4-27

4-27

Belgische Senaat

Handelingen

WOENSDAG 30 APRIL 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Pol Van Den Driessche aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over «de naleving van de taalwetten inzake uitschrijven en inning van boetes» (nr. 4-251)

De voorzitter. - De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk, antwoordt.

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V-N-VA). - Op 6 maart stelde ik de minister een vraag over het taalgebruik bij het uitschrijven van onmiddellijke inningen. Hoewel hij in zijn antwoord duidelijk stelde dat in Vlaanderen boetes eentalig in het Nederlands moeten zijn opgesteld op straffe van nietigheid, blijft de politie van Brugge doorgaan met het versturen van tweetalige documenten. Een politierechter verwierp intussen ook deze bewering en vonniste dat de boete toch moest worden betaald.

Zijn boetes met tweetalige teksten inderdaad ongeldig? Wat heeft de minister ondertussen ondernomen, bijvoorbeeld ten aanzien van de politiediensten en de Post, om dat soort documenten niet meer te laten versturen? Hebben mensen het recht deze onwettige boetes niet te betalen? Hoe zal de minister de magistratuur op de hoogte brengen van zijn visie?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk. - Ik lees het antwoord van de minister.

In mijn antwoord van 6 maart 2008 op de vraag van de heer Van Den Driessche over het gebruik van de gerechtstaal bij het uitschrijven van de onmiddellijke inningen, heb ik reeds aangegeven dat in strafzaken de taal moet worden gebruikt van de rechtbank waar de overtreder kan worden vervolgd voor de vastgestelde overtreding. Is dit niet het geval, dan is het betreffende stuk nietig.

Zoals ook reeds aan de heer Van Den Driessche geantwoord werd, betrof het gebruik van de verkeerde formulieren, die eentalig in het Frans opgesteld werden, een menselijke fout, die onmiddellijk werd rechtgezet. Er werd mij enkele weken geleden meegedeeld dat De Post en haar filiaal SPEOS de nodige maatregelen hebben genomen om deze fout in de toekomst te vermijden. Ook dit werd de heer Van Den Driessche reeds meegedeeld. Ik heb hem tevens meegedeeld dat De Post niet onder mijn bevoegdheid valt.

De overtreder die het stuk niet in zijn eigen taal heeft ontvangen, heeft bijgevolg een ongeldig stuk ontvangen, dat nietig is. Overtreders hebben vanzelfsprekend steeds het recht om de voorgestelde onmiddellijke inning of de voorgestelde VSBG (Verval van de Strafvordering door Betaling van een Geldboete), aangeboden door het openbaar ministerie, niet te betalen. Niemand kan hen dit recht ontnemen.

Het gebruik van een nietig stuk betekent niet dat de vaststellingen niet behouden blijven. De betrokkenen kunnen bijgevolg nog steeds strafrechtelijk vervolgd worden.

Tot slot vraagt de heer Van Den Driessche mij hoe ik de magistratuur op de hoogte zal brengen van mijn visie. Dit is niet nodig. De wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken is bij de magistratuur zeer goed bekend. Het komt de leden van de magistratuur, zowel de staande als de zetelende, dan ook toe te oordelen of al dan niet een nietig stuk gebruikt werd in de procedure, en dit in voorkomend geval uit de debatten te weren.