4-24

4-24

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 10 APRIL 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Guy Swennen aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over «de opvolging van de problematiek van oudervervreemding» (nr. 4-187)

De voorzitter. - De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

De heer Guy Swennen (sp.a-spirit). - Een kind dat na de scheiding van zijn ouders één van hen niet meer wil zien: het is een niet te onderschatten realiteit in onze samenleving. Dat een kind in die omstandigheden één van zijn ouders zonder reden verstoot is zonder twijfel één van de meest schrijnende gevolgen van een scheiding. De oudervervreemding is veelal een geleidelijk proces, waarbij de niet-naleving van het omgangsrecht een cruciale rol speelt.

De bepaling van de omvang van het verschrikkelijke verschijnsel van oudervervreemding is een absolute basisvoorwaarde voor een beleid terzake. Tegelijkertijd is een inzicht in de werking van het fenomeen van de oudervervreemding onontbeerlijk om tot een gedegen beleid terzake te komen. In sommige landen is een berg literatuur verschenen over het begrip ouderverstotingssyndroom of Parental Alienation Syndrome. In ons land is hierover bijzonder weinig informatie beschikbaar.

Het aantal klachten bij de parketten over de schending van omgangsrechtregelingen is zonder twijfel een indicator bij de bepaling van de omvang van oudervervreemding. Maar de bepaling van de omvang vereist ruimer onderzoek. Er zijn immers vele gevallen van oudervervreemding, waarbij het lossen van de band met één van de ouders zeer geleidelijk verloopt, waardoor het niet tot klachten komt. En er zijn de ouders die of de reflex niet hebben om een klacht in te dienen, of ervan uitgaan dat het toch geen verbetering zal brengen. Vele gevallen van oudervervreemding doen zich ook voor nadat het kind de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, waardoor de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft er zogezegd niets meer kan aan doen om het kind aan te zetten om op bezoek te gaan bij de andere ouder. In die omstandigheden slaat bij de andere ouder de machteloosheid helemaal toe en zal die ouder niet geneigd zijn om een klacht in te dienen. Om een volledig inzicht te krijgen in de omvang van de oudervervreemding, dienen ook de situaties waar de oudervervreemding al lang een feit is, te worden meegerekend. In die optiek is het cijfermateriaal van de parketten onvoldoende.

Kan de minister mij mededelen welke gegevens van de parketten beschikbaar zijn betreffende de jaren 2006 en 2007 inzake klachten bij niet-naleving van omgangsregelingen?

Wat is de visie van de minister met betrekking tot het bepalen van de omvang van het verschijnsel van de oudervervreemding in ons land?

Hoe staat de minister tegenover de uitbouw van een informatiebeleid betreffende oudervervreemding en inzonderheid inzake de nefaste gevolgen ervan voor het kind en de ouders?

Wat is het standpunt van de minister omtrent bijkomende maatregelen om oudervervreemding zoveel mogelijk te voorkomen?

De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van de minister van Justitie.

Mijn administratie beschikt niet over de gevraagde gegevens voor 2006 en 2007. Voor de meest recente cijfers verwijs ik naar het antwoord dat mijn voorgangster, minister Onkelinx, in de Kamer gaf op de schriftelijke vraag 51-1047 van de heer Servais Verherstraeten.

Wat de niet-naleving van het omgangsrecht betreft, kan vooreerst verwezen worden naar de artikelen 431 en 432 van het Strafwetboek waarin het misdrijf van niet-afgifte van het kind wordt bestraft.

Wat het burgerrechtelijk aspect betreft, heeft de wet van 18 juli 2006 tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind van wie de ouders gescheiden zijn en tot regeling van de gedwongen tenuitvoerlegging inzake huisvesting van het kind, een nieuw artikel 387ter in het Burgerlijk Wetboek ingevoegd. Krachtens dit artikel wordt een evenredig stelsel inzake de gedwongen tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing ingevoerd dat de bevoegde rechter allereerst de mogelijkheid biedt het dossier opnieuw te onderzoeken en over te gaan tot een reeks maatregelen zoals onderzoeksmaatregelen en/of poging tot verzoening. De rechter kan ook nieuwe beslissingen nemen met betrekking tot het ouderlijke gezag over de huisvesting van de kinderen. Hij beschikt overigens ook over de mogelijkheid om een dwangsom uit te spreken teneinde de naleving van de beslissingen inzake de huisvesting van kinderen te waarborgen. Tot slot kan de rechter de partij die slachtoffer is, toestaan een beroep te doen op dwangmaatregelen. Daartoe kan hij, rekening houdend met het belang van het kind, de personen aanwijzen die gemachtigd zijn de gerechtsdeurwaarder te vergezellen voor de tenuitvoerlegging van zijn beslissing.

De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan de niet-naleving van het omgangsrecht, onder meer tijdens de totstandkoming van de voornoemde wet van 18 juli 2006.

Het is belangrijk dat ook de parketten dit signaal oppikken en de nodige aandacht blijven besteden aan dit probleem. Samen met de toepassing van de wet van 18 juli 2006 zal dit ervoor moeten zorgen dat het aantal gevallen van oudervervreemding vermindert. Alvorens verdere maatregelen te nemen, is het belangrijk de impact af te wachten van deze wet, die inmiddels in werking is getreden.

De problematiek van oudervervreemding bestaat eveneens ingeval van internationale kinderontvoering. De internationale en Europese instrumenten hebben in snelle procedures voorzien om de situatie van het kind in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Ik denk aan de verplichting voor de rechterlijke autoriteiten om binnen de zes weken uitspraak te doen over het verzoek tot terugkeer. Ik verwijs naar het Verdrag van 's Gravenhage of naar de wederzijdse erkenning en versnelde procedures tot tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen zoals voorzien in de Europese verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van de Europese verordening nr. 1347/2000, ook de Brussel II bis-verordening genoemd.

Wanneer een ouder uit vrees voor ontvoering preventief contact opneemt met het federale aanspreekpunt (FAP) Internationale kinderontvoeringen, opgericht binnen de Centrale Autoriteit, wijst het personeel erop dat het belangrijk is het contact met het kind te bewaren, ondanks het conflictklimaat tussen de ouders.

Wanneer een procedure tot terugkeer of een regeling van een omgangsrecht lang duurt, kan de Centrale Autoriteit stappen ondernemen om in een recht op persoonlijk contact te voorzien voor de ouder die slachtoffer is van een ontvoering. Er wordt eveneens gepreciseerd dat dit geen berusting in de overbrenging betekent.

De heer Guy Swennen (sp.a-spirit). - Het antwoord was lang maar statisch, en dat in tegenstelling tot mijn vraag die dynamisch was.

In het antwoord wordt vooral verwezen naar de verwezenlijkingen tijdens de vorige regeerperiode. Ik was toen voorzitter van de subcommissie Familierecht in de Kamer, waar het thema zeer uitvoerig werd behandeld. Ik ken de materie dus.

Mijn vragen hebben betrekking op de ouderontvoeringen. Dat is veel ruimer dan de niet- naleving van het omgangsrecht. Ik zal de problematiek in de toekomst zeker opnieuw aankaarten.

De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister. - Minister Vandeurzen heeft de afgelopen maanden een dynamisch beleid gevoerd. De vraag om uitleg ging over de voorbije periode. De heer Swennen verwijst ten andere zelf naar de periode 2006 en 2007. De minister heeft gepoogd hierop een antwoord te geven. Het is dan ook jammer dat de heer Swennen de houding van de minister statisch noemt.

De heer Guy Swennen (sp.a-spirit). - Ik heb niet gezegd dat de minister een statisch beleid voert, wel dat het antwoord statisch was. Ik heb trouwens altijd goed kunnen opschieten met de minister. In het antwoord worden enkel de verwezenlijkingen uit het verleden opgesomd. Op de plannen voor de toekomst wordt niet ingegaan.

Ik heb ook gevraagd naar ruimere gegevens over de oudervervreemding. In het antwoord werd alleen het aantal schendingen van het omgangsrecht opgesomd. Het antwoord was dus statisch, wat niet betekent dat ik het beleid van de minister nu reeds als statisch bestempel.