4-26 | 4-26 |
De voorzitter. - De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V-N-VA). - Het creëren van tewerkstelling en het terugdringen van de werkloosheid staat al jaren op de politieke agenda. Om die doelstellingen te bereiken, werden heel wat maatregelen genomen die gericht zijn op bepaalde doelgroepen en waarvan bepaalde werkgevers gebruik kunnen maken.
Zo onder meer wordt de tewerkstelling van oudere werkzoekenden via het Activaplan gestimuleerd. Werkgevers genieten op basis van dit plan een vermindering van de RSZ-bijdrage. Bovendien kunnen ze een bepaalde werkuitkering in mindering brengen van het nettoloon. De leeftijd van de werknemer en de duur van zijn werkloosheid bepalen de modaliteiten van de voordelen.
De SINE-maatregel, sociale inschakelingseconomie, stimuleert dan weer de tewerkstelling van moeilijk inzetbare werkzoekenden, onder meer personen die recht hebben op maatschappelijke integratie, dus OCMW-bijstandtrekkers. De werkgever geniet tengevolge van die maatregel ook een vermindering van de RSZ-bijdrage en krijgt een tegemoetkoming in de loonkost.
Dat zijn maar een paar voorbeelden van de vele tewerkstellingsmaatregelen die erop gericht zijn mensen een `rugzakje' mee te geven, in de vorm van een premie of een RSZ-korting, om de tewerkstelling te bevorderen. Zo krijgen werkgevers die jongeren in dienst willen nemen, ook een vaste tegemoetkoming vanwege de RSZ. Elk voordeel voor de werkgever is uiteraard beperkt in de tijd.
Ik heb voor de minister de volgende vragen. Is reeds onderzoek gedaan naar de tewerkstelling van werknemers die in het kader van de vermelde of gelijkaardige maatregelen werden aangenomen, vanaf het ogenblik dat die personen geen recht meer geven op premies of kortingen?
Heeft de minister al onderzocht wat het effect is van die maatregelen op lange termijn? Ik begrijp natuurlijk dat de huidige minister dat nog niet gedaan kan hebben, maar misschien heeft haar voorganger dat al wel bestudeerd. Zo niet, is de minister dan bereid om dat te laten onderzoeken?
De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Milquet.
Momenteel beschikken we voor de verschillende tewerkstellingsmaatregelen ten gunste van doelgroepen in het kader van Activa en SINE over gegevens met betrekking tot het aantal begunstigden en de uitgaven, maar we beschikken niet over enige informatie over de effecten op langere termijn en meer bepaald na het beëindigen van de specifieke hulp. Om dit type effecten te meten moeten we specifieke onderzoeken organiseren, de begunstigden doorheen de tijd volgen en de resultaten vergelijken met die van een groep die niet dezelfde hulp kon genieten. Alleen op die manier kunnen de netto-effecten van de verschillende maatregelen op de tewerkstelling kunnen worden gemeten.
In het verleden werd dit type analyse van tijd tot tijd georganiseerd met de hulp van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ), die over longitudinale gegevens beschikt over de evolutie van het statuut van betrokken personen, werkend, werkzoekende of inactief. Dergelijke onderzoeken zijn zeldzaam, nemen veel tijd in beslag en vergen een hoog budget.
Ten slotte herinner ik eraan dat in het regeerakkoord een vereenvoudiging van de banenplannen staat ingeschreven, een engagement dat ik ook in mijn algemene beleidsnota heb opgenomen. Ik sluit niet uit dat de KSZ zal worden gevraagd een studie in dit kader uit te voeren.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V-N-VA). - Ik begrijp dat de specifieke onderzoeken nog niet zijn uitgevoerd en dat er heel wat organisatie en geld voor nodig is. Ik ben dan ook blij te vernemen dat de minister in het kader van de vereenvoudiging van de banenplannen bereid is het aangekaarte probleem wil onderzoeken. Ik vind het ook noodzakelijk dat zulks gebeurt, omdat iedereen aanvoelt, vermoedt en soms ook vaststelt dat werknemers worden ontslagen zodra de werkgever voor hen geen korting of premie meer krijgt en ze dus te duur worden. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Tegenover RSZ-kortingen of premies moet eigenlijk ook een engagement van de werkgever staan om werknemers in dienst te houden, tenzij natuurlijk ze als werknemers niet voldoen. Het is dus echt belangrijk te onderzoeken wat de premies en kortingen opleveren en of ze bijdragen tot de tewerkstelling van de doelgroepen op lange termijn.