4-27

4-27

Belgische Senaat

Handelingen

WOENSDAG 30 APRIL 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over «de dienstencheques» (nr. 4-261)

De voorzitter. - De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk, antwoordt.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V-N-VA). - Er bestaat geen twijfel over dat dienstencheques een succesverhaal zijn. Het is dan ook van belang dat het bestaande systeem behouden blijft en de financiering ervan gegarandeerd. De regering neemt die uitdaging op in haar regeerverklaring en de minister in haar beleidsplan.

Gebruikers doen beroep op dienstencheques voor huishoudhulp. Het systeem heeft niet tot doel om voltijdse of deeltijdse werknemers in dienst te nemen. De hulp neemt maar een paar uren per week in beslag behalve bij personen met beperkte mobiliteit die vaak uitgebreider een beroep doen op dienstcheques.

Het dienstenchequessysteem moet worden beschermd tegen elke vorm van misbruik. Zo werd onder meer vastgesteld dat sommige gezinnen met dienstencheques gemiddeld 77 uur huishoudhulp per week inhuren. Dat komt neer op twee voltijdse krachten, wat buiten het bereik van het systeem valt. Door dergelijke misbruiken riskeert het systeem onbetaalbaar te worden. We zijn dan ook blij met de beperking tot 750 cheques per jaar per gebruiker, wat nog veel is, want een ouderpaar heeft recht op twee keer 750 cheques of gemiddeld 30 uur per week.

Ik onderzoek of koninklijk besluit 483 van 22 december 1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden kan worden aangepast zodat een gezin gemakkelijker een voltijdse of deeltijdse dienstbode in dienst kan nemen. Op het eerste gezicht lijkt het mij vooral nodig om de voorwaarden en lasten voor de werkgevers, in dit geval de gezinnen, te versoepelen, aangezien die nu een serieuze drempel vormen. Precies daarom kiezen gezinnen voor het systeem van dienstencheques.

Is de minister bereid om het aantal cheques te beperken tot 750 cheques per jaar per gezin, en dus niet meer per persoon, evenwel met behoud van de bestaande uitzonderingen? Ziet de minister in de aanpassing van de arbeidsovereenkomst voor dienstboden een spoor om misbruiken in het dienstenchequessysteem te bestrijden? Waarom wel? Waarom niet?

Wat is volgens de minister de grootste rem om een voltijdse dienstbode in dienst te nemen? Hoe groot is het verschil in loonkosten voor een werkgever die een dienstbode in dienst neemt, en een die een dienstbode inhuurt via dienstencheques? Kan de minister dat verschil begroten?

Is de minister bereid om de voorwaarden en lasten voor een werkgever die een dienstbode in dienst neemt, zo aan te passen dat die optie een volwaardig alternatief wordt voor gezinnen die veel huishoudhulp nodig hebben? Zou de administratieve drempel van een indienstneming even laag kunnen worden als in het dienstenchequessysteem?

Het gewaarborgde loon in een periode van ziekte of bevallingsverlof en de opzegvergoedingen zijn niet bestaand in het dienstenchequessysteem. Beide systemen zijn erg verschillend en misschien moet het beleid erop gericht zijn dat beide systemen meer naar elkaar toegroeien.

M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - Je vous lis la réponse de la ministre.

Tout comme vous, madame la sénatrice, je suis soucieuse de lutter contre toute forme de mauvaise utilisation, voire de fraude, dans l'usage des titres-services. C'est dans cet esprit que nous avons instauré un plafond annuel de 750 titres-services par personne, ce qui correspond à une moyenne de 14-15 heures par semaine. Cette limite nous semble cohérente avec l'usage actuel autorisé des titres-services.

Nous nous sommes également posé la question de savoir s'il fallait instaurer ce plafond par personne ou par famille. Nous avons décidé qu'il n'était pas souhaitable de renforcer le plafond en l'instaurant par famille. Nous pensons en effet que le système des titres-services fonctionne bien et qu'il ne faudrait pas envoyer un mauvais signal aux familles avec un plafond trop strict.

Une différence essentielle entre le dispositif des titres-services et la législation sur les employés de maison est que, dans le second cas, l'utilisateur est également l'employeur, tandis que, dans le premier, l'employeur est une tierce personne et l'utilisateur est le « client ». Le dispositif des titres-services permet ainsi à ce travailleur de n'avoir qu'un seul employeur, l'entreprise de titres-services.

La législation sur les employés de maison permet à l'employeur et au travailleur de ne payer aucune cotisation patronale ni aucune cotisation personnelle lorsque le travailleur, qui n'est pas logé chez son employeur, preste au maximum 24 heures par semaine chez un ou plusieurs employeurs et au maximum 4 heures par jour chez un même employeur.

Les employeurs sont uniquement tenus de prendre une assurance pour les accidents de travail appelée « gens de maison ». Nous ne disposons pas du nombre de personnes qui bénéficient de ce statut étant donné qu'elles ne cotisent pas et ne se constituent dès lors pas des droits en termes de sécurité sociale.

Néanmoins, les assurances sont obligées de communiquer auprès du FAT (Fonds pour les accidents du travail), le nombre de contrats « gens de maison » qu'elles ont conclu. Il s `agit donc d'une information sur le nombre de contrats concernés. Cette information est néanmoins partielle, étant donné qu'un même travailleur domestique qui travaille chez plusieurs employeurs différents fera l'objet de plusieurs contrats. J'ai demandé à mes services de se renseigner à ce sujet. Je n'ai pas encore obtenu de réponse chiffrée.

L'arrêté royal nº 483 instaure une exonération des cotisations patronales de base pour l'engagement d'un premier travailleur en qualité de personnel de maison. Cela ne concerne que certaines catégories de personnes, tels que les chômeurs complets indemnisés ou encore les bénéficiaires du revenu d'intégration. L'avantage octroyé est important.

Dans le cadre de l'accord de gouvernement, il n'a pas été décidé de modifier la législation sur les employés de maison. Néanmoins, à l'occasion de l'évaluation du dispositif de titres-services, cette question pourra éventuellement être examinée.

En tant que ministre, je suis néanmoins d'avis que, pour maintenir la solidarité interpersonnelle entre les travailleurs, il ne faudrait pas trop rapidement et trop largement étendre les avantages parafiscaux dans le cadre de la législation sur les employés de maison. Par ailleurs, ce statut pose également question en termes de droits sociaux pour le travailleur. Celui-ci ne se constitue en effet aucun droit en termes de sécurité sociale.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V-N-VA). - De regering heeft er inderdaad voor gekozen het aantal cheques per persoon te verminderen en niet per gezin. Ik hoop echter dat ze bij een volgende evaluatie van de dienstencheques toch ook zal nadenken over een beperking per gezin, onder meer om het systeem op lange termijn betaalbaar te houden en eventueel naar andere sectoren uit te breiden. De minister heeft gelijk wanneer ze zegt dat nu één werknemer bij één gezin kan werken, maar de mensen die tewerkgesteld zijn via het systeem van dienstencheques werken gemiddeld 23 uur per week. Ze komen dus nooit aan een voltijdse betrekking van 38 uur. Vandaar dat het belangrijk kan zijn het aantal cheques te verminderen tot, bijvoorbeeld, 500 cheques per persoon of 1.000 per gezin. Daarnaast zou kunnen worden onderzocht hoeveel cheques per persoon per jaar gebruikt worden. Ik denk dat 80% van de gebruikers al effectief onder die grens zit. De maatregel zal de grootste groep dus niet raken.

Ik hoor ook dat de minister te weinig informatie heeft over het aantal tewerkgestelde dienstboden, maar dat ze haar diensten de opdracht heeft gegeven een onderzoek in te stellen. Ze is bereid de regeling voor de tewerkstelling van dienstboden te evalueren en na te gaan hoe het systeem kan worden verbeterd. Ik stel voor dat de minister mij haar antwoord later bezorgt, zodat we daarover een debat kunnen openen.

M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - Je confirme à Mme Lanjri que je demanderai les statistiques. Cependant, étant donné qu'elles concernent les assurances et non l'emploi, je n'en dispose pas encore. Je les lui transmettrai dès que possible.