4-845/4 | 4-845/4 |
8 JULI 2008
I. INLEIDING
Voorliggend wetsontwerp werd op 29 mei 2008 in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 52-1200/1).
Dit ontwerp werd op 3 juli 2008 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 76 stemmen tegen 26 stemmen bij 13 onthoudingen. Het werd op 4 juli 2008 overgezonden aan de Senaat en nog dezelfde dag geëvoceerd.
Met toepassing van artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie de bespreking van dit wetsontwerp aangevat voor de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De commissie heeft de onderdelen van het wetsontwerp die naar haar werden verzonden, besproken tijdens haar vergaderingen van 1, 7 en 8 juli 2008.
II. INLEIDENDE UITEENZETTINGEN
II.1. Artikelen 1 tot 55
De staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, verduidelijkt dat de artikelen die tot de bevoegdheid financiën behoren vooral correcties, technische aanpassingen en de opheffing van bepaalde bepalingen inhouden wat betreft het eerste deel en tweede hoofdstuk.
Vervolgens is er de voorgestelde bekrachtiging van een aantal koninklijke besluiten en het vierde hoofdstuk betreft het e-Notariaat. De bepalingen hernemen volledig het koninklijk besluit van 25 februari 2007 aangezien dit besluit op 1 februari 2008 zijn rechtskracht had verloren omdat het niet door een wet werd bekrachtigd. De spreker merkt nog op dat het advies van de Raad van State inzake de retro-activiteit werd gevolgd.
In verband met de slapende rekeningen beogen de voorgestelde bepalingen de bestaande regeling te vereenvoudigen.
Het laatste hoofdstuk is zeer technisch en heeft betrekking op de gemeentespaarkas van Doornik (CET) en de controle die de CBFA daarover wil uitvoeren.
II.2. Artikel 56
De enige bepaling die de minister van Klimaat en Energie aanbelangt in dit ontwerp bevat een technische correctie van de wet van 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales. Hierin wordt de titel van de leidend ambtenaar voor Begroting correct weergegeven.
II.3. Artikelen 58 tot 60
De minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen verklaart dat in het artikel 58 de vooropgestelde wijziging eruit bestaat het woord « officiële » te schrappen in de Nederlandse tekst. De voorgestelde wijziging is gemotiveerd door de bezorgdheid het gebruik van een eenvormige terminologie te verzekeren. In artikel 59 is het de bedoeling de leeftijdsbeperking voor bedrijfsrevisoren in overeenstemming te brengen met deze voor de magistraten bij het Hof van Cassatie en ze dus op 70 jaar te brengen. Het voorgestelde artikel 60 tot slot heft de overgangsbepaling op dat bedrijfsrevisoren van 64 jaar en ouder hun activiteit kunnen voortzetten aangezien deze geen nut meer heeft.
II.4. Artikel 57 en artikelen 61 tot 66
De minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid verklaart dat verschillende belangrijke materies voor het beroep van architect zoals stedenbouw, ruimtelijke ordening, huisvesting of onderwijs vandaag geen federale bevoegdheid meer zijn. Het is dus aangewezen om binnen de nationale raden van de Orde van Architecten een passende structuur in te voegen die stellingname per taalvleugel mogelijk maakt. Daarbij is het belangrijk om aan te stippen dat de voorgestelde wijziging volledig beantwoordt aan de wensen van de Orde zelf.
De bepalingen in verband met het Federaal Wetenschapsbeleid bestaan uit twee verschillende hoofdstukken. Het eerste heeft betrekking op de oprichting van een staatsdienst met afzonderlijk beheer genoemd het « Poolsecretariaat ». Het tweede hoofdstuk betreft de overname van het patrimonium en van het personeel van de VZW « « Studiecentrum voor de XVde-eeuwse Schilderkunst in de Zuidelijke Nederlanden en het Prinsbisdom van Luik » door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Deze overname is het gevolg van een verlangen naar financiële en bestuurlijke vereenvoudiging en komt ook tegemoet aan de bekommernis van het Rekenhof.
II.5. Artikelen 158 tot 171
De minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven verklaart dat de voorgestelde bepalingen een stelsel van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen invoeren voor de autonome overheidsbedrijven analoog aan het stelsel ingevoerd door de wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008.
Er zij aan herinnerd dat met het bij die wet van 21 december 2007 ingevoerde stelsel van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen een vraag van de sociale partners in het centraal akkoord 2007-2008 werd ingewilligd. Die wet van 21 december 2007 biedt de ondernemingen de mogelijkheid financiële voordelen aan hun personeelsleden toe te kennen op basis van de collectieve resultaten van de onderneming of van andere objectieve criteria.
De bepalingen van het thans voorliggende wetsontwerp breiden het stelsel van niet-recurrente voordelen uit tot de autonome overheidsbedrijven (Belgacom, NMBS-Groep en De Post). Die overheidsbedrijven werken in een door concurrentie gekenmerkt klimaat. Ze verkeren vandaag in een minder gunstige positie dan hun concurrenten die op dezelfde markt actief zijn en tot de loutere privésector behoren en waarop de regeling van de wet van 21 december 2007 en de cao nr. 90 van de Nationale Arbeidsraad van toepassing zijn. De voorwaarden, nadere regels en procedures voor de invoering van dergelijke voordelen worden geregeld naar analogie met deze die werden ingevoerd door de wet van 21 december 2007.
Ook de fiscale en sociale behandeling van de boni zal dus op dezelfde manier gebeuren als in de privésector.
Het stelsel van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen baseert zich op de verwezenlijking van toekomstige collectieve doelstellingen. Het begrip « collectief » betekent dat het moet gaan om een regeling voor voordelen die ten goede komen van een hele onderneming, een groep van ondernemingen of een welomschreven groep van werknemers, en die gebonden zijn aan collectieve resultaten die afhankelijk zijn van de verwezenlijking van collectieve doelstellingen.
Voor deze wet wordt er voorzien in een delegatie aan de Koning teneinde de modaliteiten en voorwaarden te preciseren waaraan elk plan voor niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen dat van toepassing is in de overheidsbedrijven moet voldoen. Het is de bedoeling om bij het gebruik van deze delegatie inspiratie te zoeken in de cao nr. 90 van 20 december 2007.
Het ontwerp heeft geen rechtstreekse invloed op het statuut van het personeel van de overheidsbedrijven, omdat het enkel de mogelijkheid biedt aan de sociale partners van de overheidsbedrijven om gebruik te maken van het voorgestelde regime. Het is een nuttig wettelijk kader (sociaal en fiscaal).
De minister zal haar ontwerp van koninklijk besluit aan de sociale partners voorleggen. Dit overleg zal gebeuren op het meest adequate niveau.
III. STEMMINGEN
Het geheel van de artikelen verwezen naar de commissie, zijnde de artikelen 1 tot 66 en 158 tot 171, wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van het verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Christiane VIENNE. | Wouter BEKE. |
De tekst van de door de commissie aangenomen artikelen is dezelfde als die overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers (stuk Kamer, nr. 52-1200/020 - 2007/2008)