneinde de bestaande afspraken voor de samenwerking met het FAVV op dat vlak te formaliseren.

4. Resultaten

4.1. Naleving van het rookverbod door horeca-inrichtingen

Om tot een analyse te kunnen overgaan, werd in eerste instantie nagegaan per type geïnspecteerde horeca-inrichting of zij voldeden aan de bepalingen van het besluit van 13 december 2005 (tabel 1). Er werd gecontroleerd of er geen asbakken aanwezig waren, of er op zichtbare plaatsen rookverbodstekens waren aangebracht, of er op geen enkele manier aangezet werd tot roken in die ruimte en of de eventuele afzuigsystemen geïnstalleerd en functioneel waren.

De verschillende horeca-inrichtingen zijn in drie categorieën ondergebracht, zoals voorzien in de regelgeving :

— de inrichtingen waar men mag roken in welomschreven zones (cafés);

— de inrichtingen waar men enkel mag roken in een (volledig afgesloten) rookkamer (restaurants);

— de inrichtingen die eveneens voor andere doeleinden worden gebruikt (polyvalente zalen) en waar een totaal rookverbod van toepassing is.

Deze categorieën zijn in detail opgenomen in de onderstaande tabel.

Controles — Enquêtes Conform — Conforme Niet conform — N. conforme  % Conform — % Conforme
Inrichtingen waar men mag roken in welomschreven zones — Lieux où l'on peut fumer dans des zones biens définies 5 247 2 282 2 965 43,5 %
Drankgelegenheden (cafés) — Débits de boissons (cafés) 4 623 1 745 2 878 37,7 %
Frietkramen — Friteries 624 537 87 86,1 %
Inrichtingen waar men enkel mag roken in een rookkamer — Lieux où il n'est permis de fumer que dans un fumoir 12 328 8 195 4 133 66,5 %
Horeca-inrichting in een hotel — Établissement Horeca au sein d'un hôtel 641 402 239 62,7 %
Horeca-inrichting in andere openbare gebouwen — Établissement Horeca dans d'autres bâtiments publics 1 577 1 101 476 69,8 %
Horeca-inrichting in een sportcentrum — Établissement Horeca au sein d'un centre sportif 2 975 2 135 840 71,8 %
Horeca-inrichting in een shopping center — Établissement Horeca au sein d'un centre commercial 358 269 89 75,1 %
Restaurant en andere — Restaurant et autres 6 777 4 288 2 489 63,3 %
Inrichtingen waar het absoluut verboden is om te roken (die als polyvalente zalen worden gebruikt) — Installations où il est totalement interdit de fumer (pouvant être utilisés comme salles polyvalentes) 6 699 4 548 2 151 67,9 %
Jeugdhuizen — Maisons de jeunes 215 122 93 56,7 %
Culturele centra — Centres culturels 710 457 253 64,4 %
Andere openbare plaatsen — Autres lieux publics 3 108 2 042 1 066 65,7 %
Overheidsdiensten — Services publics 560 390 170 69,6 %
Opvangcentra voor jongeren, scholen, opleidingscentra — Accueil de jeunesse, écoles, centres de formation 1 083 760 323 70,2 %
Sportzalen — Salles de sport 1 023 777 246 76,0 %
Totaal — Total 24 274 15 025 9 249 61,9 %

Tabel 1 : Onderzoek naar de naleving op de rookverbodreglementering (rookverbodstekens, afzuigsystemen, afwezigheid van asbakken)

Analyse van de resultaten :

Meer dan 60 % van de gecontroleerde inrichtingen leven de regelgeving volledig na. Toch zijn er nog problemen, voornamelijk in cafés. Er dient op gewezen te worden dat er voor cafés bijzondere bepalingen (rookafzuigsysteem en zonering rokers en niet-rokers) bestaan, die het koninklijk besluit van 15 mei 1990 tot het verbieden van het roken in bepaalde openbare plaatsen reeds voorzag en die overgenomen zijn in het koninklijk besluit van 13 december 2005 dat heden van toepassing is. Deze inrichtingen moesten in feite reeds 17 jaar in orde zijn. Toch is slechts 38 % van de cafés in orde. De eigenaars van drankgelegenheden leveren onvoldoende inspanningen.

Uit de resultaten blijkt eveneens dat 40 % van de jeugdhuizen niet in orde was. Toch zijn dit openbare plaatsen waar het absoluut verboden is om te roken. Zij concurreren echter vaak met de dichtstbijzijnde drankgelegenheden. Het is voor de klanten (jongeren) trouwens erg moeilijk om een onderscheid te maken tussen die twee soorten inrichtingen. Bovendien is het nog moeilijker om aan de jongeren uit te leggen waarom men in de ene plaats mag roken en in de andere niet.

De resultaten in de horeca-inrichtingen waar enkel mag gerookt worden in rookkamers (onder meer restaurants, kantines van sportruimten, ...) zijn beter maar nog meer dan 30 % van de inrichtingen moet nog de nodige maatregelen (rookverbodstekens aanbrengen, asbakken wegnemen, ...) nemen om de regelgeving volledig na te leven.

De cijfers voor de categorie van de inrichtingen waar het absoluut verboden is te roken (polyvalentezalen) zijn vergelijkbaar met die van de restaurants. Deze ruimtes worden vaak voor meerdere doeleinden gebruikt. Op die plaatsen die voor verschillende doeleinden gebruikt worden (festiviteiten, feesten, tentoonstellingen, optredens, vergaderingen, ...) heerst een absoluut rookverbod.

Het valt op dat de regelgeving vaker wordt nageleefd op de plaatsen waar men enkel in een rookkamer mag roken of totaal niet mag roken dan op de plaatsen waar men enkel in welomschreven zones mag roken.

Naleving van het rookverbod door rokers in horeca-inrichtingen

Het gaat hier om overtredingen die vastgesteld werden op plaatsen waar het verboden is om te roken. Hier worden de rokers tot de orde geroepen. De plaatsen zijn gerangschikt zoals in de vorige tabel.

Controles — Enquêtes Conform — Conforme Niet conform — N. conforme  % Conform — % Conforme
Inrichtingen waar men mag roken in welomschreven zones — Lieux où l'on peut fumer dans des zones biens définies 3 239 2 777 249 85,7 %
Drankgelegenheden (cafés) — Débits de boissons (cafés) 2 615 2 371 244 90,70 %
Frietkramen — Friteries 411 406 5 98,8 %
Inrichtingen waar men enkel mag roken in een rookkamer — Lieux où il n'est permis de fumer que dans un fumoir 9 603 8 767 836 91,3 %
Horeca-inrichting in een hotel — Établissement Horeca au sein d'un hôtel 2 270 1 956 314 86,2 %
Horeca-inrichting in andere openbare gebouwen — Établissement Horeca dans d'autres bâtiments publics 383 338 45 88,3 %
Horeca-inrichting in een sportcentrum — Établissement Horeca au sein d'un centre sportif 1 336 1 189 147 89,0 %
Horeca-inrichting in een shopping center — Établissement Horeca au sein d'un centre commercial 530 492 38 92,8 %
Restaurant en andere — Restaurant et autres 5 084 4 792 292 94,3 %
Inrichtingen waar het absoluut verboden is om te roken (die als polyvalente zalen worden gebruikt) — Installations où il est totalement interdit de fumer (pouvant être utilisés comme salles polyvalentes) 5 298 4 989 309 94,2 %
Jeugdhuizen — Maisons de jeunes 109 84 25 77,1 %
Culturele centra — Centres culturels 2 535 2 364 171 93,3 %
Andere openbare plaatsen — Autres lieux publics 503 472 31 93,8 %
Overheidsdiensten — Services publics 480 453 27 94,4 %
Opvangcentra voor jongeren, scholen, opleidingscentra — Accueil de jeunesse, écoles, centres de formation 890 855 35 96,1 %
Sportzalen — Salles de sport 781 761 20 97,4 %
Totaal — Total 18 140 16 533 1 394 92,2 %

Tabel 2 : Niet-naleving van het rookverbod door rokers

Analyse van de resultaten :

In de lokalen, die in orde zijn (voldoende rookverbodstekens, afwezigheid asbakken, goed functionerende afzuigsystemen, ...), leven de rokers de regelgeving meestal na. Op meer dan 90 % van de bezochte inrichtingen werd geen enkele overtreding vastgesteld. Toch moeten deze resultaten genuanceerd worden. Men kan immers enkel vaststellen dat een roker de regelgeving niet naleeft wanneer de inrichting volledig reglementair is (voldoende rookverbodstekens,asbakken afwezig, ...).

De regelgeving wordt het minst nageleefd in jeugdhuizen.

5. Knelpunten op het terrein

De huidige regelgeving bevat een aantal grijze zones, zoals weergegeven in onderstaande voorbeelden. Bijgevolg wordt men regelmatig bij controles geconfronteerd met situaties, die voor interpretatie vatbaar zijn. Veelal wordt wel een oplossing gevonden uit de vele antwoorden van de minister van Volksgezondheid op parlementaire vragen.

5.1. Geen duidelijk onderscheid tussen café en jeugdhuis

Het is vrij moeilijk voor een klant (meestal jongeren) om het onderscheid te maken tussen een drankgelegenheid (« jongerecafé ») en een jeugdhuis. Sommige jeugdhuizen ondernemen zelfs stappen om een vergunning voor sterke dranken te krijgen teneinde gelijkgesteld te kunnen worden met een drankgelegenheid (café), waardoor het toegestaan zou zijn om binnen te roken. Op die manier valt de concurrentie met de drankgelegenheden (cafés) weg. Dit druist helemaal in tegen het initieel beoogde doel om niet-rokers en uiteraard zeker jongeren te beschermen.

5.2. Geen duidelijk onderscheid tussen drankgelegenheden en restaurants

De regelgeving maakt een onderscheid tussen een drankgelegenheid (café) en een restaurant op basis van het deel van de omzet dat gemaakt wordt door het serveren van maaltijden. Om te bewijzen dat hij zich hieraan houdt, moet de eigenaar van een drankgelegenheid een verklaring op erewoord afleggen. Het is erg moeilijk voor de controledienst om de waarachtigheid van dit document na te gaan. Het zou erg tijdrovend zijn om alle facturen te controleren om zo na te gaan of de verklaring klopt. Bovendien zijn de controleurs geen experten in boekhouding.

Op het terrein hebben de controleurs tevens vastgesteld dat meer en meer inrichtingen (tavernes, sandwichbars, theehuizen, ...) opnieuw drankgelegenheden (cafés) worden om de rokende klanten terug te winnen. De zaakvoerders van deze tavernes rechtvaardigen hun beslissing vaak door te wijzen op de oneerlijke concurrentie met de drankgelegenheden. Deze stap terug past niet binnen de geest van het Federaal Plan ter Bestrijding van het Tabaksgebruik. Meestal vragen zij een sterkedrankvergunningen aan om beschouwd te worden als drankgelegenheden.

5.3. Drankgelegenheden in een sportinfrastructuur

Volgens de huidige regelgeving is er een rookverbod in horeca-inrichtingen (kantines, cafetaria's, ...) in sportinfrastructuren. Enkel in een afgesloten rookkamer mag gerookt worden.

Het desbetreffende besluit is niet steeds duidelijk genoeg. Wat is een sport ?

De antwoorden op vele parlementaire hebben wel duidelijkheid gebracht maar nog steeds krijgt de controledienst van de FOD Volksgezondheid nog vragen of bepaalde activiteiten (darts, liggende wip, hondenscholen, visclubs, ...) al dan niet als een sport kunnen beschouwd worden.

5.4. Verkoopstands op plaatsen waar het verboden is om te roken

Grote tabaksmultinationals plaatsen « verkoopsstands » of automaten waar het absoluut verboden is om te roken. Die « verkoopsstands » en automaten worden gebruikt om reclame te maken. Is het nog opportuun om tabaksproducten te laten verkopen op plaatsen waar het volledig verboden is om te roken ?

Tijdens evenementen, waar het verboden was om te roken, werd reeds vastgesteld dat in de onmiddellijke omgeving van dergelijke « verkoopsstands » van tabaksfabrikanten het publiek begint te roken.

5.5. Casino's en speelzalen

Momenteel is er een gebrek aan samenhang tussen het verslag aan de Koning van het koninklijk besluit van 13 december 2005 dat roken in casino's toelaat en de wijziging1 van dit besluit waarin de definitie van een horeca-inrichting gewijzigd wordt. Dit besluit bepaalt dat de « belangrijkste en permanente activiteit » van een horeca-inrichting bestaat uit « het voorbereiden en/of aanbieden van maaltijden en/of dranken ». Op basis van dit criterium kunnen casino's dus niet meer beschouwd worden als horecazaken en zou daar dus een absoluut rookverbod moeten heersen. Bovendien is het niet eenvoudig om te rechtvaardigen dat in de tien grote casino's van klasse I gerookt mag worden terwijl het in de speelzalen van klasse II verboden is om te roken. Verduidelijking is dus absoluut noodzakelijk.

5.6. Gebrek aan opvolging van de zaken door het parket

Wanneer de controleurs een overtreding vaststellen, stellen zij een administratieve boete voor aan de overtreders. Wanneer zij de boete betalen vervalt de strafvordering. Wanneer zij niet betalen wordt het dossier overgemaakt aan het parket. Inbreuken op de rookverbodsreglementering zijn regelmatig geen prioriteit voor bepaalde parketten zodat de dossiers bijgevolg niet behandeld worden, waardoor de controle vergeefs was.

6. Bijkomende overwegingen

6.1. Communicatie- en sensibiliseringscampagnes

Ter ondersteuning van deze nieuwe regelgeving werd een grote informatiecampagne gehouden die voor in totaal 800 000 euro voor de jaren 2005 en 2006 gefinancierd werd door het Fonds ter Bestrijding van het Tabaksgebruik. Deze campagne, die gerealiseerd werd door de VZW Communicatie-Tabak-Horeca die de drie gewestelijke horecafederaties (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) verenigt, was vooral bedoeld om de sector, maar ook de bevolking, te informeren over de toepassing van de nieuwe regels. Er werden verschillende concrete acties gerealiseerd : tv-spots waarin de bevolking gesensibiliseerd wordt, verklarende brief die naar alle horecazaken van het land werd gestuurd, ... Ook de FOD heeft in dit kader een bijzondere inspanning geleverd met het oog op de communicatie : er werd een verklarende website online gezet, het call center werd ter beschikking gesteld en medewerkers van dit call center werden specifiek voor deze problematiek opgeleid, ...

Alle communicatiemiddelen, bestemd voor het grote publiek en voor de sector, werden ingezet om ervoor te zorgen dat de uitbaters en de bevolking van de nieuwe regels op de hoogte waren en ze dan ook zouden toepassen. Deze campagne heeft een positieve impact gehad en uit de controles bleken dat vele mensen de grote lijnen van de regelgeving kenden. Dit heeft zich vertaald in goede resultaten bij de controles van onder meer de restaurants.

Ondanks de vele middelen die werden ingezet en de uitgebreide media-aandacht wordt de regelgeving toch nog steeds onvoldoende toegepast zoals het hoort in de cafés en op andere plaatsen waarvoor de regelgeving onduidelijk blijft. Uit deze gebrekkige naleving van de huidige regelgeving kan men afleiden dat die regelgeving te complex is en dat sommigen profiteren van de te vage regels. Het lijkt er dus op dat zij vereenvoudigd moeten worden en dat op alle horecazaken dezelfde regels moeten worden toegepast. Hierdoor zal men een duidelijkere boodschap kunnen brengen, zowel naar de bevolking als naar de sector toe.

6.2. Economische gevolgen

De belangrijkste kritiek die uitbaters van rookvrije horeca-inrichtingen aanvankelijk formuleerden op deze nieuwe regelgeving, is het verlies van klanten en dus een daling van de omzet. Dit argument wordt ook aangevoerd om zich te verzetten tegen elke uitbreiding van de rookverbodsreglementering tot de cafés.

Volgens de hieronder voorgestelde cijfers van het directoraat-generaal Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie is de globale omzet van de restaurants echter met 3,5 % gestegen in 2007 en stelt men dezelfde trend vast voor de cafés, waar men nog steeds mag roken. In diezelfde periode is de inflatie met 1,8 % gestegen. Dit is minder dan de stijging van de omzet, wat wil zeggen dat de omzet van de sector netto gestegen is. Uit deze cijfers kan men dus afleiden dat de regelgeving die roken op openbare plaatsen verbiedt geen negatieve economische invloed heeft gehad op de omzet van de restaurants.

2006 2007

Sector — Secteur Omzet (€) — Chiffre d'affaires (€) Evolutie 2006/2007 — Évolution 2006/2007
Horeca — Établ. Horeca 9 586 262 094 9 954 780 941 3,80 %
Restaurant 4 805 813 636 4 990 003 748 3,80 %
Andere (cafés, ...) — Autres (cafés, ...) 4 777 448 458 4 964 777 193 3,80 %

Tabel 3 : Evolutie van de omzet in de horecasector

Bovendien heeft volgens een overzicht van internationale studies over de economische gevolgen van maatregelen om tabaksgebruik in de horecasector te verbieden geen enkele dergelijke nationale regelgeving significante negatieve gevolgen gehad voor de horecasector in zijn geheel.

6.3. Opinie van de bevolking met betrekking tot deze maatregel

De bevolking is steeds meer te vinden voor een rookverbod in restaurants, maar ook in bars en cafés. Volgens de Stichting Tegen Kanker is het percentage voorstanders van rookvrije restaurants gestegen van 58 % in augustus 2004 naar 79 % in oktober 2006 en uiteindelijk naar 85 % in maart 2007 na de inwerkingtreding van deze maatregel. Het aantal voorstanders van rookvrije cafés is gestegen van 49 % in augustus 2004 naar 61 % in maart 2007. Bovendien blijkt uit de cijfers van de landen waar een totaalverbod heerst dat de tevredenheidsgraad ten opzichte van deze maatregel nog stijgt na de inwerkingtreding ervan. Zo is in Ierland het aandeel voorstanders van de maatregel binnen de bevolking toegenomen van 67 % in juli 2003 tot 82 % in augustus 2004 terwijl de maatregel in maart 2004 was ingevoerd.

6.4. Inrichting van rookkamers

Het aantal horecazaken dat geïnvesteerd heeft in de inrichting van een rookkamer is relatief klein, hetgeen blijkt uit tabel 4 hieronder. Slechts 6,1 % van de restaurants heeft immers gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een rookkamer in te richten. Dit cijfer ligt zelfs nog lager bij de zaken die deel uitmaken van een grotere structuur, zoals een sportinfrastructuur (0,2 % rookkamer) of een openbaar gebouw (3,1 % rookkamer).

Type inrichting — Type d'établissement Aantal gecontroleerde inrichtingen — Nbre d'établissements contrôlés Aantal ingerichte rookkamer — Nbre de fumoirs installés
Cafés 4 623 Niet van toepassing — Non applicable
Frietkramen — Friteries 624 Niet van toepassing — Non applicable
Restaurants 6 777 411 (6,1 %)
Horeca in sportinfrastructuur — Établ. Horeca dans des enceintes sportives 2 975 5 (0,2 %)
Horeca in hotels — Établ. Horeca dans des hôtels 641 18 (1,2 %)
Horeca in winkelcentra — Établ. Horeca dans des centres commerciaux 358 5 (1,4 %)
Horeca in openbare gebouwen — Horeca dans des bâtiments publics 1 577 49 (3,1 %)

Tabel 4 : Verdeling van de rookkamers in de horecasector

Met deze rookkamers kunnen de uitbaters hun klanten de mogelijkheid bieden om binnen te roken zonder dat ze daarbij de andere klanten of het personeel storen of hun gezondheid in gevaar brengen. Door dergelijke inrichtingen toe te laten kan men dus een rookverbod toepassen in de hele horecasector zonder dat men de rokers hoeft buiten te jagen. Dit soort regeling wordt bijvoorbeeld toegepast in Frankrijk.

7. Conclusie

Bij deze evaluatie van de naleving van het rookverbod in de horeca werden een aantal problemen toegelicht. Ongeveer 60 % van de inrichtingen leeft de regelgeving na. Het systeem dat de drankgelegenheden toelaat om af te wijken van het totale rookverbod is relatief ingewikkeld. Bovendien houdt men zich niet aan de zones roken/niet-roken zoals het hoort en is dit moeilijk te controleren. Uit de cijfers blijkt ook dat de zaken die een rookkamer mogen installeren vaker de regels naleven dan die waar een rokerszone (cafés) mag worden ingericht.

Daarnaast is er het probleem van de inrichtingen zoals jeugdhuizen en sandwichbars die een sterkedrankvergunning aanvragen om van dezelfde afwijking als de cafés te kunnen genieten teneinde klanten terug te winnen. Dit is een pervers effect van het afwijkingsmechanisme dat naargelang het geval de zaakvoerders een stap terug kan doen zetten. Dergelijke gevolgen sporen niet met de geest van het Federaal Plan ter Bestrijding van het Tabaksgebruik.

Sommige uitbaters willen hun drankgelegenheid niet rookvrij maken uit vrees dat ze rokende klanten zullen verliezen. Die vrees is ongegrond aangezien er in 2007 een stijging van de omzet van de restaurants is opgetekend. Toch bestaat er nog concurrentie tussen de restaurants en de cafés. Door een algemeen en absoluut rookverbod in te voeren zou men alle horecazaken op gelijke voet kunnen behandelen.

De regelgeving voor sportinfrastructuren is voor velen onduidelijk. Het is soms moeilijk om een onderscheid te maken tussen de sportieve en de recreatieve kant van een activiteit. Hetzelfde geldt voor de regels waaraan casino's en speelzalen worden onderworpen : ook hier moet duidelijkheid in worden geschapen.

Een « goede » regelgeving ter zake volstaat niet om de doeltreffendheid ervan te garanderen. De verschillende parketten dienen de dossiers overgemaakt door de inspectiediensten ook op te volgen zodat er sancties kunnen worden opgelegd.

Op basis van deze evaluatie van de naleving van het rookverbod in de horeca maar ook omwille van de volksgezondheidsredenen verklaart de FOD Volksgezondheid zich voorstander van de invoering van een totaalverbod op roken op openbare plaatsen alsook van een harmonisatie van de regels.

B. Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Yvan Mayeur (PS — K) wijst dat de evaluatie duidelijk was. De compromis die werd bereikt tijdens de vorige legislatuur leidt tot contradicties. Deze contradicties zijn er zowel voor de vertegenwoordigers van de sector als voor de consumenten. Het duidelijk dat vanuit het oogpunt van de volksgezondheid een algemeen rookverbod zou ingevoerd moeten worden.

De evaluatie van de wetgeving in de buurlanden toont aan dat een duidelijke wetgeving, die een totaal rookverbod instelt, tot betere resultaten leidt. De beste oplossing is volgens de spreker een algeheel rookverbod in te voeren in de hele Horeca sector.

Werd er een vergelijkende evaluatie gedaan van de eventuele begeleidende wetgeving voor de HORECA sector.

Bij het invoeren van het rookverbod in Italië was er geen verlies van het zakencijfer omdat de rokers gewoon op het terras gingen zitten. Ook in Dublin kon de Horecasector na een paar aanpassingen opnieuw het omzetcijfer van voor de invoering van de wetgeving bereiken.

De vraag is of de Horecasector in Frankrijk en Ierland begeleidende maatregelen hebben gekregen bij het invoeren van de wetgeving. Indien dit het geval is kan België zich daar misschien op inspireren. Het is belangrijk te weten of dergelijke maatregelen werden genomen en of die wat opbrengen.

De heer Dirk Claes (CD&V- N-VA- S) wijst erop dat de deskundigen tot dezelfde besluiten komen als de CD&V-N-VA fractie. De fractie heeft er ook op gewezen dat in de wet van 2005 een aantal grijze zones heeft en tot verwarring leidt.

Er is oneerlijke concurrentie tussen verschillende soorten etablissementen zowel in Horecasector als in het verenigingsleven. Sportverenigingen leden verlies omdat in de sportcantines niet meer mag worden gerookt terwijl dit wel mocht in de café. Het is niet goed dat er een verschillende regeling geldt voor de jeugdhuizen en de jeugdcafé's In de jeugdhuizen is roken verboden, terwijl het wel toegelaten is in de café's. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de jeugd. Het risico's is immers dat jongeren niet alleen roken maar ook gaan beginnen drinken.

Er zijn grijze zones en deze moeten worden weggewerkt. Vanaf 2006, datum van de invoeging van het verbod zijn een aantal restaurants tavernes geworden zodat het rookverbod er niet geldt. Bovendien hebben een aantal sportlokalen vergunningen voor sterke drank aangevraagd. Het zou interessant zijn te weten hoeveel vergunningen voor sterke drank in 2004, 2005, 2006 en 2007 werden aangevraagd. Deze stijging zou er immers kunnen op wijzen dat bepaalde Horecazaken naar een middel zoeken zodat er toch kan worden gerookt in hun instelling.

Het principe moet zijn dat elke openbare gesloten plaats die toegankelijk is voor het publiek iedereen een rookvrije ruimte is. De roker mag ook niet gestigmatiseerd worden en er moet voor gezorgd worden dat de roker op een normale manier kan roken.

Dit principe is het uitgangspunt van het wetsvoorstel dat de CD&V — N-VA fractie heeft ingediend. Bovendien is het voorstel er opgericht dat de wetgeving duidelijker zou worden.

De heer Jean-Jacques Flahaux (MR — K) merkt op dat de gemeenschap evolueert. Vroeger was het normaal personen te zien roken in filmen, nu wordt dit niet meer aanvaard. Hij wenst te weten of er ook een rookverbod geldt voor personen die met een wagen rijden. Dit kan zeer storend zijn voor personen die meerijden. Er zou ook een rookverbod voor joints moeten gelden, want ook dit is zeer slecht voor de gezondheid.

De spreker is van oordeel dat er veel hypocrisie is in het debat. Wanneer men het roken wil bannen uit de Horeca, moet er consequent worden gehandeld en moet de sigaret en/of de promotie ervan overal geweerd worden.

Het invoeren van een algeheel rookverbod mag niet leiden tot een afname van het aantal café's. Ook fiscale voordelen zouden ertoe kunnen leiden dat de café'x rookvrij worden.

De heer Georges Dallemagne (cdH — Kamer) herinnert eraan dat in België het jaarlijks aantal doden als gevolg van passief roken op 2000 wordt geraamd, wat hoger is dan het aantal verkeersdoden.

De wetgever, die slechts een gedeeltelijk rookverbod in de horeca invoerde, hield deels rekening met de individuele vrijheid en deels met de economische impact. Beide argumenten zijn echter niet meer relevant.

De bevolking schaart zich steeds meer achter een volledig rookverbod, vooral zodra de beslissing daartoe is genomen. Van een negatieve economische impact is in de praktijk geen sprake, integendeel. Het feit dat bepaalde cafés (waar gerookt mag worden) verdwijnen, heeft niks te maken met het rookverbod. Een volledig verbod is verantwoord voor de volksgezondheid. Bovendien wordt een te ingewikkeld gedeeltelijk verbod niet nageleefd.

Is het aantal microbestanddelen al eens gemeten op plaatsen waar het verboden is te roken ? Op basis hiervan zou kunnen worden nagegaan of het verbod wordt nageleefd.

Had het rookverbod in openbare plaatsen een impact op actief roken in de landen die verder gevorderd zijn op dat vlak ? Daalt de verkoop daar ?

Sommige jeugdhuizen vragen om een vergunning. Andere jeugdhuizen lopen leeg omdat in het naburige café mag gerookt worden. Dat is verontrustend. Gaat het om uitzonderingen of is dat de algemene regel ?

Waarom worden overtredingen op het rookverbod niet vervolgd door sommige parketten ? Is dat toe te schrijven aan richtlijnen die zij hebben gekregen ? Mevrouw Gerkens stelt zich dezelfde vraag — al geeft zij toe dat de rechtbanken overbelast zijn —, en dat geldt ook voor mevrouw Avontroodt, die de mogelijkheid van administratieve sancties aanstipt.

Mecrouw Nele Jansegers (Vlaams Belang — Senaat) onderstreept dat de regelgeving niet duidelijk is. Waarop steunt bijvoorbeeld het argument om roken toe te laten in frietkramen ? Er wordt evenveel gegeten als gedronken en meer dan een derde van de omzet bestaat uit maaltijden.

Er werd meerdere keren onderzocht of rokers de regels naleefden. Werden die onderzoeken apart gevoerd ? De resultaten komen niet altijd overeen.

Wat kost een rookafzuigsysteem gemiddeld ? Die prijs moet worden vergeleken met de financiële inspanningen van café-uitbaters die het rookverbod willen invoeren, en in het bijzonder als het verbod veralgemeend wordt. Het verbod moet een financiële nuloperatie zijn voor café-uitbaters.

De heer David Geerts (sp.a+Vl.Pro — Kamer) merkt op dat de vraag om de wet te wijzigen al dateert van voor de samenstelling van de nieuwe regering. De discussie moet op objectieve gegevens steunen en elk taboe uit de weg gaan. Rokers mogen niet als de baarlijke duivel worden afgeschilderd.

De voorganger van de minister had er al op gewezen dat de gezondheid van werknemers in de horeca beschermd moest worden tegen passief roken. Dat zou pleiten voor een volledig verbod. De vertegenwoordigers van de horeca benadrukten toch dat er een genuanceerde maatregel nodig was om de mentaliteit op een zachte manier te doen veranderen. De vrees voor faillissementen dook op. Een compromis was het resultaat.

Er kwam kritiek : discriminatie door de regel die stelt dat de omzet voor een derde uit maaltijden moet bestaan, verwijten van sportclubs en jeugdhuizen enz. Er verschenen nieuwe sociale gedragingen. Rokers moeten voor de deur van restaurants en bedrijven roken.

De wil van de wetgever had gevolgen : de Belgische bevolking staat voortaan achter een volledig rookverbod. Spreker meent toch dat de horeca gehoord moet worden om een goede verstandhouding te bewaren tussen de wetgever en de sector waarop de wetgeving van toepassing is. De heer Vankrunkelsven (Open Vld — Senaat) gaat hiermee akkoord en beklemtoont dat de mentaliteit in de horeca zelf aan het veranderen is. Mevrouw Avontroodt (Open Vld — Kamer) merkt op dat een dergelijke hoorzitting ook zorgt voor een evenwichtige gedachtewisseling.

Zou een volledig rookverbod in openbare plaatsen niet kunnen leiden tot privéclubs waar roken toch toegelaten zou zijn ? Wat gebeurt er bovendien met de discriminatie tussen cafés met en zonder terras ? Welke normen moeten er ten slotte worden ingevoerd voor de rooklokalen ? Er moet voldoende verluchting zijn.

Roken is een veelvormig probleem. Op zich gaat het er in hoofdzaak niet om roken in openbare plaatsen te verbieden, maar om actief en passief roken, vooral bij jongeren, af te remmen.

Mevrouw Muriel Gerkens (Ecolo-Groen ! — Kamer) brengt het rookverbod in de horeca in verband met de bescherming van de gezondheid van de werknemers. Ook al zou het aantal rokers niet gedaald zijn door die maatregel, dan nog blijft hij om die reden verantwoord.

Er is een ongelijke behandeling tussen werknemers die werken in een zaak waar roken verboden is en werknemers die op plaatsen werken waar roken toegelaten is. Men rechtvaardigde die verschillende behandeling door erop te wijzen dat de mentaliteit nog niet rijp was voor het rookverbod en men bang was klanten te verliezen.

Die argumenten zijn ondertussen van geen tel meer. Dat zien we in de landen van Noord-Europa waar roken volledig verboden is : de horeca heeft er niet onder geleden.

Uit de door de sprekers voorgestelde evaluatie vloeit voort dat de huidige regelgeving niet kan worden toegepast. De bepalingen zijn ofwel te ingewikkeld ofwel worden ze omzeild. Sommige zaken veranderen van status om aan de wet te ontsnappen. De concurentie is niet altijd eerlijk.

Indien er een volledig verbod komt, hebben de café-uitbaters dan technische of financiële hulp nodig om die nieuwe wet te kunnen naleven ?

De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld — Senaat) merkt op dat de regels niet op een gelijke manier worden nageleefd : een strikte naleving in restaurants, een matige naleving in jeugdhuizen en in bepaalde cafetaria's.

In Ierland, waar al vanaf de eerste dag een volledig rookverbod gold, werd de wet meteen voor 98 % nageleefd. Dat heeft alles te maken met de duidelijkheid van de wet. Hier wordt aangetoond dat een gedeeltelijk verbod niet goed werkt omdat de reglementering te ingewikkeld is. Er is discriminatie door ontstaan, in het bijzonder ten opzichte van de criteria van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Het verbod in Ierland kwam er op vraag van de vakbonden die het onaanvaardbaar vonden dat werknemers op de werkplaats werden blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen.

Heel wat voorbeelden uit het buitenland tonen aan dat het volledige verbod op geen enkele manier een economisch verlies inhoudt. Integendeel, hierdoor kunnen bepaalde gezinnen terug een bezoekje brengen aan de betrokken horecazaken.

Een groot deel van de rokers begint te roken voor ze 18 jaar zijn, soms zelfs op 12- of 13-jarige leeftijd. Cafés zijn de uitverkoren plaats waar jongeren beginnen te roken. Door een volledig verbod, kan men efficiënt de strijd aanbinden tegen actief roken. Om al die redenen gaat de voorkeur van de spreker uit naar een volledig verbod. Zijn partij wil echter eerst over alle informatie beschikken.

Wat de rookkamers betreft, kunnen dat plaatsen zijn waar ook maaltijden of dranken worden geserveerd ? In Nederland is dit uitgesloten.

Uit de evaluatie blijkt dat de mentaliteit veranderd is. De Belgische bevolking lijkt klaar voor een volledig rookverbod op alle openbare plaatsen.

Mevrouw Sarah Smeyers (CD&V-N-VA, Kamer van volksvertegenwoordigers) herinnert eraan dat zij samen met anderen van haar fractie een wetsvoorstel heeft ingediend betreffende een algemeen rookverbod in gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (Stuk 52-780/001), dat momenteel in de commissie wordt besproken.

Spreekster begrijpt dat de huidige regeling op het moment dat ze werd aangenomen gebaseerd was op een compromisredenering, maar de evaluatie toont aan dat er nu een consensus is om naar een volledig verbod te gaan. Die consensus bestaat ook op het politieke vlak.

Het verbod is noodzakelijk voor de volksgezondheid. Wij moeten aan onze kinderen en aan de toekomstige generaties een gezonde omgeving nalaten. Het huidige systeem zit vol met ongerechtvaardigde discriminatie. Voorbeelden uit het buitenland tonen aan dat een algemeen verbod wenselijk is.

Mevrouw Christiane Vienne (PS — Senaat) is het ermee eens dat de WHO zal pleiten voor een veralgemening van het rookverbod. Het is dus een goed moment om op de zaken vooruit te lopen.

95 % van de rokers leven het rookverbod in de horeca na. De rokers gedragen zich dus niet onhebbelijk. De maatregel werd aanvaard en wordt nageleefd. Men moet de rokers niet demoniseren. Het is niet altijd aanvaardbaar de rokers te verplichten om in de kou te gaan roken. Er zijn maar weinig zaken waar een rookkamer is ingericht. Worden de bestaande rookkamers ook gebruikt ? Zouden ze veralgemeend moeten worden ?

Mevrouw Valérie De Bue (MR — Kamer van volksvertegenwoordigers) vraagt meer informatie over de landen van Noord-Europa, waar een geheel of gedeeltelijk rookverbod is ingevoerd. In die landen kan men het verbod niet omzeilen op de terrassen.

De cafés moeten er een rokers- en een niet-rokerszone inrichten en ventilatiesystemen aanbrengen. Volgens de experts zijn die systemen nutteloos. Welke andere begeleidende maatregelen kan men bedenken voor personen die reeds in een dergelijk systeem geïnvesteerd hebben ?

De veralgemening van het verbod lijkt onvermijdelijk. Er zijn absoluut bewustmakingsmaatregelen nodig (internet, call-centers, enz.). Welke maatregelen van dit type moeten er bij voorkeur worden voorgesteld ?

Mevrouw Nathalie Muylle (CD&V-N-VA, Kamer van volksvertegenwoordigers) merkt op dat de voorgestelde cijfers berekend zijn op basis van ongeveer 25 000 controles. Een deel van die controles is uitgevoerd door het FAVV. De gedelegeerd bestuurder van het Agentschap heeft opgemerkt dat uit de controleresultaten van 2007 een aantal tendenzen naar voren springen : het aantal plaatsen die in orde zijn, is gestegen van 57 naar 74 %. Vindt men dezelfde evolutie terug in de controlecijfers van de FOD ?

De cijfers zijn buitengewoon slecht voor de jeugdhuizen. Sommige van die huizen vragen vergunningen aan om alcoholhoudende dranken te mogen verkopen. Beschikt men over gegevens waaruit men kan afleiden welk percentage van de jeugdhuizen een dergelijke vergunning heeft aangevraagd en/of gekregen ? Wordt de status van de jeugdhuizen gewijzigd wanneer de vergunning wordt toegekend ?

Spreekster vindt dat de evaluatie niet genoeg onderscheid maakt tussen horecazaken die nochtans zeer verschillend van aard zijn : kantines van sportclubs, VZW's, enz. De verenigingssector klaagt over een omzetverlies van 10 tot 15 %.

Mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen ! — Kamer van volksvertegenwoordigers) maakt bezwaar tegen de verkoopkiosken op plaatsen waar het roken verboden is. Deze problematiek kan niet worden losgekoppeld van het tabaksgebruik bij jongeren. Worden zij nog aan andere vormen van verborgen reclame blootgesteld ? Alle vormen van reclame voor tabak moeten bestreden worden.

Mevrouw Florence Reuter (MR — Kamer van volksvertegenwoordigers) herinnert eraan dat tabak één van de hoofdoorzaken van kanker is. Als men overgaat tot een totaalverbod, moet men wel letten op de manier waarop dit wordt ingevoerd. De huidige wetgeving is te ingewikkeld. Men probeert haar vaak te omzeilen. Zij bereikt haar doel niet. Spreekster verkiest zelf een eenvoudiger systeem : roken mag, of roken is verboden.

De negatieve gevolgen voor de omzet worden niet bevestigd, integendeel zelfs. Zijn daar concrete gegevens over ? Kan men denken aan een vorm van vergoeding als de gevolgen nadelig zijn ? Merkt men in de praktijk iets van de veranderende mentaliteit ?

Mevrouw Martine De Maght (LDD — K) vindt dat men, aangezien het ontbreekt aan gegevens over het rookgedrag, geen conclusies mag trekken uit de evaluatie. Men zou over gegevens moeten beschikken die aangeven hoe het aantal rokers evolueert en in hoeverre het rookverbod hier mogelijk voor iets tussen zit.

Uit de studie, die een periode van twee jaar beslaat, kan men niet afleiden of de evolutie gunstig is of niet. Sommige horecazaken veranderen gewoon van status om hun klanten in staat te stellen verder te blijven roken. Is dit fenomeen van omzeiling recent ?

Mevrouw Rita De Bont (Vlaams Belang — Kamer van volksvertegenwoordigers)) vindt dat de echte discussie over het rookverbod niet gevoerd kan worden tijdens de evaluatie van de bestaande wetgeving. Men kan er echter wel al op wijzen dat de incoherentie van het systeem moet worden weggewerkt.

Welke status hebben de dancings ? Vallen zij nog steeds onder de cafés of worden zij soms als jeugdhuis beschouwd ? De regeling is niet dezelfde. Welke regeling geldt voor de privé-clubs en voor de eetfestijnen die door de sportclubs worden georganiseerd ?

C. Antwoorden en bijkomende bemerkingen

1. Verdere uitleg van de minister

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid vestigt de aandacht op het nut van hoorzittingen, met vertegenwoordigers van de horeca, vakbonden en werkgeversorganisaties en mensen die actief zijn op het gebied van de volksgezondheid (zij denkt meer bepaald aan de Stichting tegen kanker).

Spreekster wenst zich hierover niet uit te spreken totdat het parlement in dit verband, na de hoorzittingen, officieel een verzoek tot de regering richt. Het gaat immers om een benadering die vooral vanuit het parlement komt.

2. Antwoord van de experts

De heer Paul Van den Meersche benadrukt dat er in 2007 duidelijk minder gerookt is.

Uit een onderzoek van de Stichting Tegen Kanker is gebleken dat we in een jaar tijd gedaald zijn van 30 naar 27 %. Ook de tabaksverkoop is in 2007 in een jaar tijd met 10 % gedaald (15 % over de laatste vijf jaar).

Die daling is niet alleen aan het gedeeltelijke verbod in de horeca te danken. Er verschenen schokkende foto's op de pakjes. Op de werkvloer geldt een totaalverbod. De prijzen van de producten stijgen. Er worden heel wat bewustmakingscampagnes gevoerd.

Het vervolgingsbeleid van de parketten wordt verklaard door het het feit dat overtredingen de tabakswetgeving traditioneel nooit een prioriteit zijn geweest voor vervolging. In de vorige regeerperiode werden de parketten actief bewust gemaakt van die problematiek door bezoeken van de FOD. Met resultaat, want spreker geeft het voorbeeld van een restaurant in Turnhout dat veroordeeld werd. De « grote » parketten hebben echter problemen om op dit gebied vervolging in te stellen.

Er werden reeds verscheidene studies gepubliceerd over fijne deeltjes en schadelijke stoffen in horeca-inrichtingen. Ze zijn het werk van andere deskundigen. De FOD heeft dergelijke analyses nog niet gemaakt.

Het feit dat roken in frietkramen is toegestaan, is een politieke keuze en een compromis met de horeca. Verscheidene uitzonderingen op het verbod zijn aan economische factoren toe te schrijven.

Het aantal rokers controleren is een hachelijke zaak. Vragen over het rookgedrag thuis kunnen immers de privacy schenden. De controles vinden plaats in lokalen waarvoor de wet duidelijk in een rookverbod voorziet.

Er werden reeds verscheidene normen aangenomen voor de rookkamers : ventilatie, bestemming (de kamer niet als gang gebruiken), enz. Rookkamers zijn een grote investering voor de horeca. Voor heel wat inrichtingen is de installatie van die rookkamers technisch onmogelijk. Tot dusver was er weinig controle op rookkamers.

Eventuele financiële compensatie behoort tot de bevoegdheid van de politieke overheid, en niet van de deskundigen die de evaluatie hebben uitgevoerd. De minister wijst er echter op dat compensatie alleen kan om een eventuele discriminatie te vergoeden.

Eveneens een bevoegdheid van de politieke overheid is het vastleggen van normen voor rookkamers. Spreker geeft evenwel het voorbeeld van Nederland, dat geen specifieke norm voor de grootte van een rookkamer heeft bepaald, in tegenstelling tot Frankrijk bijvoorbeeld (limiet uitgedrukt in percentage en in reële cijfers).

Volgens de deskundige is het nut van rookkamers miniem. In restaurants heeft men reeds bepaalde oplossingen bedacht, zoals luifels. In een aantal zalen (Sportpaleis van Antwerpen, Spiroudôme in Charleroi, enz.), stelt men vast dat de wetgeving beter in acht wordt genomen wanneer men een systeem opzet waardoor rokers beschut buiten kunnen roken.

Privé-clubs hebben een ander statuut, al naargelang ze voor het publiek openstaan of in de familiesfeer thuishoren. Het begrip publiek is variabel. Alleen lokalen die uitdrukkelijk tot de tweede categorie behoren (familie), ontsnappen aan het verbod.

Het is moeilijk om in 2008 al een wijziging voor te stellen, aangezien de geëvalueerde maatregel amper in 2007 werd ingevoerd. Toch ziet men nu reeds dat de norm al veel beter in acht wordt genomen sinds zijn invoering. Wanneer men rekening houdt met alle lokalen waarvoor de maatregel geldt, is het percentage plaatsen waar overtredingen zijn vastgesteld gedaald van 12 tot 6 %.

Bepaalde sectoren blijven problematisch. Sportclubs en biljartlokalen bijvoorbeeld. Vaak verantwoorden die sectoren zich door te wijzen op oneerlijke concurrentie.

Heel wat jeugdhuizen hebben een vergunning gevraagd; weinig jeugdhuizen hebben er ook een gekregen. Die huizen zijn geen eenvormige categorie. Hun publiek en het professionalisme van hun leidinggevenden verschilt sterk.

De economische gegevens zijn van de sector zelf en van de FOD Economie afkomstig. Om de analyses te verfijnen, zou men hun nauwkeuriger gegevens moeten vragen.

Sinds 1999 is het verboden voor tabak reclame te maken, behalve tijdens bepaalde evenementen die de nationale context overstijgen. Sinds enkele jaren pogen de sigarettenproducenten de wet te omzeilen door tijdens grote evenementen (zoals festivals) stands op te bouwen. Ze trekken jongeren aan en zetten ze tot roken aan. Daarrond loopt een onderzoek.

Dancings worden als drankgelegenheden beschouwd. Roken is er toegestaan, mits er ventilatie is en een niet-rokershoek.

De bewustmakingscampagnes worden gefinancierd door het Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik. Andere acties (call center, website, enz.) worden door de FOD gefinancierd.

Het huidige compromis is het resultaat van de keuzes van de wetgever in 1991. Toen stond België aan de spits van de vooruitgang. In de jaren 80 beschikte men over de eerste studies die ondubbelzinnig de schadelijkheid van tabak bewezen.

De heer Mathieu Capouet heeft geen weet van begeleidende financiële maatregelen in het buitenland.

In Ierland zijn de maatregelen na een groot debat met alle betrokkenen in overleg en met succes genomen. In dat land is men onmiddellijk kunnen overstappen van een regeling waarin roken overal was toegestaan naar een regeling waarin het volledig verboden is, en die in zeer grote mate wordt nageleefd. Bovendien schakelde men kort na het verbod over van een fase van economische terugval naar een fase van lichte opleving. Sindsdien is de terugval er opnieuw.

De Deense wetgeving is bijzonder complex, met heel wat uitzonderingen. In Duitsland is het rookbeleid een bevoegdheid van de Länder, zoals in Zwitserland. In Spanje hebben de cafés de vrije keuze.

3. Bijkomende opmerkingen

De heer Georges Dallemagne vermeldt een aantal interessante onderzoeken, onder andere van de Coalition nationale contre le tabac. In Ierland was de stijging van de omzet heel licht, en in New York heel duidelijk.

Spreker vraagt bij de controles het percentage van de deeltjes te berekenen : dat maakt een objectieve berekening mogelijk. Hij verheugt zich over wat bereikt is, maar onderstreept dat waakzaamheid nodig blijft tegen een industrie die alle middelen aanwendt, ook minder frisse. Methodes die wij niet meer accepteren, worden in minder ontwikkelde landen gebruikt.

De heer Dirk Claes verheugt zich over een nieuw soort van klanten in de rookvrije cafés en steunt het verzoek de horeca te consulteren. Men moet erover waken dat men de kleinste cafés niet benadeelt, ook al komt de volksgezondheid eerst. Voor een regeling inzake luifels lijkt overleg met de gewesten aangewezen.

Mevrouw Florence Reuter betreurt dat de eerste wetgeving tabaksconsumptie op openbare plaatsen slechts gedeeltelijk heeft verboden. Het heeft alles bemoeilijkt. Ze sluit zich aan bij de vraag om de horeca te horen.

De heer David Geerts vraagt de « Vlaamse Liga tegen Kanker » te horen. Ze kan interessante informatie verstrekken over het tabaksgebruik bij jongeren.

De heer Jean-Jacques Flahaux geeft toe dat het argument van bescherming van de gezondheid van de werknemers relevant is en onderstreept dat het actief rookgedrag een halt moet worden toegeroepen. De accijnzen kunnen worden verhoogd. Er moet op Europees niveau worden opgetreden.

III. De eventuele uitbreiding van het rookverbod

A. Hoorziting

1. De heer Jan Dehaes, Horeca Vlaanderen

De heer Dehaes, die verklaart te spreken namens Horeca Vlaanderen, Brussel en Wallonië, wenst niet in twijfel te trekken dat roken ongezond is, maar krijgt de indruk dat de wijze waarop het debat over het rookverbod wordt gevoerd ook ongezond is. Men is namelijk bezig met een grote groep horeca-ondernemers in de tang te nemen. Het gaat om ondernemers die in alle oprechtheid hun onderneming hebben opgestart, maar in een compleet andere context. Nu worden zij ingeschakeld in een maatschappelijke stroming waarvoor op vandaag nog steeds onvoldoende maatschappelijk draagvlak bestaat en men heeft deze groep in het verleden al meermaals laten stikken. Spreker verwijst naar eerder hoorzittingen in het parlement, die weliswaar veel teksten hebben opgeleverd maar nog geen echt horecabeleid. De onwerkbare Dimona-aangifte is hiervan een voorbeeld.

Onder het mom deze ondernemers te responsabiliseren, gaat men ze nu culpabiliseren. Men gaat ze inschakelen als een controlerende factor om een bepaald gewenst maatschappelijk effect in te schakelen, en dit tegen hun eigen overlevingskansen in. Bovendien wordt in de laatste ontwikkelingen de aanleiding tot het debat verward met een kernvraag. De complexiteit van de regelgeving is bijvoorbeeld een aanleiding tot een debat, maar geen kernvraag. Men spreekt onder meer over een beperkende lijst van toegelaten gerechten, maar die lijst bestaat al 15 jaar in andere wetgeving, zoals bijvoorbeeld de vestigingswet en de BTW-wetgeving. Het argument dat een en ander niet te controleren valt, dat wordt gebruikt om een algemeen rookverbod uit te vaardigen, strookt niet met de toepassing van de andere wetgevingen. Duizenden zaken die het nu reeds moeilijk hebben om andere redenen, zullen het nog lastiger krijgen, onder meer bij gebrek aan duidelijke rechtsregels. Daaraan wensen de horecafederaties niet mee te werken.

Wel vindt spreker dat, na een grondige evaluatie van de huidige regelgeving — en dus niet een vluchtige opsomming van cijfers —, een verfijning van de thans geldende regels misschien kan gebeuren. Elk ander debat moet door de politici worden gevoerd, dit is geen zaak voor de federaties. De politieke wereld dient zijn verantwoordelijkheid niet af te schuiven en zelf te beslissen in welke mate men deze extra wurggreep aan de café's wenst op te leggen.

Ten slotte vraagt de heer Dehaes om rekening mee te houden met het feit dat tal van mensen investeringen hebben gedaan in zowel afzuigsystemen als in rookkamers, zich daarbij bewust vertrouwend op de regelgever. Spreker pleit er dan ook voor om de rookkamer hoe dan ook te behouden, maar alleszins zijn vele uitbaters onvoldoende bij machte om een dergelijke verstrenging van de regels te overleven en zij zullen allerhande mogelijkheden zoeken om ze te ontwijken of niet toe te passen.

2. De heer Luc Ardies, Unizo

2.1. Compromis tussen volksgezondheid en economie noodzakelijk

UNIZO doet uitdrukkelijk beroep op de compromisbereidheid van de volksvertegenwoordigers en senatoren. Zij moeten een aanvaardbaar compromis zoeken tussen enerzijds de volkgezondheid en anderzijds de economische impact van maatregelen op tienduizenden zelfstandige ondernemers. Het gaat niet alleen om horecazaken, maar ook om vele familiale ondernemingen in de groothandel en exploitanten van tabaksautomaten die doorgaans opgesteld zijn in horecazaken en de tewerkstelling die zij creëren. Zij hebben eigen kapitaal en vaak ook het kapitaal van naaste familieleden geïnvesteerd in het opstarten van een — tot nader order — compleet legale ondernemersactiviteit.

UNIZO zal het, in tegenstelling tot die belangenorganisaties die zich focussen op de volksgezondheid, NIET hebben over de volksgezondheid. De Vlaamse Liga Tegen Kanker en tal van andere belangenorganisaties zullen dit wel doen. volksvertegenwoordigers en senatoren moeten beide aspecten wel op een realistische wijze verzoenen.

De overheid verdient in stijgende mate jaarlijks 1,8 miljard EURO aan accijnzen op tabaksproducten. Dit staat in schril contrast tot de vele kleine ondernemingen die — in dalende mate — slechts een peulschil verdienen aan het gebruik van tabak. Als de overheid enerzijds op macro economisch niveau bereid is compromissen te sluiten tussen haar eigen economische belangen en de volksgezondheid, dan moet de overheid ook bereid zijn om dit te doen ten bate van de vele betrokken ondernemers. Als die bereidheid tot compromis er niet is, dan moet men de lijn verder consequent doortrekken en als overheid het gebruik van en de handel in tabak eenvoudigweg verbieden. Dit zal consequenties hebben voor veel leden van UNIZO, maar de snelheid waarmee de opeenvolgende beleidsmaatregelen rond anti tabak de laatste jaren elkaar opvolgen, laat vandaag ook niet toe dat de betrokken ondernemingen enig perspectief krijgen dat noodzakelijk is om te kunnen overleven.

2.2. Een overheid die voortdurend de spelregels verandert doet aan onbehoorlijk bestuur.

De overheid verwacht van de horeca-ondernemers, exploitanten tabaksautomaten, ... dat ze zich via belangrijke investeringen (in rookafzuiginstallaties, rookkamers, versleuteling tabaksautomaten etc.) conformeren aan de wetgeving. Maar van zodra die investeringen zijn gedaan verandert de overheid de spelregels. Dit leidt tot een fundamentele vertrouwensbreuk en ontmoedigt het ondernemerschap. Dit is onbehoorlijk bestuur. UNIZO eist in eerste instantie een stabiele wetgeving die aan ondernemers het perspectief biedt dat hun investeringen de tijd krijgen om te renderen.

2.3. Verruiming rookverbod : ja, onder voorwaarden. Veralgemening : neen

UNIZO is bereid om compromissen te sluiten tussen volksgezondheid en de economische aspecten en te onderzoeken op welke wijze het bestaande rookverbod kan uitgebreid worden om maximaal tegemoet te komen aan de problemen rond de combinatie eten en roken, impact op de gezondheid van personeel en het passief roken. Onder voorwaarde dat al de ondernemingen, die derving leiden door toedoen van een verruiming van het rookverbod in de horeca, passend vergoed worden. Er is meer nodig dan een loutere afschrijving van de gedane investeringen om een onderneming rendabel te houden.

UNIZO is niet bereid om een veralgemeend rookverbod tot en met alle café's te verdedigen, omdat ze vragen hebben over enerzijds de initiële doelstellingen van het wettelijke rookverbod (geen combinatie eten en drinken, impact personeel, extra aandacht voor jongeren en passief roken) en anderzijds het zondermeer doortrekken van het rookverbod in alle café's. UNIZO vraagt aan de volksvertegenwoordigers en senatoren om ernstig na te denken over volgende vragen :

In café's is er toch geen combinatie eten en drinken ?

Van de ca. 20 000 café's die België rijk is (bron : Graydon), werkt meer dan 12 000 of de meerderheid zonder personeel ! ?

Wie zijn het merendeel van de cliënten in zo'n café ? Zijn dat jongeren, ouderen, ... ?

In welke mate bezoeken vandaag niet-rokers een café waar louter gedronken wordt en in welke mate blijven zij weg omwille van het feit dat er gerookt wordt ?

In welke mate hebben Belgische café's de mogelijkheid om zoals in Italië de rokers naar het terras te sturen gedurende drie vierde van het jaar ?

In welke mate hebben Belgische café's die vaak ingebakken zitten in de plaatselijke kern onder de kerktoren de mogelijkheid om uit te breiden en rookkamers in te richten zoals dat bijvoorbeeld in Ierland in de meer landelijke gebieden wel perfect kan ?

In welke mate kan je van een cafébaas van vijftig jaar vragen dat hij maar creatief moet zijn en een compleet ander concept moet uitdenken waarmee hij het verlies aan rokers en klanten kan compenseren met andere « attracties' ?

Is er een maatschappelijk draagvlak om het rookverbod uit te breiden tot en met de café's ? Als we het onderzoek van Test Aankoop nalezen is het antwoord alvast negatief !

Zou er geen mogelijkheid zijn om met betrekking tot die café's die er de mogelijkheden voor hebben, eerder vanuit de overheid een aanmoedigingsbeleid te voeren waarbij de café's kunnen investeren in een zeer doeltreffende rookafzuigsysteem, een rookkamer of een rooktent ? Het passende overheidsgeld hiertoe vinden kan in elk geval geen probleem zijn;

2.4. Tot slot : een eerlijke kans en recht op verdediging !

Kortom, UNIZO vraagt een eerlijke kans om de betrokken zelfstandige ondernemers en familiale bedrijven op een ordentelijke wijze te verdedigen en de vragen die ze hierboven stellen op een gerichte en professionele wijze te laten onderzoeken. Om in België één friettent op te richten heb je algauw enkele 10-tallen vergunningen met voorafgaande maandenlange onderzoeken nodig, maar om mogelijk enkele duizenden cafés te laten teloorgaan zouden twee hoorzittingen van een halve dag in dit parlement moeten volstaan.

Buitenlandse impactstudies hebben één ding gemeen : ze gooien alles op een hoop (impact rookverbod op restaurants en café's door elkaar, niet rokers die helemaal geen behoefte hebben aan cafébezoek vragen of ze het erg vinden dat er gerookt wordt op café, ...), zij houden geen rekening met de typische Belgische cafécultuur en vooral de beperkingen van Belgische café's tot installeren rookkamers, terras, ... en tot slot spreken ze elkaar allemaal tegen. UNIZO heeft de opdracht gegeven aan een onderzoeksbureau om de reële impact van een rookverbod op Belgische café's te onderzoeken (dus drankgelegenheden waar niet gegeten wordt). Het onderzoek is binnen drie weken klaar. UNIZO is van mening dat minstens deze onderzoeksresultaten afgewacht worden alvorens een beslissing te nemen.

3. Mevrouw Christine Mattheeuws, SNI-NSZ

3.1. Wetgevend kader

3.1.1. Bestaande wetgeving sinds 2007

Sinds 1 januari 2007 is er een wetgeving inzake roken in de horeca. In restaurants geldt er een rookverbod, tenzij de zaak over een afgescheiden rookkamer beschikt. In cafés of drankgelegenheden mag men roken toestaan, al dan niet in een rookzone met de nodige ventilatie. Voor gelegenheden die zich bevinden tussen een traditioneel café en een klassiek restaurant geldt de 1/3e regeling : als minder dan 1/3e van de aankopen bestaat uit voedsel, dan geldt de regelgeving voor cafés. Als meer dan 1/3e van de aankopen bestaat uit voedsel, geldt de regelgeving voor restaurants.

3.1.2. Voorstel CD&V/NVA

CD&V/NVA wil een jaar na de invoering van de wetgeving inzake roken in de horeca opnieuw de wetgeving wijzigen. Het kartel wil een totaal rookverbod invoeren voor alle horecazaken. Alleen wie beschikt over een afgescheiden rookkamer, die maximum 1/4e van de totale oppervlakte mag beslaan, kan roken in zijn zaak nog toelaten.

3.2. Comprendo

Het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ), dat nogal wat uitbaters onder zijn leden telt, kreeg nog voor de wetgeving van kracht ging heel wat vragen. Om zowel de horeca-uitbaters te informeren alsook de horecabezoeker (zowel de roker als de niet-roker) wegwijs te maken in de nieuwe wetgeving, heeft het NSZ de campagne Comprendo gelanceerd. Het resultaat was een eenvoudig informatiepakket dat op grote schaal is verspreid onder de horeca-uitbaters : 150 000 infopakketten zijn zo verspreid via diverse kanalen.

Het informatiepakket bevatte :

— vier verschillende stickers, met daarop een pictogram, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten : roken toegelaten, roken niet toegelaten, rookzone of rookkamer.

— een folder met duidelijke vermelding van wat mag en niet mag volgens type van de zaak.

— een interactieve website www.comprendo.be. Aan de hand van een eenvoudig keuzemenu krijgt de uitbater een antwoord op al zijn vragen.

— een 0800-nummer (0800 — 976 44) waarop het NSZ uitbaters met concrete vragen wegwijs maakt in de wirwar van mogelijkheden.

Om op korte termijn zoveel mogelijk horeca-uitbaters te bereiken, heeft het NSZ de campagne opgestart in samenwerking met andere partijen zoals de brouwerijen en drankenhandelaars.

Het NSZ en zijn partners zijn ervan overtuigd heel wat uitbaters, rokers en niet-rokers te hebben bereikt. Het resultaat was positief : niet alleen zijn er heel wat informatiepakketten de deur uitgegaan, maar er is ook heel veel beroep gedaan op de website en het 0800-nummer. Heel regelmatig trad het NSZ in contact met inspecteurs met als enige doelstelling : het goed naleven van de wetgeving.

Zowel uit de berichtgeving van 2007 als uit de vele contacten met tal van uitbaters bleek dat de overgrote meerderheid van de uitbaters de wetgeving onder de knie hebben.

3.3. Waarom een totaal rookverbod ?

Nog geen anderhalf jaar na de inwerkingtreding van de rookwetgeving gaan opnieuw stemmen op om de wetgeving te wijzigen. Het NSZ vraagt zich af waarom plots dergelijke wijziging nodig is.

Waarom ? Omwille van het rapport FOD Volksgezondheid ? Omwille van het rookverbod elders in Europa ? Omwille van de discriminaties ?

3.3.1. Omwille van het rapport FOD Volksgezondheid van 13 maart ?

— Cijfers staan haaks op vroegere rapporteringen

Het rapport FOD Volksgezondheid van 13 maart 2008 zegt dat na 25 000 controles slechts 37,7 % van de cafés, 63,3 % van de restaurants en 56,7 % van de jeugdhuizen conform zijn met de huidige wetgeving.

Nochtans tonen eerdere rapporten van de FOD volksgezondheid aan dat de rookwetgeving goed is nageleefd.

Zo lezen we op de website www.roken-horeca.be in een bericht van 16 januari 2007 dat :

— het nieuwe rookverbod over het algemeen goed wordt gerespecteerd door zowel uitbaters als klanten;

— 74 % van de horecazaken volledig in orde was met de nieuwe regels.

In een verslag van 5 april 2007 (terug te vinden op www.roken-horeca.be), lezen we dat er na 11 000 controles :

— slechts in 24 % van de gevallen waarschuwingen zijn geweest. Het grootste deel daarvan werd onmiddellijk opgelost met de uitbater. Dit betekent dat 76 % van de gecontroleerde horecazaken 3 maanden na de invoering reeds conform de rookwetgeving was;

— er in 60 % van de drankgelegenheden geen enkele inbreuk werd vastgesteld;

— er bij minder dan 5 % van de controles zware inbreuken werden vastgesteld.

Wij stellen dus een contradictie vast in de gerapporteerde cijfers en stellen vast dat de goede leerlingen in de klas worden bestraft bij een rookverbod.

— Aantal bezochte zaken niet representatief

De horecasector is een zeer heterogene sector met diverse types zaken. De sector van de drankgelegenheden telt ongeveer 17 500 cafés. Hiervan werden er amper 25 % gecontroleerd. Het is dan ook niet correct te stellen dat van alle cafés slechts 37,7 % conform de rookwetgeving is.

— Aard van de inbreuken niet duidelijk

Nergens in de evaluatie wordt een overzicht gegeven van de vastgestelde inbreuken. Er kan dus ook niet worden nagegaan of de vastgestelde inbreuken ernstig genoeg waren om het pleidooi voor een volledig rookverbod te kunnen rechtvaardigen. In het hoofdstuk « analyse van de resultaten » van het evaluatierapport van de FOD Volksgezondheid is er sprake van voldoende verbodstekens, afwezigheid asbakken, goed functionerende afzuigsystemen enz. Wat moet worden verstaan onder bijvoorbeeld de term « voldoende » is niet wettelijk geregeld en hangt dus volledig af van de subjectieve invulling van diegene die controleert.

In dit verband moet worden gemeld dat de inspectiediensten cafés verbaliseerden omdat deze de rookverbod-sticker van Comprendo gebruikten en niet de « officiële » sticker. Volgens de inspectie stond het gebruik van een niet officiële sticker immers gelijk met de afwezigheid van een dergelijke sticker. Ook de sticker die een cafébaas op de ingangsdeur van zijn zaak had aangebracht om aan te geven dat er in zijn zaak werd gerookt (een onderscheid dat de wet maakt), was volgens de inspectiediensten verboden omdat dit tot roken kan aanzetten, terwijl het enkel de bedoeling was de klant duidelijk te informeren alvorens de zaak binnen te gaan. Een preventiemaatregel die volledig in de lijn lag van de geest én de letter van de wetgeving, werd dus als een inbreuk aanzien.

Zoals de FOD Volksgezondheid in zijn rapport zelf vaststelt, zijn er inderdaad veel interpretatieproblemen omwille van een onduidelijke of onvolledige wetgeving : deze interpretatieproblemen werden steeds restrictief, in het nadeel van de uitbater, opgelost. Zo is het nog steeds niet duidelijk op welke wettelijke grondslag een café met twee of meer biljart-tafels als sportgelegenheid kan worden beschouwd. Door de inspectiediensten werd dit echter vaak automatisch restrictief geïnterpreteerd met een totaal rookverbod als gevolg.

— Gebrek aan efficiëntie bij de controle

Een van de redenen waarom volgens het rapport van de FOD Volksgezondheid de huidige wetgeving zou moeten worden gewijzigd in een totaal rookverbod is dat de controleurs de huidige verklaring op erewoord dat maaltijden minder dan een derde uitmaken van de omzet en de zaak dus als een drankgelegenheid moet worden beschouwd, niet kunnen controleren.

Indien een wetgeving echter niet voldoende kan worden gecontroleerd, moeten de controlemogelijkheden net aangepast of uitgebreid worden. Een wetgeving aanpassen, wijzigen of schrappen omwille van het gemak van de controleurs, kan bezwaarlijk als een daad van goed bestuur worden beschouwd.

— Geen omzetstijging maar een omzetdaling

In het rapport van de FOD Volksgezondheid staat dat sinds de invoering van de huidige rookwet restaurants in 2007 een omzetverhoging constateerden van 3,8 % in vergelijking met 2006 (inflatiecijfer 1,8 %). Ook voor de andere onderdelen van de horecasector (hotels, cafés, eethuizen met enkel lichte maaltijden, .....) zou een stijging in omzet van 3,8 % zijn vastgesteld. Het NSZ en Febed, de Federatie van Belgische Drankenhandelaars die mede de campagne Comprendo heeft ondersteund, vragen zich af vanwaar die cijfers komen omdat de officiële cijfers van 2007 nog niet zijn vrijgegeven.

Volgens het NSZ en Febed wijzen de eerste indicaties helemaal niet op een toename van omzet. Integendeel. De cijfers in de studie zijn volgens het NSZ en Febed te algemeen en daardoor niet correct :

— het cijfer van 3,8 % dat de FOD Volksgezondheid in haar rapport naar voren schuift geldt enkel voor de ganse horeca en niet voor elk van de categorieën van de horecasector. Er is met andere woorden niet nagegaan of de beweerde omzetstijging zich voordoet in alle sectoren en meer bepaald ook in cafés;

— hetzelfde kan worden gezegd over de inflatie. Deze zou in 2007 gestegen zijn met 1,8 % : ook hier wordt in het rapport van de FOD geen onderscheid gemaakt tussen de diverse sectoren binnen de horeca.

Bovendien zeggen het NSZ en Febed dat een prijsstijging niet automatisch een volumestijging inhoudt. Integendeel.

De index is in het algemeen (grootwarenhuizen en horeca) gestegen met 1,8 %. In de praktijk betekent dit echter voor bieren +2 %, voor water +5 %, voor cola +2,5 %, voor warme dranken +2,5 %, voor wijnen +2 %. Dit is gebaseerd op cijfers van de FOD economie (zie bijlagen). Gemiddeld is dit slechts 1,8 % omdat de index van verloren verpakkingen niet zo hoog is als de aangerekende flesjes in de horeca. Rekening houdend met het feit dat de grootwarenhuizen net als de horeca goed zijn voor ongeveer 50 % van de omzet, betekent dit dat beide groepen even zwaar moeten doorwegen in de bepaling van de inflatie, iets wat in het onderzoek van de FOD Volksgezondheid niet is gebeurd.

Het biervolume in cafés daalde echter minstens met 2 %. Dit blijkt uit cijfers van de Belgian Brewers. Hieruit blijkt dat een eventuele nog aan te tonen omzetstijging enkel te wijten kan zijn aan de prijsstijging en dat de volumes in werkelijkheid niet zijn gestegen.

— Rookverbod geen economische impact ?

Volgens het rapport FOD Volksgezondheid zouden drankgelegenheden bij de invoering van een totaal rookverbod geen negatieve economische impact voelen. Dit cijfer wordt nergens gestaafd en is ten zeerste twijfelachtig. Volgens de cijfers van het NIS waren er in 2006 in België 17 948 cafés, een daling met 3 % ten overstaan van2005. Het zakencijfer bedroeg 1 555 348 000 € of 86 569 € per café.

Dit lage cijfer verklaart onder meer het feit dat deze sector het grootste aantal faillissementen telt. Meer dan de helft van de klanten van cafés bestaat uit rokers. Wanneer de cafés deze belangrijke groep klanten verliezen, zal het zakencijfer per café nog dalen, met nog meer faillissementen tot gevolg.

Uitgebreid onderzoek in 2005 (Ernst & Young) voorspelt in cafés :

— omzetverlies van 13,8 % (206 miljoen euro)

— een verlies van 4 595 jobs

— sluiting op korte termijn van 2 630 zaken

Indien men daarbovenop ook nog de toeleveranciers in rekening brengt, zullen bovenstaande cijfers uiteindelijk nog hoger zijn.

Voor restaurants voorspelde ditzelfde onderzoek van E&Y een omzetstijging van 1,8 %. Wanneer we de inflatie (1,8 %) vermeld in de studie van de FOD Volksgezondheid in rekening brengen van de door de FOD opgegeven omzetcijfers (3,8 %) dan komen we tot een analoog percentage als in de studie van E&Y.

Ernst & Young voorspelde dus het percentage van omzet die de FOD ook heeft voor de restaurants. De kans is dan ook wel groot dat de cijfers die E&Y voorspelde voor de cafés, en waarvoor de FOD geen aparte cijfers heeft, ook wel correct zullen kunnen zijn en er dus wel degelijk sprake zal zijn van omzetverlies in cafés wanneer er een rookverbod wordt ingevoerd.

In het rapport van de FOD staat ook te lezen dat werd vastgesteld dat meer en meer inrichtingen (tavernes, sandwichbars, theehuizen, jeugdhuizen, ....) hun zaak omvormen tot een drankgelegenheid of café, onder andere door een sterkedrankvergunning aan te vragen, om de rokende klanten terug te winnen. Dit betekent dat het verlies van de rokende klant wel degelijk een belangrijk omzetverlies met zich meebrengt.

De invoering van het rookverbod zou volgens de voorstanders van een dergelijk verbod tot gevolg moeten hebben dat er minder wordt gerookt. Minder roken betekent minder inkomsten voor de staat. In 2006 zou volgens een studie van Test-Aankoop voor 2 miljard euro zijn gerookt, waarvan 1,8 miljard euro naar de staat zou zijn gevloeid.

Bovendien zal volgens het NSZ en Febed een totaal rookverbod een prijsstijging in de hand werken. Verwacht wordt dat het volume in de cafés zal dalen. Om dit te compenseren zullen de prijzen stijgen om « uit de kosten te geraken ». In een periode waar men nu reeds de mond vol heeft over prijsstijgingen zal dit op termijn betekenen dat er nog meer falingen in de sector mogen worden verwacht.

Is dit de bedoeling : dat het dorpscafé in de nabije omgeving verdwijnt ?

Investeringen

De studie van de FOD inzake gedane investeringen vermeldt enkel de investeringen voor rookkamers. Ook hier is het aantal onderzochte gelegenheden te klein om een duidelijk zicht te krijgen op de investeringen voor rookkamers. Bovendien wordt niets vermeld over de investeringen die gedaan zijn door bijvoorbeeld cafés in afzuig- en ventilatiesystemen. Er zou minstens een gedegen onderzoek moeten gebeuren naar de investeringen die in afzuig- en ventilatiesystemen zijn gedaan.

De nieuwe wetgeving is voor veel cafés de aanleiding geweest om (opnieuw) te investeren in ventilatie of afzuiging, vanuit de idee dat de wetgeving nieuw was en allicht wel voldoende lang overeind zou blijven. Hier is er manifest een probleem van rechtszekerheid.

3.3.2. Internationale studies : enkele voorbeelden

Het verslag FOD Volksgezondheid en de presentatie gegeven tijdens de zitting van de gezamenlijke commissies Sociale Aangelegenheden en Volksgezondheid op 20 mei 2008 door dhr. Paul Van Der Meerssche zeggen dat er uit internationale studies blijkt dat er bij de invoering van een rookverbod geen significante negatieve gevolgen zijn voor de horecasector. Deze beweringen werden niet gestaafd met concreet cijfermateriaal. Wij spreken deze beweringen tegen :

Schotland : een studie uitgevoerd door The International Epidemiological Association, en uitgegeven door Oxford University press (14 december 2006, 9 maanden na de invoering van een algemeen rookverbod), spreekt van een omzetdaling van 10 % voor de sector, te wijten aan een terugval in het aantal bezoekers van 14 %.

Noorwegen (bron : SIRUS, 2006) : 6,2 % verlies voor de hele horecasector, 17 maanden na de invoering van een totaal rookverbod.

Frankrijk (mei 2008, studie uitgevoerd door professor Serge Vendemini van de Universiteit Panthéon Assas en gepubliceerd door het blad Tendance. Studie uitgevoerd door « Le Groupe de Travail », met de steun van de Franse minister van volksgezondheid) : 12 % omzetverlies voor monodrankgelegenheden, onze cafés (2 maanden na invoer rookverbod).

Uit deze cijfers blijkt zeer duidelijk dat er in het buitenland (landen vergelijkbaar met België) een duidelijk omzetverlies is voor drankgelegenheden (cafés), tussen 6 % en 12 %. De Ernst & Young studie uit 2005 spreekt van een potentieel omzetverlies voor drankgelegenheden in België van 13,8 %, dus vergelijkbaar met het cijfer in Frankrijk.

3.3.3. Discriminatie wegwerken kan zonder volledig rookverbod

Het rapport van de FOD Volksgezondheid vermeldt als een van de belangrijkste redenen voor een totaal rookverbod de huidige discriminatie tussen restaurants en zaken waar roken en eten wel kunnen. Deze stelling werd door dhr. Dirk Claes op 20 mei in de commissies Sociale Aangelegenheden en Volksgezondheid bevestigd. Daartegenover staat dat het oplossen van de deloyale concurrentie niet per definitie hoeft te betekenen dat men het bestaan van het koninklijk besluit over de rookwetgeving schrapt en vervangt door een totaalverbod. Een bijsturing van het koninklijk besluit volstaat.

Trek de lijn eten en roken gaan niet samen door. Dit zou betekenen dat zaken waar kan worden gegeten rookvrij worden. Drankgelegenheden blijven gevrijwaard van het verbod.

Laat de keuze of er gerookt dan wel gegeten wordt over aan de horeca-uitbater ! Roker én niet roker kiezen welke zaak zij binnenstappen. Zo kan het klassieke café, dat traditioneel veel rokers onder zijn klanten telt, worden gevrijwaard terwijl de niet-roker meer dan voldoende gelegenheid heeft om in een breed spectrum van rookvrije horecazaken te komen.

Indien bepaalde bijsturingen komen ten overstaan vande huidige wetgeving is het NSZ bereid met zijn partners te bekijken of er nog een bijkomende campagne kan worden gelanceerd.

3.4. Totaal verbod in praktijk niet haalbaar en discrimineert cafés

Het NSZ begrijpt niet waarom politici een jaar na datum de wetgeving al terug willen wijzigen te meer de wetgeving goed is gekend en goed wordt nageleefd. Het NSZ baseert zich hiervoor op zijn campagne Comprendo. Uit de talrijke telefoons en contacten met uitbaters bleek heel duidelijk dat zij de wetgeving wel degelijk wilden kennen en zich in orde wilden stellen. Ook uit contacten met de inspectiediensten bleek dat er weinig overtredingen waren.

Nu de uitbaters de wetgeving kennen en vaak ook zwaar hebben geïnvesteerd, willen politici de wetgeving opnieuw wijzigen. Het NSZ vindt dit ongehoord en een staaltje van onbehoorlijk bestuur.

Met het nieuwe wetsvoorstel komen niet alleen de investeringen die uitbaters al hebben gedaan in het gedrang, maar zullen ze bijkomend moeten investeren, vooral in de cafés, indien ze roken nog willen toelaten.

In het wetsvoorstel menen de initiatiefnemers dit op te lossen door compensatiemogelijkheden te voorzien : ofwel een verlaging van het geldende btw-tarief ofwel fiscale aftrekmaatregelen voor een rookkamer. Maar : het eerste is Europees en is dus op nationaal vlak moeilijk hard te maken, het tweede zal de cafés niet over de streep trekken.

Heel wat cafés hebben financieel niet altijd de mogelijkheid om een rookkamer te installeren en vaak hebben ze ook gewoon niet de ruimte daarvoor. Heel wat cafés zijn niet groter dan 100 m².

Zij die hier wel gebruik van willen maken zullen ongetwijfeld inventief zijn. Het NSZ en Febed vrezen echter dat her en der ook « rooktenten » zullen verschijnen. Indien er geen plaats is achterin de zaak, dan maar vooraan, met alle gevolgen van dien voor de veiligheid. Het toekennen van een dergelijke vergunning zal afhankelijk zijn van gemeente tot gemeente. Het NSZ meent dat dit geen goed idee is omdat er zo discriminatie tussen de cafés ontstaat. En uiteraard kan men om problemen te vermijden niet nog verder gaan dan de restaurantregeling waar wel nog mag worden gerookt in een rookkamer.

3.5. Er is geen echt maatschappelijk draagvlak

In tegenstelling tot hetgeen vermeld staat in het rapport van de FOD Volksgezondheid is er geen maatschappelijk draagvlak voor een rookverbod in cafés.

Uit een enquête van Test-Aankoop die onlangs is uitgevoerd, blijkt dat slechts 38 % van de Belgen voorstander is van een rookverbod op cafés. Deze enquête is alvast minder gekleurd dan deze van de Stichting tegen Kanker die, gezien zijn missie, tegen het roken is.

België kent een grote densiteit aan cafés. Dit maakt integraal deel uit van onze eet- en leefcultuur. Mensen gaan op café om andere mensen te ontmoeten, om sociale contacten te leggen of te onderhouden.

3.6. Eerst grondig onderzoek

Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat het onderzoek van de FOD Volksgezondheid niet grondig werd uitgevoerd. Vooral de specifieke effecten van een totaal rookverbod op cafés werden niet of slechts bij benadering onderzocht. Nochtans zijn het de cafés, waar nu nog mag gerookt worden en waarvan het merendeel van de klanten rokers zijn, die het zwaarst zullen worden getroffen. Alvorens te beslissen over een dergelijke ingrijpende maatregel zou minstens eerst een volledig effectenrapport moeten worden opgemaakt en geen natte vingerwerk zoals thans het geval is.

Het NSZ en de partners uit de Comprendo-campagne zijn op dit moment met een grootschalige studie bezig bij de horeca-uitbaters, zowel over de huidige wetgeving als over het nieuwe wetsvoorstel. Het zou getuigen van goed bestuur mocht men de resultaten van dit onderzoek willen afwachten en bespreken alvorens een beslissing te nemen.

3.7. Conclusie

— Een gezond evenwicht tussen het aspect gezondheid en het economisch aspect

— Respect voor de niet-roker zodat hij weet welke zaak hij binnenstapt

— Respect voor de roker zodat hij niet noodgedwongen buiten belandt en sociaal uitgesloten wordt

— Respect voor de uitbater : hij moet zijn zaak kunnen uitbaten zoals hij dit wil : ofwel kiest hij voor een rookverbod ofwel voor een mogelijkheid tot roken in zijn zaak.

— Respect en eerlijke concurrentie tussen de uitbaters onderling waardoor discriminaties moeten weggewerkt worden.

NSZ kan niet akkoord gaan met voorstel van CD&V /NVA. Daarentegen wil het NSZ wel spreken over een bijsturing of verbetering van de wet. Op termijn zou het NSZ er mee kunnen instemmen dat eten en roken niet samen gaat. Dit betekent grosso modo dat in traditionele cafés wel nog zou mogen worden gerookt terwijl in eetcafés, tavernes en restaurants niet meer zou mogen worden gerookt, tenzij in een rookkamer. Dit zou geen afbreuk doen aan de gezelligheid van de horecasector, noch aan het respect van rokers, niet-rokers én uitbaters en zou beter tegemoet komen aan de slogan die toenmalig minister van Volksgezondheid Rudy Demotte eind 2006 in aanloop van de wetgeving in 2007 heeft gelanceerd : « smokefree food » of « roken en eten gaan niet samen ».

Aan een wijziging van de wetgeving om eventuele bestaande discriminaties (vooral bij eetgelegenheden waar onder bepaalde voorwaarden roken nog kan worden toegelaten en bij andere niet) weg te werken, wil het NSZ meewerken. Een totaal rookverbod nog geen anderhalf jaar na datum en op basis van oncorrecte argumentatie, weigert het NSZ te aanvaarden.

4. De heer Christian Bouchat, regionaal ABVV-secretaris voor de horecasector

De heer Bouchat geeft enige informatie, en laat de parlementsleden er hun eigen conclusies uit trekken.

Als men de mening van werknemers in de horecasector over een volledig rookverbod vraagt, zal de meerderheid ertegen zijn. De reden daarvoor is eenvoudig : deze werknemers krijgen af te rekenen met veel stress en de sigaret betekent voor hen een afleidingsmiddel. Het is dus evident dat een totaal verbod niet in goede aarde zal vallen. De wetgever is er echter om verantwoorde maatregelen te treffen, ook al is niet iedereen daar altijd blij mee.

In hotels en restaurants waar betrouwbare economische informatie voorhanden is (aanwezigheid van een vakbondsafvaardiging, van een bedrijfsrevisor, ...), stelt men het volgende vast. Bij Chez Léon in Brussel is de omzet met 30 % gestegen. Dit is louter een cijfer, er wordt niet bij gezegd of de stijging te danken is aan het rookverbod. In de Roi d'Espagne mag men roken, maar de uitbaters denken niet dat een rookverbod iets zou veranderen. Trouwens, buitenlandse klanten als Ieren bijvoorbeeld, gaan al buiten roken omdat zij dat gewoon zijn.

De cijfers van de horecabedrijven bewijzen niets op economisch vlak, want het zou volstaan een verbod op te leggen en tezelfdertijd te controleren, om een stijging van de omzet met 30 % te verkrijgen.

Het probleem is dat de Staat te weinig controle uitoefent op de horecabedrijven. De controles spitsen zich toe op de plaatsen waar dat gemakkelijk kan, niet op die waar de wet het meest overtreden wordt.

Eén van de taken van de overheid is controle uit te oefenen om oneerlijke concurrentie te bestrijden en bedrijven in staat te stellen in een gezonde economische omgeving te werken.

In grote hotels hebben de klanten geen keuze. Omdat zij verplicht zijn om in het hotel te overnachten, heeft een rookverbod geen economische impact. Wel heeft men in Frankrijk vastgesteld dat het aantal hartinfarcten verminderd is, zowel bij de klanten als bij de werknemers. Dit moet ons tot nadenken stemmen.

Zou men vandaag aanvaarden dat een werknemer in een omgeving vol asbest moet werken ? En is de sigaret misschien niet nog gevaarlijker dan asbest ?

De technologische evolutie zal er misschien ooit voor zorgen dat aan passief roken geen risico's meer verbonden zijn, maar ondertussen bestaan er wetten ter bescherming van de gezondheid van de werknemers, en moet men het algemeen belang nastreven in plaats van het individueel belang.

5. De heer Benoît Couturier, Fédération des Maisons de Jeunes

De Fédération des Maisons de Jeunes is een VZW die door de Franse Gemeenschap als jeugdorganisatie erkend is in het kader van het decreet van 1980.

Iets meer dan 110 verenigingen zijn lid. Onze leden zijn vooral jeugdhuizen die door de Franse Gemeenschap officieel erkend zijn. Ook ontmoetings- en logeercentra die door de Franse Gemeenschap als jeugdcentra officieel worden erkend, net zoals jongereninitiatieven, behoren tot onze leden. Ons actieterrein bestrijkt het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Onze doelstellingen zijn de volgende :

— De actieve, kritische en verantwoorde burgerzin van jongeren aanmoedigen en elke vorm van uitsluiting tegengaan;

— Acties die sociale, culturele en economische veranderingen beogen, steunen en aanmoedigen;

— Een cultureel jongerenbeleid aanmoedigen dat gericht is op de mogelijkheden van jongeren.

Als federatie bieden wij onze leden een reeks diensten aan. Onze opdrachten zijn divers en gevarieerd en omvatten : animatoren en coördinatoren van jongerencentra opleiden; het beheer van de centra ondersteunen (administratief, financieel en personeel); de teams pedagogisch ondersteunen en begeleiden; nieuwe sociaalartistieke praktijken een impuls geven en verkennen; collectieve projecten een impuls geven en verder uitwerken; de centra op beleidsniveau vertegenwoordigen (CCMCJ, FESOJ, enz.).

Voorstelling van de jeugdhuizen.

Een jeugdhuis past in een permanent opvoedingsplan. Het jeugdhuis is bijna dagelijks open voor iedereen, het is een ontmoetingsplaats, een plaats waar jongeren creatief kunnen zijn, zich kunnen uitdrukken en kunnen deelnemen. Het werd zo uitgedacht dat jongeren van 12 tot 26 jaar het zich eigen kunnen maken.

Het JH is vooral :

Een onthaal- en ontmoetingsplaats.

Een plaats voor actieve vrijetijdsbesteding : sportactiviteiten, workshops muziek, artistieke activiteiten, multimedia-activiteiten, reizen, uitwisselingen, ...

Een plaats voor deelname : jongeren worden rechtstreeks betrokken bij het beheer en de acties van het jeugdhuis.

Een culturele expressie- en ontwikkelingsruimte : theater, hiphop, dans, musicals, ondersteuning van jonge muzikanten, concerten en artistieke verspreiding, oprichting van een krant door en voor jongeren, een radiozender, ...

Een plaats waar men zich interessert voor wat er in de wereld gebeurt, dichtbij en veraf : buurtfeesten organiseren samen met de plaatselijke bevolking, kleine sportinfrastructuren ontwikkelen voor iedereen, met andere landen deelnemen aan acties in het kader van ontwikkelingshulp, internationale uitwisselingsprogramma's op poten zetten, ...

De bedoeling van jeugdhuizen is burgerzin bijbrengen. Hun werkinstrument is een ontmoetingsplaats die open staat voor iedereen, waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten zonder dat ze deel moeten nemen aan activiteiten. De teams gebruiken de pedagogie van het project om de jongeren tot deelname aan het lokale leven te bewegen, om ze hun jeugdhuis te leren beheren (vaak via een verplichte deelname aan het overlegorgaan en via de verplichte aanwezigheid van één derde van de jongeren die jonger zijn dan 26 jaar, in de raad van bestuur) en om ze te helpen bij het organiseren van activiteiten.

Een algemeen rookverbod op openbare plaatsen :

De context :

Wat het rookverbod in jeugdhuizen betreft, dient er met drie elementen rekening te worden gehouden :

Een jeugdhuis kan beschouwd worden als een openbare plaats want het staat open voor iedereen. Iedereen kan de deur van een jeugdhuis openen en hij zal welkom zijn.

Een jeugdhuis is ook een privéplaats omdat het opgericht is als VZW. Vaak kunnen jongeren die hier komen, een lidkaart krijgen. De gebouwen kunnen eigendom zijn van de vereniging, gehuurd worden of ter beschikking zijn van de vereniging, maar het is altijd uitsluitend de VZW die voor het beheer zorgt (voorschrift van het decreet).

Ten slotte is het jeugdhuis een werkplaats. Het is immers de werkplaats van het team en de wetgeving op het rookverbod op de werkplaats is er bijgevolg van toepassing.

In het licht van al die gegevens, kan men zeggen dat de status van de jeugdhuizen niet altijd duidelijk is.

Vooral omdat we er bij bepaalde activiteiten (avondjes, concerten, enz.) kunnen van uitgaan dat jeugdhuizen onder de reglementering van de horecasector vallen. Bij die activiteiten is het evenwel soms moeilijk het publiek (dat uit leden van het jeugdhuis, maar ook uit anderen bestaat) het roken te beletten.

De meeste van onze leden hebben echter de wet van 2006 betreffende het rookverbod op de werkvloer aangegrepen om het debat van de tabaksconsumptie bij hen te openen. Het was een prachtige gelegenheid om jonge rokers bewust te maken van de gevaren van tabak en hen aan te zetten tot verantwoord gedrag.

Als gevolg daarvan kan men nu vaststellen dat, op enkele uitzonderingen na, alle jeugdhuizen waarmee wij werken, plaatsen geworden zijn waar men het normaal vindt dat er niet mag worden gerookt. Vaak waren het de jongeren zelf die bij debatten of gedachtewisselingen dat verbod wensten of steunden. Het jeugdcentradecreet van de Franse Gemeenschap, waaraan de sector moet voldoen, legt het invoeren van een huishoudelijk reglement op, in overleg met de leden.

Momenteel zijn er twee manieren waarop de rokers bij de verenigingen worden aangepakt. Sommige hebben de rokers de deur gewezen (zij worden dus verplicht naar buiten te gaan om te roken), terwijl andere voor een rookruimte hebben gezorgd.

De resultaten van dat alles zijn heel verscheiden. Sommige jeugdhuizen hebben bijvoorbeeld van het verbod gebruik gemaakt om collectieve projecten op te starten die het rokers mogelijk maken een ruimte in te richten waar ze mogen roken.

Het is niet de bedoeling van het leidinggevend team de wet te omzeilen. Het biedt dat team integendeel de mogelijkheid rechtstreeks in contact te blijven met de rokers, om met hen te kunnen blijven werken rond hun tabaksverslaving.

Een andere vaststelling heeft te maken met het imago van de centra en van de jongeren zelf. Omdat de jongeren verplicht zijn naar buiten te gaan om te roken, staan ze in groepjes rond het jeugdhuis. Het team moet dan met de jongeren beginnen werken rond het imago van het jeugdhuis in de buurt of in het dorp.

Daaraan ziet men hoe belangrijk het is dat men een verbod gepaard laat gaan met een actieplan toegespitst op bewustmaking, opvoeding en ondersteuning om uitsluiting te voorkomen die schadelijk zou zijn voor het opvoedende werk van de teams.

Desalniettemin organiseren de jeugdhuizen heel veel activiteiten (avondjes, concerten, ....) waarop de jongeren roken. De preventie en de bewustmaking tijdens die evenementen moet worden versterkt. Dat werk maakt deel uit van een veel ruimere problematiek, die past in een algemene consumptie-opvoeding. De jeugdhuizen hebben niet op de tabakswet gewacht om daarrond te werken.

We kunnen besluiten dat het rookverbod over het algemeen in onze jeugdhuizen goed wordt onthaald, omdat het voor pedagogische instrumenten heeft gezorgd om het debat te openen en om concrete acties voor te stellen met het oog op preventie en begeleiding van rokers en niet-rokers.

Een veralgemening van het rookverbod op openbare plaatsen lijkt ons het leven van onze leden en hun publiek niet ingrijpend te veranderen, aangezien de zeer grote meerderheid van onze leden, zoals we reeds hebben gezegd, reeds met een rookverbod vertrouwd is.

Toch menen we dat enkele opmerkingen belangrijk zijn :

Eerst en vooral moet het verbod gepaard gaan met middelen die de betrokken beroepssector in staat stelt preventie-acties te ontwikkelen, het debat te openen bij het publiek waarmee ze dagelijks werken en de jonge rokers bewust te maken.

Ten tweede is het heel belangrijk dat wij duidelijke en nauwkeurige informatie kunnen geven over de redenen van die veralgemening meer bepaald over doelstelling en evaluatie. Tevens lijkt het ons heel belangrijk dat de boodschap aan de jongeren, alsook de context van het verbod, zo duidelijk mogelijk zijn.

Ten derde mag de context van het verbod niet tot gevolg hebben dat jonge rokers gediscrimineerd worden en volledig worden uitgesloten van onze verenigingen, met het risico dat het contact met hen verloren gaat en dat we geen middelen meer hebben om iets voor hen te doen. Een volledig verbod, zonder mogelijkheid voor de teams om pedagogisch werk te verrichten (bijvooorbeeld het inrichten van een rokersruimte), kan nadelig zijn voor de relatie met de jonge rokers.

6. De heer Luk Joossens, expert in tabakspreventie, Stichting tegen Kanker

In Europa zijn er dertien landen met een rookvrije horeca. (Ierland, Noorwegen, Italië, Malta, Zweden, Schotland, Litouwen, IJsland, Estland, Engeland, Frankrijk, Slovenië en Finland). De rookvrije horeca is een succes : de wetgeving wordt nageleefd, de bevolking is er opgetogen over, de luchtkwaliteit verbetert, de gezondheidsklachten van het personeel verminderen, er is geen effect op de omzet in de sector. Daarom vraagt de Nationale Coalitie tegen Tabak, waarvan de Stichting tegen Kanker lid is, een onmiddellijke invoering van een volledig rookvrije horeca.

In deze uiteenzetting gaat de heer Joossens in op de volgende onderwerpen :

— de gevaren van passief roken

— de hinder en gezondheidsklachten bij het personeel van de horeca

— de steun voor een rookvrije horeca

— de ervaring in het buitenland van de naleving van de rookvrije wetgeving

— de gevolgen van een rookvrije horeca op de omzet

— de blootstelling aan passief roken in de Belgische horeca

— de problemen bij ventilatie

— rookvrije horeca en rookvrije huizen

6.1. De gevaren van passief roken

De voorbije twintig jaar kwam een hele reeks wetenschappelijke rapporten tot het besluit dat passief roken de gezondheid schaadt.

1986 : De US Surgeon General besluit dat blootstelling aan passief roken een groot risico vormt voor de gezondheid (1) .

1988 : Het UK Independent Committee on Smoking and Health besluit dat passief roken jaarlijks bij niet-rokers honderden gevallen van longkanker zou kunnen veroorzaken (2) .

1992 : Het US Environmental Protection Agency beschouwt tabaksrook in de omgevingslucht als kankerverwekkend voor mensen en stelt dat passief roken kanker veroorzaakt (3) .

1997 : Het Australian National Health and Medical Research Council Report komt tot de conclusie dat passief roken bij kinderen ziektes van de onderste luchtwegen veroorzaakt en bij volwassenen longkanker (4) .

1999 : De World Health Organisation Expert Consultation : Environmental Tobacco and Child Health besluit dat passief roken ademhalingsziekten en ontstekingen van het middenoor veroorzaakt, en de groei en de werking van de longen inperkt (5) .

2002 : De World Health Organisation International Agency for Research on Cancer identificeert passief roken als oorzaak van longkanker en beschouwt rook in de omgevingslucht als kankerverwekkend voor mensen (6) .

2002 : Het Irish Health And Safety Authority Report On The Health Effects Of Environmental Tobacco Smoke In The Workplace pakt uit met de conclusie dat passief roken kankerverwekkend is en longkanker en vermoedelijk ook andere kankers veroorzaakt (7) .

2003 : De Health Council of the Netherlands : the impact of passive smoking on public health, schat dat passief roken in Nederland jaarlijks zorgt voor :

— verschillende honderden doden ten gevolge van longkanker;

— verschillende duizenden doden ten gevolge van hart- en vaatziekten;

— ongeveer tien gevallen van wiegendood;

— verschillende tienduizenden gevallen van ademhalingsproblemen (met verschillende graden van intensiteit) bij kinderen (8) .

2005 : De Royal College of Physicians : passief roken veroorzaakt in het Verenigd Koninkrijk jaarlijks 12 000 doden (9) .

2006 : Een nieuw rapport van US Surgeon General, « The health consequences of involuntary exposure to tobacco smoke », besluit dat « passief roken dood en ziekte veroorzaakt bij kinderen en volwassenen die niet roken » (10)

Alle landen erkennen de gevaren van passief roken. Artikel 8 van de WGO Kaderconventie inzake Tabakscontrole, die in mei 2003 unaniem door 192 landen is aangenomen, erkent dat wetenschappelijk is aangetoond dat blootstelling aan passief roken leidt tot dood, ziekte en handicap.

6.2. De hinder en gezondheidsklachten bij het personeel van de horeca

Dedicated Research heeft in opdracht van de Stichting tegen Kanker in 2007 onderzoek uitgevoerd over de rookhinder en de opinie over het rookverbod bij 600 werknemers in cafés, tavernes en restaurants. Bij de helft van de ondervraagden was er in de horecazaak een rookverbod van kracht; bij de andere helft niet. 83 % van de werknemers van restaurants of tavernes, waar een rookverbod van kracht is, is van oordeel dat de onaangename gevolgen van de tabaksrook, zoals prikkelende ogen, hoesten of slecht ruikende kleren sinds het rookverbod zijn verminderd.

Er is onder het personeel van horecazaken, waar een rookverbod van kracht is, een duidelijke perceptie van minder last door roken. Dit ligt volledig in de lijn van de Ierse vaststelling na doorvoering van het rookverbod. Zo bleek bijvoorbeeld dat in 2005, één jaar na het rookverbod, 82 % van het personeel van de Ierse pubs van oordeel was dat het gemakkelijker was om te ademen op het werk (11) .

6.3. De houding van de publieke opinie en in België en in Europa ten aanzien van rookvrije horeca

Op basis van een enquête van de Stichting tegen Kanker in 2007, is 85 % van de Belgen voorstander van rookvrije restaurants en 61 % van onze landgenoten is voorstander om cafés rookvrij te maken.

De steun voor rookvrije restaurants is in België bijzonder sterk. En bovendien neemt de vraag naar een rookverbod in cafés nog toe.

Percentage voorstanders van rookvrije restaurants :

58 % van de in augustus 2004 ondervraagde personen

79 % van de in oktober 2005 ondervraagde personen

73 % van de in september 2006 ondervraagde personen

79 % van de in oktober 2006 ondervraagde personen

85 % van de in maart 2007 ondervraagde personen

Percentage voorstanders van rookvrije cafés :

49 % van de in augustus 2004 ondervraagde personen

56 % van de in oktober 2005 ondervraagde personen

55 % van de in oktober 2006 overvraagde personen

61 % van de in maart 2007 ondervraagde personen

Het onderzoek in België bevestigt belangrijke tendensen die ook in het buitenland werden vastgesteld, vooral dat de steun voor een rookvrije horeca groeit na de invoering ervan. In Ierland, bijvoorbeeld, was de steun voor een rookvrije horeca 59 % in januari 2003, 67 % in juli 2003, 82 % in augustus 2004 en 92 % in november 2006. Ierland werd in maart 2004 rookvrij. De aankondiging van de nieuwe wet gebeurde in januari 2003.

Uit een enquête die Eurostat (N = 25 031) in de herfst van 2006 in 25 Europese landen heeft gehouden, blijkt 77 % van de Europeanen voorstander te zijn van rookvrije restaurants en 62 % van rookvrije cafés. De steun voor rookvrije cafés was het hoogst in landen die ze al hadden ingevoerd (Ierland 92 % steun, Italië 89 %, Zweden 88 % en Malta 81 %), wat nogmaals aantoont dat rookvrij een populaire maatregel is (12) . In alle landen waar een volledig rookvrije horeca is ingevoerd, is het een succes.

6.4. De gevolgen van een rookverbod op de omzet in cafés en restaurants

De tabaksindustrie heeft herhaaldelijk gesteld dat een rookverbod tot een daling van de omzet leidt in bars en restaurants. Wetenschappers hebben alle rapporten van voor 31 augustus 2002 onderzocht die het effect van een rookverbod op de omzet in de horecasector hebben geanalyseerd. In totaal zijn het er 97, al was de kwaliteit soms ondermaats : de gegevens waren vaak partieel of waren gebaseerd op verwachtingen van de consumenten voordat de wetgeving van kracht werd, maar niet op hun gedrag na de invoering ervan. Van de 97 studies waren er slechts 21 wetenschappelijk onderbouwd. Alle 21 wetenschappelijke studies over het economische effect van een rookverbod in cafés en restaurants wijzen op geen negatief economisch effect (13) .

Tot dusver is in geen enkel land dat rookvrije wetgeving heeft doorgevoerd, een negatief effect op een wetenschappelijke onderbouwde manier vastgesteld. (met andere woorden op basis van objectieve criteria zoals omzet, belastingen enz., gegevens op jaarbasis voor en na de maatregel, het gebruik van de adequate statistische methodes en rekening houden met algemene economische factoren.) Recentere informatie over het economische effect van het rookverbod in de horecasector in New York, British Colombia, Italië, Ierland of Noorwegen toont aan dat rookvrije wetgeving geen nadelige effect heeft op de omzet in de horecasector (14) .

In New York steeg de omzet in bars en restaurants het jaar na de invoering met 8,7 % (15) . In Noorwegen is voor en na de invoering van de wet onderzoek uitgevoerd bij representatieve steekproeven van de bevolking. Uit dat onderzoek bleek algemeen ondermeer een ongewijzigd bezoekpatroon aan cafés en restaurants. Er waren iets minder rokers en iets meer niet-rokers, maar het totale aantal klanten bleef op pijl (16) . In Italië heeft onderzoek bij de bevolking aangetoond dat 10 % van de ondervraagden (N = 3114) in 2005 meer naar restaurants en cafés ging en 7 % minder (17) . In 2006 bedroegen dezelfde percentages respectievelijk 13 % meer en 6 % minder (18) .

Hoewel de Ieren de op een na grootste alcoholverbruikers ter wereld zijn, is de wetgeving in Ierland ingevoerd zonder het gevreesde omzetverlies. Op basis van gegevens van het Ierse Central Statistics Office blijkt dat de omzet in de bars in Ierland tot 2001 steeg, in 2002 met 2,8 % daalde, in 2003 met 4,2 % en in 2004 met 4,4 %, om in 2005 weer met 0,1 % te stijgen. Het rookverbod is van kracht sinds maart 2004 en beïnvloedde de neerwaartse trend in de omzet niet. Zoals de andere Europanen gaan ook de Ieren minder op café. In 2005, 2006 en 2007 is de negatieve trend van het pubbezoek in Ierland zelfs omgebogen (19) .

6.5. De naleving van de rookvrije wetgeving in het buitenland

Een totaal rookverbod is gemakkelijker afdwingbaar dan een wetgeving met rookbeperkingen. « Beperking » betekent dat roken toegelaten is in bepaalde zones en verboden is in andere. De regeling voor cafés is van kracht in België sinds 1991 en leidt tot verwarring en meningsverschillen tussen rokers en niet-rokers. Tijdens de 4623 onderzoeken die in 2007 in cafés door de FOD volksgezondheid werden uitgevoerd, kwamen bij 38 % van die onderzoeken inbreuken aan het licht (20) . De ervaring leert dat een volledig rookverbod zonder uitzonderingen gemakkelijker te controleren is en beter wordt gerespecteerd dan een wetgeving met allerhande uitzonderingen. Zo zijn in Ierland slechts 4 % (21) en in Noorwegen slechts 6 % inbreuken op de wetgeving vastgesteld (22) .

6.6. De blootstelling aan passief roken in de Belgische horeca

In 2005 heeft Test-Aankoop 16 restaurants en 45 cafés in vijf grote Belgische steden bezocht (23) . Met een klein, discreet toestelletje maten de enquêteurs de luchtvervuiling door tabaksrook via de concentraties fijn stof in de lucht. Daarnaast noteerden ze de grootte van de zaak, de hoeveelheid klanten en de hoeveelheid sigaretten en sigaren die er gerookt werden. Fijn stof komt in de lucht terecht via verbranding. Vooral de kleinste stofdeeltjes (PM2.5) zijn heel erg schadelijk voor de gezondheid : ze bevatten immers giftige stoffen (ondermeer afkomstig van tabaksrook), waarmee ze erg diep in onze longen kunnen doordringen, zelfs tot in de longblaasjes. De effecten zijn te vergelijken met die van roken. De metingen van Test-Aankoop bevestigen voor een stuk de resultaten van gelijkaardige studies. De hoeveelheid fijn stof in een horecazaak waar gerookt wordt, kan tot 542 keer hoger liggen dan in een zaak waar niet gerookt wordt.

Verder ontdekten de enquêteurs dat bijna alle cafés en restaurants (één uitzondering niet te na gesproken) de laagste Amerikaanse norm voor een jaarlijkse blootstelling (15 µg/m³) ruim overschrijden. Slechts drie horecazaken bleven onder de VS-norm van 65 µg/m³ voor een blootstelling van 24 uur, twintig zaken zaten tussen 65 en 250 µg/m³ en in 37 van de 61 zaken werden concentraties gemeten van meer dan 250 µg/m³. Die concentraties gelden als erg gevaarlijk voor de gezondheid. De piek in één rokerszone van een bar bedroeg zelfs meer dan 1 500 µg/m³ ! Al die cijfers tonen aan dat een opdeling de niet-rokers niet beschermt tegen tabaksrook. De concentratie fijn stof in een rookvrije zone bedroeg immers nog altijd 76 µg/m³.

6.7. De problemen bij ventilatie

De tabaksindustrie schuift ventilatie vaak naar voren als alternatief om een rookvrije wetgeving te vermijden : rookverboden zijn niet nodig; ventilatie lost het probleem van passief roken op. Ventilatie is nochtans duur, arbeidsintensief en ondoeltreffend om de risico's van passief roken te neutraliseren. Uit onderzoek blijkt dat de huidige ventilatietechnologie ontoereikend is om blootstelling aan tabaksrook op de werkvloer te vermijden (24) . Een van zes conclusies van het rapport van de US Surgeon General (2006) (25) was dat ventilatie de gevaren van passief roken voor niet-rokers niet kan wegwerken. De Belgische wetgeving over het roken op het werk laat geventileerde en afgesloten rookkamers toe, maar die zijn geen succesverhaal, omdat de dagelijkse realiteit leert dat de ventilatienormen ondermaats zijn. In het onderzoek van Test-Aankoop in de Belgische horeca zaten ook twee metingen op de werkplek. In een rookvrij bureau bedroeg de concentratie fijn stof 3 µg/m³, in een rookkamer met open dakvenster 592 µg/m³, een bijzonder hoog gehalte. De norm is amper 15 µ g/m³.

België heeft de kaderconventie van de wereldgezondheidsorganisatie ter bestrijding van het tabaksgebruik geratificeerd.(WHO-FCTC) Volgens de richtlijnen van artikel 8 van deze conventie, die unaniem in juli 2007 werden aanvaard door de landen die de conventie hebben geratificeerd, is ventilatie geen oplossing om het probleem van passief roken op te lossen, maar enkel 100 % volledig rookvrije ruimtes kunnen bescherming bieden.

« Effective measures to provide protection from exposure to tobacco smoke, as envisioned by Article 8 of the WHO Framework Convention, require the total elimination of smoking and tobacco smoke in a particular space or environment in order to create a 100 % smoke-free laws environment. (...) Approaches other than 100 % smoke-free laws environments, including ventilation, air filtration and the use of designated smoking areas (whether with separate ventilation systems or not), have repeatedly been shown to be ineffective and there is conclusive evidence, scientific and otherwise, that engineering approaches do not protect against exposure to tobacco smoke. » (26)

6.8. Rookvrije horeca en rookvrije huizen

Rookvrije wetgeving op de werkplaats en op publieke plaatsen maakt rokers meer attent voor de gevaren van passief roken, wat ondermeer leidt tot thuis minder roken.

Een enquête in Ierland in de periode december 2003-januari 2004 (voor de invoering van de rookvrije wetgeving) bij 1 071 rokers en een andere in de periode december 2004-januari 2005 (na invoering van de rookvrije wetgeving) bij 769 rokers toont aan dat het aantal rokers dat thuis rookt, daalt, namelijk van 85 % naar 80 % (27) .

7. De heer Hedwig Verhaegen, Vlaamse Liga tegen kanker

Een volledig rookvrije horeca kan ervoor zorgen dat veel minder jongeren die experimenteren met sigaretten verslaafde rokers worden. De Vlaamse Liga tegen Kanker (VLK) berekende dat een volledig rookverbod, in combinatie met een krachtig en beter gefinancierd preventiebeleid, in principe jaarlijks 11 760 Belgische jongeren van de tabaksverslaving kan redden.

Jongeren experimenteren graag, ook met sigaretten. Maar of ze ook blijven roken, hangt van een aantal factoren af. Uit recent onderzoek (28) uitgevoerd in de Amerikaanse staat Massachusetts blijkt dat een rookvrije horeca een belangrijke factor is. De onderzoekers volgden vier jaar lang meer dan 2 000 jongeren uit meer dan 300 steden. Hoe strenger de regelgeving, hoe minder vlug ze de stap naar blijvend roken zetten, zo bleek. Jongeren uit steden waar een absoluut rookverbod gold in de lokale eetgelegenheden, hadden minder de neiging om de stap van experimenteren naar geregeld roken te zetten. In de VS speelt het uitgangsleven zich veel meer dan bij ons af in deze eetgelegenheden. In vergelijking met steden waar het er minder streng aan toe ging (roken was er nog toegelaten in aparte rookkamers of in een gedeelte van de zaak), zetten maar liefst 40 % minder jongeren de stap naar blijvend roken. Het grootste effect van het rookverbod werd gemeten bij jongeren tussen 12 en 17 jaar.

De VLK was benieuwd wat dit voor Vlaanderen en België zou kunnen betekenen. Ze berekende hoeveel jongeren kunnen worden gered van tabaksverslaving als de horeca volledig rookvrij zou worden. De VLK hield hierbij rekening met de uitgangscultuur van de Belgische jongeren, die in tegenstelling tot de Amerikaanse jongeren, veel meer op café zitten. De berekening baseert zich op cijfers van de Universiteit Gent en de huidige Vlaamse en Belgische bevolkingscijfers. Uit een onderzoek 2 van de Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidskunde van de Universiteit Gent bleek dat in 2006 23 % van de Vlaamse schoolgaande jongens en meisjes van 17 en 18 jaar rookte. De meerderheid van hen begon te roken tussen 13 en 16.

Trekken we de cijfers van het Amerikaanse onderzoek door, dan zou een volledig rookvrije horeca op termijn het aantal rokende 17- en 18-jarigen met 40 % kunnen verminderen. Dat betekent dat jaarlijks 6 550 minder Vlaamse jongeren op die leeftijd zouden roken. Voor België komt dat neer op 11 760 jongeren. Op vijf jaar tijd zijn dat evenveel Vlaamse jongeren als er mensen in een stad als Oostende wonen.

Een volledig rookvrije horeca zou dus niet alleen een einde maken aan het gedwongen meeroken en aan de discriminatie van horecapersoneel, dat momenteel als enige geen recht heeft op een rookvrije werkplek. Het kan er bovendien voor zorgen dat cafés en discotheken niet langer kweekscholen zijn voor rokers. Doordat er op dit ogenblik nog volop gerookt wordt op café en in de discotheek, beschouwen jongeren dit gedrag als de norm. Groeien ze echter op in een omgeving waar er niet wordt gerookt, dan verandert die perceptie.

Uiteraard moet een volledig rookverbod ondersteund worden door een doordacht én voldoende gefinancierd tabakspreventiebeleid. Niet toevallig investeert de staat Massachusetts, waar het Amerikaanse onderzoek werd verricht, al jaren in een doorgedreven tabakspreventiebeleid. In ons land ontbreekt voor zo'n beleid vooralsnog het geld. Daarom vraagt de VLK dat de federale overheid eindelijk de nodige financiële middelen vrijmaakt voor een tabaksfonds, dat tot nog toe enkel op papier bestaat. Dit geld is nodig om de gemeenschappen in ons land eindelijk in de mogelijkheid te stellen een efficiënt en doortastend tabakspreventiebeleid te kunnen realiseren.

8. De heer Michel Pettiaux, Directeur van het Fonds des Affections Respiratoires (FARES)

Zijn er wetenschappelijke bewijzen dat passief roken gevaarlijk is ? België heeft de Kaderovereenkomst van de WHO ondertekend, waarvan artikel 8 bepaalt dat het wetenschappelijk vaststaat dat de blootstelling aan tabaksrook leidt tot ziekte, invaliditeit en de dood.

In België zijn er jaarlijk 2 133 overlijdens door passief roken. In Europa gaat het om 79 449 gevallen.

In heel wat landen bestaat er wetgeving inzake tabak in de horeca : Ierland, Noorwegen, Italië, Malta, Zweden, Schotland, Slovenië, Litouwen, IJsland, Estland, Engeland, Frankrijk en Finland (en vanaf 1 juli 2008 Nederland). Zij zijn goed voor meer dan 200 miljoen Europeanen.

Hoe kijkt de publieke opinie aan tegen een rookvrije horecasector ? 85 % is voorstander van een rookverbod in restaurants, en 61 % is te vinden voor een rookverbod in cafés.

Welke gevolgen heeft een rookverbod voor de omzet ? Er is nog geen enkel land dat in ook maar een zaak een daling van de omzet heeft vastgesteld, integendeel : niet-rokers komen opnieuw naar cafés en restaurants.

Doet een rookverbod afbreuk aan de vrijheid van de rokers ? Roken is een vrije keuze, maar worden blootgesteld aan rook houdt een risico in voor zowel horecaklanten als -personeel.

Een volledig verbod wordt blijkbaar beter nageleefd dat een verbod onder bepaalde voorwaarden. Uit recente controles blijkt dat in België 40 % van de horecazaken zich niet aan de regels houdt.

In 2005 heeft Test-Aankoop metingen gedaan naar fijne stofdeeltjes : in de Wetstraat werd 82 microgram/m³ gemeten en in een zaak waar gerookt wordt, maar liefst 542 microgram/m³.

Volgens de US Surgeon General (2006) volstaat een verluchtingssysteem niet om alle gevaren van rook te verdrijven.

Leidt een rookverbod in de horeca niet tot verhoogd tabaksverbruik thuis ? In Ierland heeft onderzoek aangetoond dat het aantal rokers thuis zelfs daalt.

Gemiddelde nicotinewaarden in de lucht in huizen van rokers variëren tussen 2 en 10 microgram/m³. In kantoren bedragen die waarden 4,1 microgram/m³, in restaurants 6,5 en in bars 19,7.

De heer Pettiaux legt nog kort de deelname uit van het Belgisch Netwerk van Rookvrije Ziekenhuizen aan de maatregelen tegen fijn stof in het kader van de Europese studie over tabaksgebruik in Europese ziekenhuizen.

Vanuit Franstalige hoek hebben het Institut Jules Bordet en het CHU Saint-Pierre, beide te Brussel en het CHU Erasme te Anderlecht deelgenomen aan deze studie; aan Nederlandstalige kant gaat het om het AZ Sint Lucas te Gent en het AZ Sint Blasius te Dendermonde. De onderstaande tabel toont de resultaten :

Uit deze cijfers kan men afleiden dat het rookverbod in deze ziekenhuizen goed werd gerespecteerd. Dit geldt zowel voor de inkomhallen, de wachtzalen van de spoedafdelingen, de cafetaria's, en vanzelfsprekend in de medische eenheden. Waar eventuele rokers hun toevlucht zouden kunnen nemen tot de traphallen, zijn ook deze resultaten bemoedigend.

Spreker verwijst verder naar de Franse studie « Premiers éléments sur l'impact économique de la mesure « interdiction de fumer sur les CHR' » waarin de impact werd vergeleken voor de maanden januari 2007 en 2008 en februari 2007 en 2008. Deze studie toont aan dat er, op één jaar tijd, een daling van het cafébezoek en van het omzetcijfer met ongeveer 6 % is waar te nemen. Daarbij moet ook in rekening worden gebracht dat er een conjunctureel effect kan zijn dat niets met het rookverbod te maken heeft. Het blijkt dat grotere zaken, die hun activiteiten hebben gediversifieerd, hiermee makkelijker omgaan dan kleine zaken; voor hen is het effect zo goed als verwaarloosbaar. Het blijkt ook dat zaken waar een zekere « pedagogie » aan de dag wordt gelegd en die hebben geïnvesteerd in vernieuwing beter omgaan met het rookverbod en dit hebben aangewend om klanten naar hun zaak te lokken en hen meer te laten consumeren. De volgende elementen kunnen als een negatief effect van het rookverbod worden geciteerd : minder klanten, minder tijd die er in de café wordt doorgebracht en minder « gezellig samenzijn ». Vooral wat dit laatste betreft moet misschien worden nagedacht aan eventuele maatregelen.

Als antwoord op de vraag waarom kleinere etablissementen meer last hebben met het rookverbod dan grotere horecazaken, worden twee elementen naar voor geschoven. Vooreerst zijn dergelijke zaken, gelet op hun zeer beperkte positionering op de markt, meer vatbaar voor schommelingen in de conjunctuur en voor de verminderde koopkracht van de bevolking. Bovendien blijkt dat deze zaken, zoals bijvoorbeeld de « bar tabac », het tabaksgebruik een van de determinerende elementen is van het bezoek. Mogelijk moeten deze zaken worden « heruitgevonden ».

Bij wijze van conclusie, somt de studie 7 punten op die moeten leiden tot een beter begrip van de werking en van de gevoeligheden van het rookverbod. Het gaat daarbij om :

— de typologie van een etablissement

— het type van clienteel dat aan een etablissement verbonden is

— de redenen van cafébezoek

— de reden van een cafébezoek op de verschillende uren van de dag

— de dominante sociologie van elk van de verkooppunten

— waar komt de tabak tussen (type verkooppunten, type omgeving) ?

Waarom zijn er zoveel moeilijkheden in kleinere zaken ?

Op 20 februari 2008 werd door de Franse horecazaken een nieuwe mediacampagne uitgevaardigd met de bedoeling om het niet-rokerscliënteel opnieuw voor zich te winnen.

Tot slot herinnert de heer Pettiaux aan de petitie voor een horeca zonder tabak, die werd opgestart op 31 mei jl. naar aanleiding van de Werelddag zonder tabak. Op 2 juni werden hiervoor reeds 12 390 handtekeningen verzameld, wat redelijk veel is gelet op het korte tijdsbestek. Hopelijk wordt deze trend verder gezet.

10. De heer Benoît Nemery de Bellevaux

De heer Benoît Nemery de Bellevaux wenst, als lid van de eenheid Arbeids-, Milieu- en Verzekeringsgeneeskunde en van de eenheid Pneumologie van de KULeuven, enkele medisch-wetenschappelijke elementen inzake passief roken onder de aandacht te brengen. Hij wenst het onderscheid te maken tussen de « Mainstream smoke » (MS), namelijk de rook die wordt geïnhaleerd door de roker zélf en de « Sidestream smoke » (SS), zijnde de rook die wordt uitgeblazen bij het roken van een tabaksproduct tussen twee trekjes door. Er is ook sprake van « Environmental Tobacco Smoke » (ETS)‏ of « Second Hand Smoke » (SHS)‏, of het passief, onvrijwillig roken.

Wetenschappelijk is het zo dat de rook die een roker uitblaast pas volledig is uitgeademd na één minuut na het laatste trekje. Vandaar kan men soms in rookvrije plaatsen toch nog een sigarettenrook waarnemen wanneer de roker terug binnenkomt. De rook bestaat uit meer dan 4 000 verschillende chemische stoffen, die variëren in functie van het soort tabak dat men rookt, hoe oud het tabaksproduct is, het lokaal waarin men zich bevindt. De rook bestaat uit fijne deeltjes, waarin nicotine en teerproducten zit en tal van kankerverwekkende en anders schadelijke stoffen, zoals bijvoorbeeld pollonium 210. Men krijgt deze stoffen ook als passief roker binnen. Ook in de dampfase zitten allerhande kankerverwekkende en irriterende stoffen die de niet-roker passief inhaalt; het gaat om stoffen die in een werkomgeving zeer strikt zijn gereglementeerd.

Er zijn schadelijke effecten bij zowel actief als passief rookgedrag. Wat het actief roken betreft, gaat het om effecten op de longen maar ook daarbuiten. Voor het passief roken maakt spreker een onderscheid tussen de effecten op de foetus, op de kinderen en op de volwassenen. Onderstaande tabel, die reeds in 1938 werd gepubliceerd door de verzekeringsmaatschappijen, geeft de levensverwachting weer in functie van de leeftijd :

De volgende tabel is een meer moderne versie en geeft duidelijk aan dat een niet-roker gemiddeld 10 jaar langer te leven heeft dan een roker :

Er is ook onomstotelijk bewezen dat bijna geen enkel orgaan wordt gespaard bij het roken. Men kan dan ook stellen dat tabak het enige wettelijk beschikbare product is dat zijn consumenten doodt als het op de juiste manier wordt geconsumeerd.

Belangrijk is echter dat fatalisme niet gepast is. Roken is dodelijk, maar stoppen met roken brengt een oplossing. Hoe vroeger men stopt, hoe beter. Wie op 30 jaar stopt met roken verkleint het risico op longkanker van 16 % tot ongeveer 2 %. Zelfs wie op 50 jaar stopt halveert het risico; het is dus zeker nog de moeite om dan te stoppen, zelfs nog op latere leeftijd. De maatregel om het roken in de horeca te verbieden kan hierop een positieve invloed hebben.

Studies wijzen ook uit dat de longfunctie stelselmatig daalt met de jaren bij rokers, maar dat deze gevoelig terug verbetert voor wie stopt met roken. Hoe vroeger men stopt, hoe beter deze functie wordt hersteld.

De studie « Health Consequences of Involuntary Exposure to Tobacco Smoke » van 2006 heeft ook de negatieve gevolgen op de gezondheid van passief roken onomstotelijk aangetoond. Er is overvloedig bewijs voor het feit dat verschillende respiratoire ziektes bij kinderen het gevolg zijn van blootstelling aan passief roken. Het gaat daarbij om oorinfecties, astma, de groei van de longen en dergelijkem. Bij gezinnen waarin kinderen worden blootgesteld aan passief roken bestaat er ook een veel grotere kans op wiegedood. Een andere studie, die werd uitgevoerd bij kinderen van 11 jaar, heeft uitgewezen dat kinderen zelfs bij passief roken makkelijker geneigd zijn om aderverkalking te ontwikkelen. Het blijkt ook dat er meer tandproblemen, zoals caries, voorkomen bij kinderen waar thuis wordt gerookt. Er komen steeds nieuwe gegevens bij.

Roken op de werkplek leidt ook tot een verhoogd risico op lonkanker en cardiovasculaire aandoeningen voor de betrokken werknemers. Weliswaar hebben de meeste studies over passief roken betrekking op de thuisomgeving, zoals bijvoorbeeld bij vrouwen waarvan de man rookt, maar toch blijkt dat het risico voor beide aandoeningen stijgt met ongeveer 25 %. De enkele studies die betrekking hebben op de werkplek, bevestigen deze tendens. Sigarettenrook is dan ook een beroepsrisico, voor wie binnenskamers werkt in het algemeen maar zeker voor bars, restaurants, casino's en dergelijkem. Uit een Amerikaanse studie blijkt dat er ook gevolgen zijn voor de ademhaling, astma, en dergelijkem. Een andere studie toont aan dat de kans op astma veel groter is wanneer men op het werk aan passief roken wordt blootgesteld : het risico verdubbelt bijna.

Er is een Amerikaanse studie die gebruik heeft gemaakt van het rookverbod in Californië en die uitwijst dat de blootstelling aan tabaksrook bij mensen die in cafés werken vanzelfsprekend enorm vermindert, maar die ook aantoont dat andere symptomen die het gevolg zijn van passief roken gevoelig verbeteren, in het bijzonder voor wat de longfunctie betreft. Deze conclusie geldt zelfs voor de rokers, die ook worden blootgesteld aan passief roken. Naar aanleiding van een rookverbod in openbare plaatsen in Helena, Montana, dat 6 maanden heeft geduurd, heeft men onderzoek verricht en een halvering van het aantal accute myocardiale infarcten vastgesteld. Wanneer dit verbod na 6 maanden weer werd opgeheven, ging dit aantal infarcten onmiddellijk opnieuw de hoogte in.

De heer Nemery citeert vervolgens een studie over het rookverbod in Rome, met name het aantal sterfgevallen buiten het ziekenhuis en het aantal opnames voor accute myocardiale infarcten. Rekening houdend met tal van factoren die de waarneming zouden kunnen verstoren heeft men vastgesteld dat het aantal doden of opnames daalde met 11 % voor de leeftijdscategorie van 35 tot 64 jaar, en met 8 % voor de categorie 65-74 jaar. De daling was vooral waar te nemen bij enerzijds de mannelijke bevolking en anderzijds de personen met een lagere sociale status. Een rookverbod voor cafés heeft dus een zeer snel effect.

Spreker meent dat roken moet worden beschouwd als « do it yoursefl airpollution ». In de media hoort men vaak verhalen dat de cafélucht minder vervuilend zou zijn dan de buitenlucht. Dit is echter zeer misleidend : soms tracht men dit aan te tonen door de kleur van de filter maar de vervuiling door diesel die door een bus wordt uitgestoten heeft nu eenmaal een andere kleur dan de vervuiling door rook. Wetenschappelijk kan worden aangetoond dat de blootstelling aan fijne stofdeeltjes die tijdens een aantal minuten binnenskamers worden uitgestoten door een auto merkelijk minder vervuilend is dan de blootstelling aan de fijne deeltjes die in sigarettenrook zitten. Het argument als zou stoppen met roken geen zin hebben omwille van de slechte kwaliteit van de buitenlucht is dan ook volstrekt zinloos.

De heer Nemery citeert vervolgens uit de brief die de organisatoren en deelnemers aan het Internationaal Symposium « Smoking Cessation » (K.U.Leuven, 6-8 Maart 2008) hebben opgesteld. Zij vragen met aandrang « dat de Belgische regering alles in het werk zou zetten om ook in België de richtlijnen van Art. 8 van de FCTC (Framework Convention on Tobacco Control) te volgen. Dit houdt onder andere in dat een volledig verbod van het roken op het werk en in openbare plaatsen, inclusief in de HORECA sector, moet worden ingevoerd om bescherming te bieden voor alle werknemers en niet-rokers. Deze maatregel zal het voor rokers ook gemakkelijker maken om met roken te stoppen. »

Ten slotte verwijst spreker naar een tekst uit 1769 van een huisdokter, die stelt :

« Nobody would have presumed, two hundred years ago, that it would ever be necessary to warn Learned People of certain countries against the very considerable dangers of this habit, and I am not afraid to say that whilst tobacco does not cause harm to all, at least it causes much harm to the majority of people, albeit less to some than to others, and it is necessary to none. Smokers will not listen to this any more than drunkards listen to a discourse on the dangers of wine, but I shall be content if I can prevent young people, who have not yet become enslaved, to take up the habit and if I can open the eyes of those who take care of the education on that subject, which, upon examination, will perhaps appear more worthy of their attention than they have hitherto thought. »

B. Gedachtewisseling

1. Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Yvan Mayeur (PS — Kamer) herinnert eraan dat tabak een alledaags consumptieproduct is dat rechtstreeks in verband wordt gebracht met ernstige aandoeningen. Hij vraagt de heer Joossens een vergelijkend rechtsoverzicht van de begrippen « gesloten plaatsen » en « openbare plaatsen », die centraal staan in de regelgeving.

De heer Koen Bultinck (Vlaams Belang — Kamer) vraagt aan mevrouw Christine Mattheuws nadere uitleg over het standpunt van haar organisatie over een regeling waarbij alle cafés zouden kunnen kiezen of zij al dan niet een verbod instellen. Er bestaat een marktsegment voor rookvrije café's. Men zou vrijwillige initiatieven om een rookverbod in te stellen, kunnen stimuleren.

De heer Dirk Claes (CD&V-N-VA — Senaat) wil de vertegenwoordigers van de horeca en van Unizo geruststellen door te stellen dat een eventueel rookverbod in cafés met compensaties gepaard zal gaan. Net zoals de horecazaken die in nieuwe apparatuur hebben moeten investeren, zullen de cafés ook steun krijgen. Men stelt trouwens vast dat het aantal zaken dat de investeringen niet gedaan heeft, een heel kleine minderheid vormt.

Men kan Unizo niet volgen wanneer de organisatie stelt dat de discussie zich zou kunnen beperken tot een uitbreiding van het verbod tot alle plaatsen waar men eet. Het gaat om veel meer dan een kwestie van volksgezondheid en van bescherming van de werknemers in het bijzonder. Onafhankelijke caféhouders klagen evenveel over de verschillende behandeling van horecazaken als over de schade voor hun gezondheid. In het algemeen mag een niet-roker nooit verplicht worden om de rook van de sigaret van een roker te verdragen.

Spreker antwoordt mevrouw Christine Mattheuws dat de studie van Test-Aankoop over de publieke opinie met betrekking tot het rookverbod, geen melding maakt van de categorie van personen die voor een rookverbod zijn op voorwaarde dat er in een rookkamer wordt voorzien. Slechts 18 % wenst een onvoorwaardelijk behoud van het rookverbod in cafés.

Het is niet met een achterhoedegevecht dat men klanten in de horeca zal behouden of aantrekken. De veralgemening is een positieve maatregel waar alle spelers achter moeten staan.

Mevrouw Valérie De Bue (MR — Kamer) stelt net als iedereen vast dat de regeling niet duidelijk is en vraagt de sprekers om concrete voorstellen te formuleren om dit te verhelpen.

Mevrouw Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen ! — Kamer) vraagt de heer Joossens of het inrichten van een rookkamer een welkome vereenvoudiging zou zijn, of veeleer de regeling ingewikkelder zou maken.

Mevrouw Nemery de Bellevaux heeft erop gewezen dat sigarettenrook niet onmiddellijk uit de rechtstreekse omgeving verdwijnt, en dat de luchtkwaliteit binnenskamers vrij slecht is. Spreekster vraagt of deze slechte kwaliteit uitsluitend te wijten is aan sigarettenrook, of ook aan andere factoren.

Aan mevrouw Christine Mattheuws, die meent dat een algemeen rookverbod zal leiden tot een verlies aan klanten en dus van inkomsten, antwoordt mevrouw Van der Straeten dat dit verlies juist het gevolg is van de onduidelijkheid van de huidige regeling.

Roken heeft zware gevolgen voor de rijksfinanciën. De aandoeningen die het gevolg zijn van roken zijn ernstig en vormen een zware last voor het gezondheidszorgbudget. De accijnzen zijn onvolgdoende om de gezondheidszorgkosten te compenseren.

De regeling die voorziet in de keuzemogelijkheid is niet geschikt. Het is de taak van de wetgever een bepaalde regeling op te leggen in een aangelegenheid die zo rechtstreeks de volksgezondheid aanbelangt.

De heer David Geerts (sp.a+Vl.Pro — Kamer) vraagt de vertegenwoordiger van de Fédération des Maisons de Jeunes of reeds een verandering kon worden vastgesteld in het rookgedrag van de jongeren.

Uit de beschikbare cijfers blijkt dat er in de samenleving een consensus bestaat over de uitbreiding van het rookverbod. De resultaten zijn evenwel vaak genuanceerd en er blijkt dus enige ontevredenheid te bestaan over de methodologie die gebruikt wordt om die statistieken tot stand te brengen.

In verband met de economische gevolgen zij opgemerkt dat het begrip omzet moeilijk te hanteren is. Men zou het moeten hebben over rendabiliteit. Die is evenwel veel moeilijker te berekenen. In de discussies over de economische gevolgen van de maatregel gaat het vooral over de kleine cafés. Men zou moeten kunnen beschikken over vergelijkende statistieken waarin de landen en de soorten horecazaken aan bod komen.

80 % van de rokers zijn met roken begonnen vóór de leeftijd van 18 jaar. Spreker vraagt naar statistieken over de leeftijd waarop jongeren met roken zijn begonnen in de landen waarin een algemeen rookverbod is ingevoerd.

De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld — Senaat) wijst op het gelijklopend betoog van de vakbondsorganisaties in deze vergadering en de vergadering over de invoering van het rookverbod op de werkplek. De rechten van de rokers primeren op de rechten van de niet-rokers.

In andere landen hebben de vakbondsorganisaties gestreden voor een gezonde omgeving voor alle werknemers van de horecasector. Men kan zich afvragen waarom dat niet het geval is in België. Leidt de verschillende behandeling van werknemers in België niet tot discriminatie ?

Spreker antwoordt Unizo dat in de landen die een algemeen rookverbod hebben ingevoerd vaak een volledige mentaliteitswijziging bij de uitbaters van horecazaken kon worden vastgesteld. Zij zijn voorstander van de maatregel geworden. Is het verzet tegen de maatregel geen op voorhand verloren strijd ?

Mevrouw Muriel Gerkens (Ecolo-Groen ! — Kamer) vraagt uitleg aan Unizo over de kenmerken van de voorgenomen studie. Welke vragen zullen aan de uitbaters gesteld worden ? Zullen de resultaten worden opgesplitst per soort zaak ? Wanneer zullen ze beschikbaar zijn ?

Mevrouw Martine De Maght (LDD — Kamer) vraagt een rechtsvergelijkende analyse van de exacte draagwijdte van het rookverbod op openbare plaatsen in alle Staten die door de sprekers zijn vermeld.

2. Antwoorden van de sprekers

Mevrouw Christine Mattheuws (Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen) wijst op het feit dat haar organisatie momenteel onder haar leden een bevraging houdt over een mogelijke veralgemening van het rookverbod in de horeca. In dat onderzoek komen ook verwante onderwerpen aan bod, zoals de voor- en nadelen van de huidige regelgeving, de mate waarin geïnvesteerd werd om aan de geldende regelgeving te voldoen (onder meer in rookafzuiginstallaties) en de investeringen die in geval van nieuwe wetgeving zouden worden gerealiseerd. De volgende algemene conclusies kunnen nu reeds worden getrokken :

Een veralgemeend rookverbod zal tot een vermindering van de winstmarges aanleiding geven;

De meeste uitbaters zijn tegen een uitbreiding van de beperkingen die momenteel voor rokers gelden.

Uit onderzoek blijkt dat 6 % van de horecazaken hebben geïnvesteerd om aan de huidige regelgeving te voldoen. Het is nodig om dat algemene cijfer op meer gedetailleerde wijze te evalueren en na te gaan hoe het zou evolueren als gevolg van een veralgemeend rookverbod, waarna de passende beleidsconclusies kunnen worden getrokken (bijvoorbeeld door een versnelde afschrijving van investeringen mogelijk te maken).

De vaststelling dat het totale omzetcijfer van de horecasector in landen met een algemeen rookverbod niet is gedaald, impliceert niet noodzakelijk dat de winstmarges er niet zijn gedaald : omdat de prijs van de producten die de uitbaters van horecazaken aankopen, gestegen is, impliceert een stijging van de omzet niet noodzakelijk een verhoging van de winst.

Er zijn grote verschillen tussen verschillende types van horecazaken : dat roken en eten niet samengaan, is een verdedigbare beleidsoptie, die echter niet mag worden gelijkgesteld met roken in echte biercafés.

In geval van een veralgemeend rookverbod zou de bereidheid van uitbaters om te investeren in een rookkamer grotendeels afhangen van de mate waarin er rokers onder hun goede klanten zijn. De wetgever zou er volgens de spreekster beter voor opteren om elke uitbater van een café te laten beslissen of hij roken in zijn zaak toelaat.

De heer Luk Joossens (Stichting tegen Kanker) stelt zowel verschillen als gelijkenissen vast met betrekking tot tot de wijze waarop landen een algemeen rookverbod hebben ingevoerd :

Er wordt bijna altijd een onderscheid gemaakt tussen publieke plaatsen (waar roken verboden is) en plaatsen in de privésfeer (waar roken geoorloofd is), wat onder meer impliceert dat gasten in hun hotelkamer mogen roken;

In sommige landen (Italië, Frankrijk, Nederland) bestaat de mogelijkheid om een rookkamer in te richten; andere landen (Ierland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk) hebben dat niet gewild omdat zij rookafzuiging niet als een adequate oplossing beschouwen om de nadelige gevolgen van passief roken op te lossen. In geen enkel land mogen rokers hun drankje naar de rookkamer meenemen;

In Duitsland bestaan er grote verschillen tussen de Länder, die ter zake bevoegd zijn;

In Spanje is roken nog geoorloofd in zaken van minder dan 100 vierkante meter;

In geen enkel land worden de investeringen in rookkamers door de overheid fiscaal begunstigd;

Een rookverbod moet worden opgelegd : indien de beslissing aan de café-uitbaters wordt overgelaten, kiezen de meesten er immers om mededingingsredenen voor om roken in hun zaak toe te laten. De afbakening van uitzonderingen of rookkamers kan niet op de instemming van de spreker rekenen omdat daardoor onduidelijkheid en discriminatie ontstaan en in tegenspraak zijn met de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie die België in juli 2004 in Bangkok heeft ondersteund tijdens de tweede conferentie van de landen die de WGO Kaderconventie ter bestrijding van het tabaksgebruik hebben geratificeerd. Uit diverse opiniepeilingen blijkt dat het maatschappelijk draagvlak voor een volledig rookverbod toeneemt; de wetgever dient het voortouw te nemen in die onvermijdelijke evolutie.

De heer Christian Bouchat (ABVV) haalt het feit aan dat arbeiders in het algemeen en syndicalisten in het bijzonder in het verleden meestal rookten en dus pleitbezorgers waren van het behoud van het recht om te roken. De situatie is ondertussen geëvolueerd, al kan worden vermoed dat de meerderheid van de werknemers in de horecasector nog steeds roker is.

In persoonlijke naam is de spreker van oordeel dat maatregelen moeten worden getroffen om niet-rokers die in de horecasector werken (onder meer zwangere vrouwen) te beschermen tegen tabaksrook, maar hij beschikt niet over een mandaat van zijn achterban om te pleiten voor een algemeen rookverbod. Om economische redenen kan een rookverbod het best geleidelijk worden ingevoerd, rekening houdend met het maatschappelijk draagvlak voor de gekozen maatregelen.

De spreker is voorstander van een verlaging van de btw in de horecasector tot 6 %; het verlaagde tarief is overigens nu reeds van toepassing is op nachtwerk in de sector.

De heer Benoît Couturier (Fédération des Maisons de Jeunes) heeft vastgesteld dat de invoering van een rookverbod in jeugdhuizen een pedagogische betekenis heeft gehad : het was een instrument om het debat over roken in aanwezigheid van niet-rokers ingang te doen vinden en om het concrete gedrag van jongeren te veranderen. Verschillende jeugdhuizen hebben activiteiten georganiseerd om de bewustwording te vergroten bij de jongste leeftijdscategorie (die nog niet rookt); wie wel al rookt, heeft meer tijd nodig om een mentale evolutie te doorlopen.

De heer Michel Pettiaux (FARES) wijst op de resultaten van een representatief onderzoek bij de vakbonden van de horecasector :

De omzetdaling van de horecasector op korte termijn is zeer beperkt en kan voornamelijk worden verklaard door conjuncturele evoluties. Op langere termijn is er geen merkbare evolutie van de omzet.

Horecazaken die het rookverbod gebruiken als hefboom voor de aanbieding van nieuwe diensten en voor het aanspreken van een nieuw cliënteel doen zeer goede zaken.

De heer Luc Ardies (Unizo) beklemtoont dat in het beleid zowel rekening moet worden gehouden met economische als met medische overwegingen. De problematiek behoeft een genuanceerde benadering :

Een uitbreiding van het rookverbod tot horecazaken die kleine maaltijden aanbieden, hoeft niet a priori te worden uitgesloten, maar in echte drankgelegenheden moet het mogelijk blijven om te roken.

Een onderscheid zou kunnen worden gemaakt tussen drankgelegenheden met en zonder personeel. Omdat 12 000 van de 20 000 horecazaken zonder personeel functioneren, is het probleem van passief roken door werknemers in de horecasector minder groot dan vermoed.

Het lijkt zinvol om een studie te maken van de verschillende types van drankgelegenheden. In kleine cafés zonder personeel, waar niet wordt gegeten en waar uitbaters sinds lang over een vast cliënteel van rokers beschikken, kan men het behoud van de mogelijkheid om te roken koppelen aan financiële overheidsondersteuning voor investeringen in een degelijke rookafzuiginstallatie.

Indien de overheid absoluut wil opteren voor een algemeen rookverbod, vergt een consequente benadering dat tabak voortaan als een illegaal product wordt beschouwd. De overheid ontvangt jaarlijks 1,8 miljard euro uit accijnzen op tabak en heeft moreel niet het recht om de horecasector te belasten met de gevolgen van een principieel beleid dat geen rekening houdt met de realiteit. De wijze waarop de verplichting om afschrikwekkende foto's op sigarettenpakjes aan te brengen werd ingevoerd, is een ander voorbeeld van de afwezigheid van respect voor de economische logica : winkels die nog over voorraden van pakjes zonder foto beschikten, mochten die sigaretten na een bepaalde datum niet meer verkopen, terwijl de handelaars wel reeds accijnzen voor de takszegels hadden betaald.

De heer Erwin De Clerck (Vlaamse Liga tegen Kanker) stelt dat in landen waar een algemeen rookverbod geldt minder jongeren beginnen met roken; zo heeft het rookverbod in Massachusetts geleid tot 40 % minder jonge rokers. De daling van het aantal rokers is steeds groter bij jongeren dan bij volwassenen, die meer moeite hebben om hun gewoonte op te geven. Omdat jongeren vooral tussen 14 en 17 jaar beginnen met roken, duurt het steeds enkele jaren vooraleer de daling statistisch belangrijk wordt.

De heer Jan Dehaes (Horeca Vlaanderen) benadrukt dat de huidige regeling tot stand is gekomen na overleg met de horecasector, maar dat het advies van de sector niet volledig is gevolgd geweest.

De vergelijking met het buitenland gaat niet volledig op, onder meer door het feit dat er in ons land nog relatief veel cafés zijn : er is 1 café per 400 inwoners, in Nederland gaat het om 1 café per 1 200 inwoners. Een algemeen rookverbod kan de doodsteek zijn voor veel kleinere cafés, die niet steeds in staat zijn om hun zaak te vernieuwen of een nieuw cliënteel aan te trekken. Er moet meer aandacht komen voor de economische aspecten van het beleid en voor de ontwikkeling van een integraal horecabeleid, dat de laatste acht jaar onbestaande was.

De horecasector staat niet in de eerste plaats voor de verstrekking van gerechten en dranken : het gaat in de eerste plaats om een belevenisproduct. In de huidige regelgeving is het onderscheid tussen restaurants, waar een rookverbod geldt, en cafés, waar roken nog mag, gemaakt op basis van het verschil tussen een eetbelevenis en een uitgaansbelevenis. Het betreffende K.B. is niet complex; enkel de afdwingbaarheid is niet zo groot door de onwil om effectieve controles uit te voeren. Voor elke horecazaak kan perfect worden nagegaan of er enkel gerechten uit de limitatieve lijst worden aangeboden en wat de verhouding tussen maaltijden en dranken is.

De Belgische horecasector bevindt zich in een transitieperiode. Als er te vroeg een algemeen rookverbod zou worden uitgevaardigd, zullen veel zaken failliet gaan en zullen grote ketens de vrijgekomen plaats innemen. De meeste uitbaters geven er overigens de voorkeur aan om niet te kiezen voor rokers of niet-rokers : die twee groepen moeten nog samen op café kunnen gaan.

De heer Benoit Nemery de Bellevaux (K.U.Leuven) stelt dat de longkankerincidentie bij vrouwen stijgt door de toename van het aantal vrouwelijke rokers, niet door passief roken. Andere mogelijke verklaringen zijn het type sigaretten dat door vrouwen gerookt wordt en individuele gevoeligheden. Helaas zullen vrouwen in de toekomst wellicht even vaak longkanker krijgen als mannen.

Een rookverbod beschermt ex-rokers tegen de aandrang om opnieuw te beginnen met roken (het is voor hen een hulpmiddel om niet in hun oude gewoonte te hervallen) en zorgt ervoor dat rokers minder tabak verbruiken.

De rapporteurs, De voorzitters,
David GEERTS.
Christiane VIENNE.
Nahima LANJRI (S).
Muriel GERKENS (K).

(1) US Department of Health and Human Services (1986), The health consequences of involuntary smoking. A report of the Surgeon General. Government Printing Office : Washington.

(2) Fourth report of the Independent Committee on Smoking and Health, DHSS, 1988.

(3) US Environmental Protection Agency (1992), Respiratory health effects of passive smoking : lung cancers and other disorders. US Environmental Protection Agency : Washington.

(4) Online beschikbaar : www.health.gov.au :80/nhmrc/advice/nhmrc/inH ts dex.htm

(5) World Health Organisation (1999), International consultation on environmental tobacco smoke and child health : consultation report. WHO : Geneva. (WHO/NCD/TFI/99.10.) Online beschikbaar : www.who.in/toh/consult.htm .

(6) WHO International Agency for Research on Cancer (in press), Monograph on the evaluation of Carcinogenic risks to humans, Volume 83 : Tobacco smoke and involuntary smoking. WHO IARC : Lyons. Summary available at : www.monographs.iarc.fr/ .

(7) Online beschikbaar : www.otc.ie .

(8) Online beschikbaar : www.gezondheidsraad.nl/pdf.php ?ID=847 with an English summary.

(9) Royal College of Physcians, Going smoke-free. The medical case for clean air in the home, at work and in public places, London, July 2005.

(10) U.S. Department of Health and Human Services, The health consequences of involuntary exposure to tobacco smoke, A report of U.S. Surgeon General, Atlanta, 2006. http://www.surgeongeneral.gov/library/secondhandsmoke/

(11) Montague Communications, Press release, Poll shows 94 % of the bar workers had little or no difficulty enforcing smoking ban, Dublin, 25March 2005.

(12) European Commission, Special eurobarometer 272c, Attitudes of Europeans towards tobacco, Brussels, 2007. http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_272c_en.pdf

(13) Scollo M and al., Review of the quality of studies on the economic effects of smoke-free policies on the hospitality industry, Tobacco Control, 2003;12 :13-20

(14) Joossens, L, Economic impact of a smoking ban in bars and restaurants, p. 63-83 in Smoke Free Partnership, Lifting the smokescreen. 10 reasons for a smoke free Europe, Brussels, 2006 http://www.ersnet.org/ers/default.aspx ?id_fiche=232472&id_langue=3&id_dossier=56222

(15) New York City, The State of Smoke-Free New York City. A One-Year review, NY, March 2004.

(16) SIRUS, Smoke-free bars and restaurants in Norway, Oslo, 2005

(17) Gallus S, et al, Effects of new smoking regulations in Italy, Ann Oncol 2006; 17 :346-7

(18) Gallus S, Instituto di Ricerche « Mario Negri », Milan, Italy, personal communication, 4 september 2006.

(19) www.cso.ie

(20) Van den Meerssche P, Capouet M, Evaluatie van het rookverbod in de horeca 2007, Hoorzitting, Commissie Volksgezondheid van de Kamer en commissie Sociale Zaken van de Senaat, 20 mei 2008.

(21) Office of tobacco control, Smoke free workplaces in Ireland. One year review. Kildare, 2005.

(22) SIRUS, Smoke-free bars and restaurants in Norway, Oslo, 2005

(23) Test Aankoop, Passief roken in de horeca : zal de rook om ons hoofd ooit verdwijnen ?, Test Gezondheid nr. 73 : juni-juli 2006

(24) The Irish Health and safety Authority Report on The health effects of environmental tobacco smoke in the workplace, Dublin, 2002

(25) U.S. Department of Health and Human Services, The health consequences of involuntary exposure to tobacco smoke, A report of U.S. Surgeon General, Atlanta, 2006.

(26) Guidelines on protection from exposure to tobacco smoke, as elaborated by the working group convened in accordance with decision FCTC/COP1(15) of the Conference of the Parties to the WHO Framework Convention on Tobacco Control at its first session. http://www.who.int/gb/fctc/PDF/cop2/FCTC_COP2_17P-en.pdf

(27) Fong, GT and all, Reductions in tobacco smoke pollution and increases in support for smoke-free places following the implementation of smoke-free workplace legislation : findings from the ITC Ireland/UK Survey, Tobacco Control 2006, 15 (supplement III) 51-58.

(28) Siegel Michael et al., Local Restaurant Smoking Regulations and the Adolescent Smoking Initiation Process; Arch Pediatr. Adolesc Med; 162 (5) : 477-483