4-21 | 4-21 |
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, zie stuk 4-547/2)
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA), corapporteur. - Het verslag geeft voldoende weer welk probleem is gerezen door de goedkeuring in de Kamer van een wetsvoorstel met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en door het belangenconflict dat de Franse Gemeenschap heeft ingeroepen. Ik zal het verslag niet voorlezen. Ik zal wel enkele punctuele opmerkingen maken.
De Senaat hoeft zich niet uit te spreken over het wetsvoorstel tot splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. De Senaat moet wel een uitspraak doen of een advies geven over een belangenconflict.
Over het belangenconflict zelf kunnen heel wat beschouwingen worden geformuleerd. Uit de amendementen leid ik af dat daarover verschillende opvattingen bestaan. De grondwetgever heeft formeel vastgelegd onder welke voorwaarden en met welke meerderheden een belangenconflict kan worden ingeroepen. Wanneer in de betrokken wetgevende vergaderingen de noodzakelijke meerderheid tot stand komt, dan is er prima facie een belangenconflict. Als gevolg hiervan wordt de parlementaire procedure onderbroken. Dan volgt een termijn van zestig dagen gedurende welke overleg plaatsvindt tussen de assemblee die over het wetsvoorstel of -ontwerp gestemd heeft, en de assemblee die het belangenconflict heeft ingeroepen. Daarna komt de zaak in de Senaat, die dertig dagen heeft om een advies uit te brengen. Vervolgens gaat de zaak naar het overlegcomité.
In het begin van de jaren negentig werd de bevoegdheid over het belangenconflict van de Kamer naar de Senaat overgeheveld. Inmiddels heeft onze assemblee een jurisprudentie opgebouwd en een bepaalde interpretatie aan de procedure gegeven. In het schriftelijke verslag wordt hierop dieper ingegaan.
De Senaat is dus bevoegd om in voorkomend geval een advies met betrekking tot een belangenconflict te geven. Vanzelfsprekend kan men stellen dat in een bepaald dossier geen sprake is van een belangenconflict. Dat neemt echter nooit weg dat een bijzondere meerderheid een belangenconflict heeft ingeroepen. Het belangenconflict bestaat omdat het is ingeroepen. De ontvankelijkheid is met andere woorden niet onderworpen aan een voorafgaande nieuwe stemming, noch in de assemblee die de onderhavige tekst heeft aangenomen, noch in de Senaat. Net zoals de alarmbelprocedure ontstaat het belangenconflict zodra de daartoe voorziene meerderheid de procedure heeft ingeroepen.
Natuurlijk zou men kunnen zeggen dat men bij gewone meerderheid zou kunnen beslissen dat de reden om de alarmbelprocedure in te roepen niet gegrond is en dat bijgevolg de procedure onontvankelijk is. Een dergelijke redenering gaat juridisch niet op. Men kan voor of tegen de alarmprocedure of het belangenconflict zijn. Wie echter het inroepen van dergelijke procedures bij bijzondere meerderheid aanvaardt, kan niet bij gewone meerderheid beslissen dat die waarborg niet kan functioneren.
Ook is het mogelijk dat diverse assemblees over dezelfde tekst gecumuleerde belangenconflicten en ten slotte ook de alarmbelprocedure inroepen teneinde de Kamer of de Senaat gedurende jaren te beletten een definitieve beslissing te nemen. Zo is het mogelijk de alarmbelprocedure en belangenconflicten in te roepen met betrekking tot een begrotingspost. Hierdoor kan de bestemming van de begroting jaren worden tegengehouden.
Een tweede vraag is wat de draagwijdte van de termijnen is. Klassiek kent het recht vervaltermijnen - zoals de periode van zestig dagen om beroep aan te tekenen bij de Raad van State - en termijnen van orde, die de ordentelijke regeling van de werkzaamheden beogen. In het verleden heeft de Senaat geoordeeld dat de termijnen van het belangenconflict termijnen van orde waren, maar dat die een normale afwikkeling van de parlementaire procedure niet mogen vertragen.
Ten derde is het mogelijk om bij meerderheid te beslissen dat het belangenconflict geen voorwerp, geen grond en geen zin heeft. In dat geval moet de Senaat beslissen geen advies uit te brengen. Een meerderheid in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft echter beslist een gemotiveerd advies uit te brengen waarin naar de lopende onderhandelingen en het tijdsperspectief wordt verwezen. Men kan niet stellen dat het belangenconflict ongegrond is en tegelijkertijd een advies uitbrengen dat tot doel heeft het probleem op te lossen.
Ik meen hiermee de essentie van de discussie in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden te hebben weergegeven.
M. Francis Delpérée (cdH). - Je me réfère au rapport oral de M. Vandenberghe et à notre rapport écrit.
Je voudrais simplement souligner un problème particulier qui a retenu l'attention de la commission des Affaires institutionnelles. Il s'agit de la question de savoir dans quel délai nous devions nous prononcer en commission et en séance plénière. Cette question a retenu notamment l'attention de la commission au cours de deux de ses séances.
Le Sénat a été saisi du conflit d'intérêts par une lettre du président de la Chambre des représentants, M. Van Rompuy. Cette lettre date du 4 février 2008. Nous étions alors en congé de carnaval, et les activités parlementaires étaient suspendues. Il n'y avait pas de réunion, ni en commission ni en séance plénière. La lettre du président de la Chambre n'a été portée à la connaissance du président du Sénat que le 12 février.
Dans ce contexte, fallait-il considérer que le délai ne commençait à courir qu'à cette date et qu'il se terminait trente jours plus tard, le 12 mars ? Cette question a fait l'objet d'un large débat, et deux thèses ont été exprimées.
Première thèse, certains ont considéré que le délai prévu par la loi devait être suspendu pendant le congé de carnaval et que le Sénat, chambre de réflexion, devait de toute façon se donner le temps de la réflexion pour remplir sa fonction. À supposer que le délai ne soit pas suspendu, le problème était sans doute plus concret, et il fallait savoir à partir de quand le délai commençait à courir. Quel était le dies a quo, comme disent les juristes ? Puisque la lettre était arrivée pendant les vacances de carnaval, le délai ne commençait sans doute à courir qu'à partir du moment où le président de notre assemblée pouvait en avoir pris connaissance.
Par ailleurs, il faut aussi tenir compte de la pratique de la commission parlementaire de concertation.
Il faut également tenir compte de la pratique de notre assemblée qui a toujours considéré qu'il s'agissait d'un délai d'ordre. Cette première thèse, sous différentes modalités, a recueilli l'adhésion d'une majorité des sénateurs dont ceux appartenant aux formations politiques de la majorité.
Une autre thèse a été exprimée, contre la suspension du délai pendant les vacances de carnaval. Selon ses auteurs, aucune disposition légale ou réglementaire ne permet au Sénat de suspendre le délai de trente jours pendant les vacances de carnaval. Une telle pratique ne serait acceptable que pendant les vacances d'été. Il est inacceptable de prolonger de la sorte des délais qui ont été fixés dans la loi.
Par ailleurs, une meilleure organisation des travaux du Sénat aurait permis à celui-ci de connaître en temps utile le conflit d'intérêts. Certains de nos collègues, dont M. Coveliers, se sont référés à la pratique du Conseil d'État qui déclare irrecevable le recours introduit, fût-ce une heure ou un jour après le délai de soixante jours fixé par la loi.
M. Coveliers et d'autres ont ajouté qu'il n'appartenait sans doute pas au Sénat de s'accorder à lui-même des délais supplémentaires. Selon eux, les principes de l'État de droit ne peuvent pas être bafoués par l'autorité sénatoriale.
Cette position a été défendue par une partie des sénateurs des partis de l'opposition.
En conclusion, la majorité des commissaires ont estimé, puisque le Sénat ne pouvait se réunir pendant les congés de carnaval, que le délai de trente jours dans lequel on devait remettre un avis au Comité de concertation expirait le 12 mars 2008, mais qu'il s'agit d'un délai d'ordre et non d'un délai de forclusion.
La commission estime aussi que le Sénat doit rédiger un avis sérieux et contribuer ainsi à une solution négociée du problème posé.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik vang mijn uiteenzetting aan met een verwijzing naar de heer Delpérée, die zei dat het goed was de onszelf opgelegde termijnen met een week te overschrijden teneinde te komen tot een goed advies. Als dit er uiteindelijk ook was gekomen, hadden we daar nog begrip voor kunnen opbrengen, maar het voorliggende advies is beschamend, zowel voor de Senaat als voor de Vlaamse partijen.
In deze procedure van het belangenconflict heeft de Senaat tot taak een gemotiveerd advies te geven aan het Overlegcomité. In het voorliggende gemotiveerde advies neemt de Senaat kennis van de standpunten, maar ik weet niet in hoeverre dit als een advies is te beschouwen. In de memorie van toelichting staat dan weer het voorstel van een bijzondere wet als een manier om tot een oplossing te komen. Dit is toch geen advies!
Dat de Senaat niet in staat blijkt te zijn een oplossing te vinden, hoeft op zich geen schande te betekenen, maar is wel een vaststelling. Blijkbaar kan de Senaat zijn rol als verzoener in dergelijke dossiers niet langer vervullen. Daarvoor zijn de geesten te zeer uit elkaar gegroeid. In de commissie hebben we dan ook moeten vaststellen dat de Nederlandstalige senatoren hun thesis verdedigden en de Franstalige de hunne, en dat de Senaat zijn rol om de verschillende belangen te overstijgen niet meer kan spelen.
Het advies is ook beschamend voor de Vlaamse partijen, want het is de bezegeling van een soort capitulatie en staat mijlenver af van wat men in het verleden naar voren heeft gebracht en zelfs heeft opgenomen in een regeerakkoord. Men is gezwicht voor de chantage van de Franstaligen bij een nochtans perfect democratische besluitvorming.
De Senaat neemt alleen akte van de standpunten. Wijzer was het geweest een antwoord te formuleren op de argumentatie in de motie van het Parlement van de Franse Gemeenschap.
Ik ben het eens met de heer Vandenberghe dat we niet hoeven te oordelen over de vraag of er een belangenconflict is, want drievierden van een parlement heeft beslist dat er een belangenconflict is. De vraag daarentegen is of de in het belangenconflict ingeroepen schade, die het gevolg zou zijn van de in de Kamer ingediende wetsvoorstellen tot splitsing van BHV, is aangetoond.
Het belang van de Franstaligen in de rand is misschien wel geschaad, maar hierover later meer. Dat het belang van het Parlement van de Franse Gemeenschap wordt geschaad, wordt evenwel niet bewezen.
In de motivering van de motie van het Parlement van de Franse Gemeenschap lees ik volgende passus: `Overwegende dat de Franse Gemeenschap de instelling is die de solidariteit tussen alle Franstaligen waarborgt.'
Dat is een van de argumenten om aan te tonen waarom de belangen van de Franstaligen geschaad zijn, namelijk dat het Parlement van de Franse Gemeenschap eigenlijk min of meer bevoegd is voor alle Franstaligen in heel België. Dat is een politiek statement, dat klopt, maar constitutioneel en institutioneel is het nonsens. Lees er maar eens de arresten van het Arbitragehof op na, mijnheer Delpérée. Wanneer de Franse Gemeenschap betrokken is in een geding, luidt een van de eerste zinnen: `De Franse Gemeenschap vertegenwoordigt alle Franstaligen in België.' Zelfs voor het Grondwettelijk Hof wordt die argumentatie dus gebruikt. Daar is het geen politiek statement meer, maar een juridisch, en eentje dat geen stand houdt. De Franse Gemeenschap dat is Wallonië en Franstalig Brussel, zoals de Vlaamse Gemeenschap Vlaanderen en Vlaams Brussel is. Wij houden ons aan de grenzen, de Franse Gemeenschap blijkbaar niet.
Worden de belangen van de Franstaligen in Halle-Vilvoorde geschaad door het splitsen van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde? Het is alsof men het stemrecht van de Franstaligen in Halle-Vilvoorde wil afnemen. Dat doen de splitsingsvoorstellen helemaal niet. Ook in Halle-Vilvoorde kunnen Franstaligen Franstalige lijsten indienen en ervoor kiezen. Franstaligen kunnen lijsten indienen in Limburg of West-Vlaanderen, net zoals Vlaamse partijen lijsten kunnen indienen in Luik, Henegouwen of Waals-Brabant. Onze partij heeft bijvoorbeeld in Waals-Brabant een lijst ingediend. In de motivering van het Parlement van de Franse Gemeenschap lees ik dat indien Brussel-Halle-Vilvoorde wordt gesplitst, de Franstaligen van de gemeenten van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde verstoken zijn van hun fundamentele recht te stemmen voor zowel kandidaten die zich in Brussel verkiesbaar stellen voor de Franse taalgroep van de Kamer, als voor kandidaten van het Franse kiescollege voor de verkiezing van de Senaat en het Europees Parlement. Betreft het hier een fundamenteel recht? Het Vlaams Belang heeft in Waals-Brabant een lijst ingediend en die kiezers hadden niet het fundamentele recht om daar te stemmen voor de Vlaamse lijsten die in Brussel werden ingediend. Waar haalt men het in godsnaam vandaan zoiets een fundamenteel recht te noemen? Dat is geen fundamenteel recht. Straks gaan de Franstaligen nog zover om zoiets bij de volgende grondwetsherziening in de Grondwet te laten opnemen. Dit is onzin. In het verslag lees ik verder dat dit recht moet worden gegarandeerd omdat we aan onze internationale en Europese verplichtingen moeten voldoen. Wat een onzin toch! Dat men daarvoor een politiek pleidooi houdt, kan ik nog begrijpen, maar dat men daarvoor internationale verdragen opdiept, gaat echt mijn petje te boven.
Wat is uiteindelijk de filosofie achter de splitsingsvoorstellen, waar overigens een heel Vlaams Parlement, een hele Vlaamse regering, tal van gemeentebesturen en de provincieraad van Vlaams-Brabant achter staan? We kunnen in Vlaanderen dus spreken van een bijna-unanimiteit. De filosofie is zeer eenvoudig. Het voortbestaan van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde is een anomalie in de door de Grondwet afgebakende taalgebieden. Het is de enige kieskring die zowel een tweetalig als een eentalig taalgebied omvat. Dat is een anomalie. Het Vlaams Belang is het, net zoals de burgemeesters in Halle-Vilvoorde, beu dat Franstalige politici bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en voor de Senaat vanuit Brussel en zelfs vanuit Wallonië stemmen kunnen ronselen in onze Vlaamse gemeenten. Men bestempelt dat zelfs als een fundamenteel recht. Omgekeerd bestaat dat echter niet. De belangen van de Franse gemeenschap of van de Franstaligen zijn niet geschaad. Als ze al geschaad zijn, dan is dat niet omdat er rechten zijn ontnomen, want het kiesrecht wordt niet afgenomen en er komt geen verbod op het indienen van Franstalige lijsten. Het gaat om het ontnemen van voorrechten.
Er wordt beweerd dat de institutionele evenwichten verstoord zouden zijn en dat het federale bouwwerk als een kaartenhuisje zou ineenvallen als één van die evenwichten verstoord wordt.
Welnu, hieruit blijkt dat de Franstaligen de taalgrens nooit hebben aanvaard. Nochtans hebben de Vlamingen al een hoge prijs betaald voor een zogenaamd definitieve taalgrens. In de ogen van de Franstaligen is die taalgrens nooit definitief, ook al hebben ze daarover akkoorden gesloten die zogezegd de evenwichten tussen de taalgemeenschappen zouden moeten bestendigen. Zij hebben de taalgrens nooit aanvaard. Ze hebben ook nooit aanvaard dat minstens de zes faciliteitengemeenten, maar ook andere, op basis van politieke afspraken tussen de gemeenschappen tot het Nederlandse taalgebied behoren. Ze hebben Brussel Halle-Vilvoorde altijd als een soort hinterland beschouwd waarmee ze absoluut een electorale band willen behouden om een aantal aanspraken te laten gelden. Ze vinden dat de rechten van die arme, in de hoek gedrongen Franstaligen in Kraainem, Linkebeek, Wezembeek, Drogenbos, Dilbeek en Halle moeten worden beschermd.
De Franse Gemeenschap heeft altijd pogingen gedaan om zich te mengen in wat nu de binnenlandse aangelegenheden van Vlaanderen zijn. Vlamingen en Franstaligen hebben een andere visie. Voor de Franstaligen is le droit du sol heilig als het over Wallonië gaat. Als het over Franstaligen gaat die zich buiten Wallonië vestigen geldt echter le droit personnel.
Voor de Vlamingen heeft altijd le droit du sol gegolden. Ik refereer aan de tienduizenden Vlamingen die zich in Wallonië hebben gevestigd, ook leden van mijn familie. Zij hebben nooit gevraagd in het Nederlands behandeld te worden. Het was in het Frans te doen en daarmee uit. Men aanvaardde dit en men integreerde zich in die gemeenschap.
Als ik sommige Franstaligen hoor praten, vraag ik me af wat ze zullen doen indien ze zich bijvoorbeeld definitief in Mexico vestigen. Zullen ze daar ook naar het gemeentehuis gaan en zeggen dat ze in het Frans moeten worden behandeld? De Franstaligen zouden beter hetzelfde doen als de tienduizenden Vlamingen die in Wallonië gingen wonen, namelijk zich aanpassen en de taal leren.
Ik begrijp dat ze bij de MR kunnen lachen met wat ik hier zeg. Het is inderdaad grappig wat le droit du sol en le droit personnel soms oplevert. Zo gebeurde het in 1985 dat Toon Van Overstraeten door een speling van het lot en door de toen geldende apparentering tussen Brussel, Nijvel en Leuven tot senator werd verkozen. Omdat de gewestraden toen nog niet rechtstreeks verkozen waren, kwam hij als verkozen senator in de Waalse Gewestraad terecht. `Die hoort hier niet thuis, want hij is een Vlaming', was de reactie daar. En dus keurde de raad zijn geloofsbrieven niet goed en mocht hij zelfs het gebouw niet betreden. Er stonden zowaar agenten van de militaire politie om hem tegen te houden. En dan durft de MR ons om de oren slaan met internationale verdragen en Europese verplichtingen! Met alle respect, maar hier worden de grenzen van het belachelijke ver overschreden.
Tot slot richt ik mij tot de Vlaamse meerderheidspartijen, die alweer buigen voor de chantage. Ze zeggen dat een taalgemeenschap niet eenzijdig haar wil kan opleggen aan de andere, omdat we in een federale staat leven. En wat dan met het migrantenstemrecht? Zowel in de Kamer als in de Senaat wist men destijds pertinent dat daar aan Vlaamse zijde geen meerderheid voor bestond, noch op maatschappelijk, noch op politiek vlak. Toch heeft men dat door onze strot geduwd. Toen werd totaal geen rekening gehouden met de visie van de andere taalgemeenschap. Ik moet hieraan toevoegen dat dit alleen maar kon dankzij de collaboratie van sp.a.
Wat bedoel ik met chantage? De Franstaligen hebben vier parlementen die allemaal het belangenconflict kunnen inroepen. Als de Franse Gemeenschapsraad, het Waals Parlement, de COCOF en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement allemaal die procedure aanspannen, dan zijn we voor minstens 480 dagen vertrokken, zoals collega Vandenberghe al opmerkte. `Dat kan toch niet. En dan ook nog eens een alarmprocedure, dat kan helemaal niet. Laten we dan toch maar beginnen te onderhandelen', zeggen de Vlaamse meerderheidspartijen daarop. Waarom moet dat? Laat het belangenconflict toch zijn gang gaan! Want als dit de consequentie is van het Belgische federalisme, dan leven we op den duur onder de chantage, zeg maar de dictatuur van de minderheid. Die kan zich dan alles permitteren om de Vlamingen toch maar aan de onderhandelingstafel te krijgen.
Onderhandelen betekent altijd een prijs betalen. Daarom herinner ik de Vlaamse partijen aan het Vlaamse regeerakkoord, waarin het principe `onverwijld splitsen zonder tegenprestatie' is vastgelegd. Wat die prijs betreft, ben ik mevrouw Defraigne bijzonder dankbaar. Dankzij haar staat zwart op wit in het verslag wat we in 2005 allemaal als prijs hadden moeten betalen. Dat ging van inschrijvingsrecht en een federale kieskring tot het geven van bevoegdheden aan de Franse Gemeenschap in Brussel-Halle-Vilvoorde, enzovoorts. We hoeven niet langer naar een of ander krantenartikel met een flard van dat lijstje te verwijzen. We weten het nu. Een van de voorstellen was dat Franstalige kiezers in Halle-Vilvoorde die buiten de zes faciliteitengemeenten wonen, hun stem zouden kunnen uitbrengen in een Brusselse gemeente.
Het inschrijvingsrecht werd dus niet alleen voorgesteld voor de inwoners van de zes faciliteitengemeenten, maar ook voor de volgende gemeenten: Beersel, Sint-Pieters-Leeuw, Dilbeek, Asse, Merchtem, Meise, Vilvoorde, Machelen, Zaventem, Grimbergen, Overijse, Bever en Hoeilaart. Voor de verkiezingen van 2007 werden daar nog aan toegevoegd: Lennik, Halle, Ternat en Steenokkerzeel. Is het niet onvoorstelbaar dat dit voorstel op tafel lag? Dat is tien keer erger van het Egmontpact van 1977.
Bij de komende onderhandelingen zal een van de voorstellen die ik daarnet opsomde, opnieuw op tafel liggen. Daarmee wordt afbreuk gedaan aan resoluties die meerderheids- en oppositiepartijen in het Vlaamse Parlement hebben goedgekeurd.
Aan de CD&V-N-VA-fractie zeg ik dat ik dit advies niet begrijp. En dan heb ik het nog niet over het feit dat in het advies naar een memorie van toelichting wordt verwezen, wat ik nog nooit eerder heb gezien. De boodschap van het advies is: over de wetsvoorstellen zoals ze nu in de Kamer liggen, wordt niet gestemd. Er zal worden onderhandeld, en er zal een prijs worden betaald. Wij vragen ons nog altijd af waarom. De andere Vlaamse partijen vroegen zich dat in 2004 en zelfs in 2005 ook af. Daarna namen ze stilaan de bocht.
De heer Lambert heeft zich bij de stemming over het advies in de commissie onthouden. Hij is dus ook een voorstander van onderhandelingen. Het is misschien leuk collega Ide een beetje te jennen in de commissie, maar uiteindelijk zit de heer Lambert in hetzelfde schuitje, want hij gaat onderhandelen en dat betekent een prijs betalen. Zijn partij heeft nochtans ook het Vlaamse regeerakkoord onderschreven, waarin het principe van onverwijld splitsen zonder een prijs te betalen staat ingeschreven. Een regeerakkoord is iets anders dan een verkiezingsprogramma: het is een contract tussen partijen dat duidelijke afspraken bevat. We staan ver van de dure eden en beloftes.
Ik geef enkele van die eden en beloftes ter illustratie. Steve Stevaert zei op 11 juni 2004: `De splitsing moet er komen. De Franstaligen moeten bij ons geen stemmen komen ronselen. Dat is niet meer dan redelijk, en daarom wil ik voor de splitsing ook geen prijs betalen.' De heer Somers, voorzitter van Open Vld, zei op 8 juni 2004: `De splitsing moet meteen na de verkiezingen geagendeerd worden in het federale Parlement en tegen het einde van het jaar goedgekeurd worden. Een andere timing is niet realistisch.' Yves Leterme antwoordde op 2 juni 2004 op de vraag van een Knackjournalist of Brussel-Halle-Vilvoorde moest worden gesplitst of niet: `Zeer zeker, daarover moet een akkoord zijn dat ook aan de overkant van de taalgrens wordt erkend, want anders stappen we niet in een Vlaamse regering.' Jo Vandeurzen, toenmalig CD&V-voorzitter, zei op 3 september 2004 over de timing van de splitsing: `snel betekent over een paar maanden - laten we zeggen tegen eind dit jaar. Het mag ook 3 januari zijn, maar veel later niet. Voor de splitsing hoeven we geen enkele prijs te betalen.' Voor collega Ide geef ik nog twee citaten van Geert Bourgeois. Op 8 juni 2004 zei hij in De Morgen: `Wij willen dat die kieskring gesplitst wordt voor we in een Vlaamse regering stappen.' Op 23 mei 2005, een goed jaar later dus, zei Bourgeois, eveneens in De Morgen: `Toen ik zei dat we niet in een Vlaamse regering zouden stappen voor de splitsing een feit was, wist ik heel goed dat dat niet haalbaar was, maar de achterban verwachtte zo een uitspraak.'
Collega Ide weet nu wat hij aan de voormalige N-VA-voorzitter heeft.
De Vlaamse partijen maken een kapitale vergissing door onderhandelingen te aanvaarden over standpunten die ze al maanden en jaren veroordeeld hebben. Weigeren over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde te onderhandelen is immers de logica zelve, want onderhandelen betekent in elk geval een prijs betalen.
De vijf minuten politieke moed van Yves Leterme in 2004 dreigen te verworden tot een nachtmerrie die straks al vijf jaar aansleept. Het dossier heeft veel te lang op de politieke tafel gelegen. Het had al lang gesloten moeten zijn. Met het advies komen we nergens. Het drijft ons waar de Franstaligen ons willen krijgen, namelijk aan de onderhandelingstafel.
Onze fractie zal het advies niet goedkeuren. O ironie van het lot: we zullen als enige Vlaamse fractie het Vlaamse regeerakkoord gestand doen.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Uitgerekend aan de vooravond van het debat over de regeringsverklaring voert de Senaat voor het eerst sedert lang een belangrijk politiek debat.
De splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde is voor velen een moeilijk te begrijpen probleem. Ik versta dat Limburgers en West-Vlamingen - ik ben zelf West-Vlaming - niet altijd goed begrijpen waar het nu precies om gaat. Nochtans is het debat fundamenteel voor de evenwichten en de samenhang van het land.
We moeten het advies zeer aandachtig bekijken en in geen geval lichtzinnig handelen. Het gaat erom dat jaren geleden afspraken zijn gemaakt over de begrenzing van de taalgebieden in België. Die afspraken zijn niet uit de lucht komen vallen. Er liggen historische redenen aan ten grondslag. Door de geschiedenis van ons land heen liepen de wensen van de politieke machthebbers en die van de bevolking vaak uiteen. Bepaalde groepen spraken een taal die het volk vreemd was. Althans in Vlaanderen hebben we dat zeer dikwijls moeten ervaren.
Na verloop van tijd is gebleken dat de verschillende culturen die in ons land samenleven, nood hadden aan klare afspraken en dat het niet gezond was dat de ene cultuur de andere aanviel en in een soort van territoriumdrift aanstuurde op culturele gebiedsuitbreiding.
In de jaren zestig werden de taalgebieden eindelijk afgebakend en werd duidelijk afgesproken dat de overheid in Vlaanderen het Nederlands hanteert, in Wallonië het Frans, in de tweetalige gebieden het Nederlands en het Frans en in het gebied van de Duitstalige Gemeenschap het Duits. Die klare afspraken moeten worden gehonoreerd. Op de persoonlijke levensfeer van de individuele burger hebben die afspraken evenwel geen weerslag. In de privésfeer spreekt iedereen in België de taal die hij wil en die mag gerust verschillen van de officiële streektaal. Die afspraken houden wel in dat de burger in zijn contacten met de overheid communiceert in de officiële taal van het taalgebied waar hij woont en niet moet verwachten in een andere dan die taal te worden bediend.
Op grond van die duidelijke afspraken kan de overheid zich organiseren en de bevolking correct bedienen.
Een politiek discours dat die afspraken op de helling zet is natuurlijk uiterst nefast voor het broze evenwicht waarop België steunt. Dankzij de faciliteiten in de rand rond Brussel kunnen de Franstaligen, als ze dat wensen, in hun eigen taal bediend worden. Iets anders is als Franstalige politici kiezers oproepen voor hen te stemmen omdat ze de rechten van de Franstaligen willen uitbreiden. Op die manier zetten de Franstalige politici de afspraken van vroeger op de helling en halen ze de fundamenten van het land onderuit.
Ik heb in de commissie verwezen naar de diverse Carrefourarresten van het toenmalige Arbitragehof, nu het Grondwettelijk Hof. Een land dat pretendeert een rechtsstaat te zijn, moet zijn instellingen eerbiedigen. Als ook de Raad van State zegt dat de Franstalige Gemeenschap geen bevoegdheid heeft en geen invloed kan uitoefenen in een gebied dat behoort tot het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap, dan moet men zich daar als democraat naar schikken.
Niet aflatende pogingen om bestaande evenwichten onderuit te halen, hebben gevolgen. Dat is de oorzaak van de problematiek en zeker niet het ontnemen van stemrecht aan Franstaligen in de rand, en ook niet het aan de Franstaligen ontzeggen van het recht om zich bij verkiezingen kandidaat te stellen in Vlaanderen. De feiten bewijzen het tegendeel. Aan Vlaamse zijde worden de gemaakte afspraken wel degelijk gehonoreerd. Zoals ik in de commissie al zei, is dat aan Franstalige zijde niet het geval. Denk maar aan de manier waarop senator Toon Van Overstraeten destijds door de Franstaligen werd behandeld.
Als het Grondwettelijk Hof zegt dat bepaalde grondrechten geschaad worden als het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde niet wordt gesplitst, dan is dat een logisch gevolg van afspraken over de taalgebieden die destijds werden gemaakt. Om te voorkomen dat kandidaten van twee walletjes zouden gaan eten, in de rand én in Brussel, zegt het Grondwettelijk Hof dat kandidaten een keuze moeten maken.
Ik weet ook wel dat het arrest niet zegt dat Brussel-Halle-Vilvoorde absoluut moet worden gesplitst en dat er alternatieve oplossingen mogelijk zijn. Zelf ben ik daar geen vragende partij voor want naast het juridische aspect is er vanzelfsprekend ook het politieke argument van de evenwichten die ons land in stand houden.
De aanleiding voor de stemming in de Kamer is ons allen bekend. Dit conflict sleept al ettelijke jaren aan. Het Grondwettelijk Hof heeft in 2003 een beslissing genomen en sindsdien staat dit punt prominent op de politieke agenda. Dat was vroeger ook al het geval, maar toen was er nog niet die dwingende juridische uitspraak. Sinds 2003 zijn we daar dus wel mee geconfronteerd en hebben we de ene poging na de andere gedaan om een onderhandelde oplossing te vinden. Tot op heden zijn we daar niet in geslaagd. In 2005 zijn we tot de vaststelling gekomen dat we geen stap dichter bij elkaar gekomen waren. We hebben toen geen stemming uitgelokt omdat die geen enkele oplossing zou bieden. De stemming zou immers hetzelfde resultaat gehad hebben als de stemming van vorig jaar, namelijk opeenvolgende belangenconflicten om de termijn te verlengen en we zouden toch de kaap van 2007 overschreden hebben. We hebben die keuze toen gemaakt omdat we een oplossing wilden vinden binnen het kader van grote regeringsonderhandelingen, waarbij de meerderheidspartijen fundamentele afspraken maken over het beleid van de volgende jaren. Ik had het persoonlijk verstandig gevonden dat het probleem op die wijze zou worden opgelost, en dat heb ik ook in de verkiezingspamfletten van bepaalde meerderheidspartijen gelezen. Ik stel nu vast dat de partijen die gezegd hebben dat ze nooit zouden toetreden tot een regering die dat probleem niet oplost, morgen een regeringsverklaring zullen voorstellen die het probleem niet oplost, en dat ze bovendien de leiding zullen nemen van die regering. De eerste mogelijkheid om een oplossing te vinden, laat de nieuwe regering dus voorbijgaan. Dat is jammer.
Omdat in de regeringsonderhandelingen van vorige zomer ook geen vooruitgang werd geboekt, heeft de meerderheid in de Kamer in het najaar besloten dat het nuttig kon zijn de bewuste wetsvoorstellen goed te keuren om duidelijk te maken dat het de Vlamingen menens is en ook om duidelijk te maken dat de volmacht die ze van de kiezers hebben gekregen, hen ertoe verplichtte de taalwetgeving en de taalgrenzen te respecteren. Daarmee heb ik niet gezegd dat ik een tegenstander ben van een onderhandelde oplossing en daarin verschil ik wel van mening met collega Van Hauthem. Ik ben geen tegenstander van een onderhandelde oplossing indien die nuttig en goed zou zijn en correct alle evenwichten respecteert. Daarom heb ik er ook geen probleem mee om verder te zoeken naar een onderhandelde oplossing. Er zijn evenwel grenzen en punten die ik niet kan aanvaarden.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Spirit heeft in 2005 bij de onderhandelingen toch zelf vastgesteld dat een akkoord niet mogelijk was en heeft toen de stekker eruit getrokken. Spirit had liever geen splitsing dan een splitsing onder die voorwaarden en heeft er toen mede voor gekozen de parlementaire weg te bewandelen. Als we nu terugkeren naar de situatie van vóór 2005 en opnieuw gaan onderhandelen, waar staan we dan eigenlijk? De Vlaamse partijen hebben bovendien een aantal principes in het Vlaamse regeerakkoord ingeschreven. Ik stel vast dat men die ook niet meer naleeft. Het lijkt mij allemaal nogal diffuus.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Het is niet diffuus. Dat is het grote verschil! Ik ben geen tegenstander van een onderhandelde oplossing. Wij hebben destijds pogingen ondernomen, maar blijkbaar ontbrak het ons op dat moment aan de nodige creativiteit om een oplossing te vinden. We weten echter allemaal dat ons systeem bepaalde procedures kent, zoals die welke we vandaag volgen. Ik pleit er niet voor om deze procedure te vertragen of stil te leggen. Ik zeg alleen dat, indien men intussen, en cours de route, alsnog een oplossing kan vinden, ik bereid ben ze te overwegen en, indien ze fundamenteel goed is, ze zelfs goed te keuren. Er zijn mensen aan zet die altijd beweerd hebben dat het probleem in vijf minuten kan worden opgelost. Misschien lukt hen dat wel. Indien de oplossing niet gevonden wordt, dan loopt de procedure gewoon verder.
Ik vrees echter wel - en daarin volg ik de heer Van Hauthem - dat niet eens zal worden gepoogd oplossingen te vinden. Daarom ben ik niet bereid de stekker eruit te trekken. De procedure loopt en moet zijn verdere parlementaire behandeling krijgen, laat dat duidelijk zijn.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik vind dat absoluut niet duidelijk.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Als er geen andere oplossing komt, moet er een stemming plaatsvinden over de voorstellen zoals ze nu op tafel liggen. Ik ben niet bereid om de termijnen ook maar één dag op te schorten.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Welke termijnen?
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - De termijnen die gelden inzake belangenconflicten. Stel dat men alsnog een oplossing vindt, wie ben ik dan om ze tegen te houden als het een goede oplossing is?
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Dat is dus binnen dertig dagen.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Dat is wat dit belangenconflict betreft, inderdaad binnen een maand.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - En wanneer andere belangenconflicten worden ingeroepen, moeten die dan ook weer gewoon in het Parlement worden behandeld?
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Inderdaad.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - We zullen zien, maar toch blijft het diffuus. Spirit en sommige andere Vlaamse partijen hebben misschien wel spijt dat ze een aantal principes in het Vlaams regeerakkoord hebben opgenomen, want ze passen die nu al niet toe.
Wij zijn het er ongetwijfeld wel over eens dat de splitsing de rechten van de Franstaligen niet aantast, maar dat aldus een aantal anomalieën uit de wereld worden geholpen, zodat kieskringen en taalgebieden kunnen samenvallen.
Spirit zegt immers in zijn amendement dat de Franstalige belangen in feite niet geschaad zijn. Als dat zo is, waarover moet dan nog worden onderhandeld?
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Dat is wellicht het grootste verschil tussen de opstelling van de heer Van Hauthem en de mijne. Volgens hem is er geen discussie mogelijk. Ik vind dat eerst een compromis moet worden gezocht dat eerbaar is voor iedereen.
Is hier sprake van een belangenconflict? We moeten toch een antwoord geven op de vragen van het parlement van de Franstalige gemeenschap. Het feit dat een parlement meent dat zijn belangen geschaad zijn, impliceert dat de procedure wordt opgestart en de zaak ontvankelijk is. Het antwoord op de vraag of de naar voren gebrachte argumentatie wel degelijk gegrond is en of er inderdaad sprake is van een schending van de rechten van de Franstaligen, is echter ontkennend. De argumenten die in de motie van het Parlement van de Franstalige Gemeenschap worden aangehaald, zijn onaanvaardbaar. Het wetsvoorstel houdt op geen enkele wijze een schending in van de belangen van de Franstaligen in dit land.
Vandaag moeten we hierover een advies geven. Het voorstel van advies dat in de commissie werd aangenomen, is veel te zwak. Indien we alsnog een oplossing vinden voor de problematiek en tot een correcte splitsing van het arrondissement kunnen komen, zal ik mijn waardeoordeel over het wetsvoorstel daarop afstemmen. Dat is vandaag echter niet aan de orde. Vandaag gaat het over de vraag of het voorstel dat in de Kamercommissie werd goedgekeurd, de belangen schendt van de Franstalige Gemeenschap. Dat is niet het geval. Daarover moeten we vandaag een uitspraak doen. Enkel en alleen stellen dat een onderhandelde oplossing goed zou zijn, is onvoldoende. Vandaag moet de Senaat ook zeggen dat het belangenconflict niet gegrond is, dat wij het niet eens zijn met de naar voren gebrachte argumentatie, dat het goedgekeurde wetsvoorstel geenszins afbreuk doet aan de fundamentele en democratische rechten van welke inwoner dan ook van de rand om Brussel. Als wij dat vandaag niet in ons advies opnemen, krabbelen we terug en zeggen we - noch min noch meer - dat wat in de Kamer werd goedgekeurd, maar om te lachen was en dat de durf die we toen hebben tentoongespreid, in feite op een vergissing berustte. De Kamercommissie heeft zich niet vergist. De Kamercommissie wist heel goed dat elk goedgekeurd artikel in overeenstemming is met onze grondwettelijke en internationale verplichtingen.
Als we de procedures niet eindeloos willen rekken, moeten we vandaag klaar en duidelijk zeggen dat een belangenconflict niet aan de orde is en moeten we aan diegenen die in een volgende fase opnieuw een belangenconflict willen inroepen, het signaal geven dat zij fundamentele evenwichten in gevaar brengen.
Het is niet gezond voor ons politieke bestel om de zaak nog maar eens op de lange baan te schuiven. Om die reden moeten we vandaag een advies uitbrengen waarin we de voorstanders van een onderhandelde oplossing duidelijk maken dat de argumenten van de Franstalige gemeenschap geen steek houden. Ik heb dan ook een amendement ingediend dat ertoe strekt het advies te versterken en reken erop dat mijn amendement wordt aangenomen.
M. Philippe Moureaux (PS). - Je ne vais certainement pas me lancer dans un grand discours juridique pour savoir s'il fallait ou non considérer le carnaval comme un moment important de notre vie. Je pense que la commission a tranché avec bon sens et que ce n'est certainement pas le problème le plus important.
Je voudrais dire aux élus néerlandophones qu'il est difficile de prétendre régler le problème de BHV en cinq minutes et que je peux comprendre leur frustration. Du côté francophone, le FDF avait dit qu'il n'entrerait jamais au gouvernement sans une nomination des bourgmestres. Or, le FDF qui manifeste aujourd'hui devant le MR pourrait entrer au gouvernement, sans qu'il soit question de la nomination des bourgmestres francophones. Les paroles viriles sont une chose mais les actes sont tout de même plus importants. Dans chaque communauté, on peut donc en appeler à la patience. On finira bien par régler le problème de BHV, tout comme celui de la nomination des bourgmestres francophones. J'apprends d'ailleurs que les libéraux francophones et néerlandophones se réunissent ; j'imagine que M. Maingain obtiendra que M. Keulen nomme les bourgmestres la semaine prochaine ou après les vacances. Je suppose que tout va s'arranger et cela me rassure.
Pour ce qui est de l'arrondissement électoral, je rappellerai la position du parti socialiste qui estime que l'arrêt de la Cour d'Arbitrage, devenue Cour Constitutionnelle, devra bien trouver une réponse. Contrairement aux dires de certains, cet arrêt ne consiste pas en une annulation mais en une demande de solution du problème. Ces solutions sont multiples ; la scission n'est que l'une d'entre elles. Tout cela doit être gentiment discuté.
Vous pourriez vous étonner que le parti socialiste s'intéresse aux « bourgeois » de la périphérie. Nous, ce qui nous intéresse, c'est la population de ces communes, car derrière le problème des francophones de la périphérie se trouve un problème social. Soyons de bon compte, messieurs, vous parlez toujours des aristos et des bourgeois francophones de la périphérie. Mais ceux-là, ils s'en foutent de vos règles. Même s'ils ne connaissent pas un mot de flamand, ils engagent un traducteur pour remplir leurs formulaires. Le Wooncode est sans effet sur eux, car ils ne risquent pas de demander un logement social, installés qu'ils sont dans leurs châteaux ou leurs villas. Ils n'ont rien à faire de tout cela. Au chômage, il y a peu de chances qu'ils y soient. Et comme ils ont des rentes, ils s'en foutent. Ce ne sont pas eux que vous touchez, mais bien le petit peuple, les gens modestes, ceux précisément que nous avons vocation de défendre, qu'ils soient néerlandophones ou francophones (Colloques sur les bancs du Vlaams Belang).
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Volgens de wooncode moet men bereidheid tonen om Nederlands te leren. De overheid biedt daarvoor zelfs gratis cursussen aan. Leg me dan eens uit waarom u naar de Europese Commissie en naar de Verenigde Naties trekt.
M. Philippe Moureaux (PS). - Au risque de vous étonner, messieurs, dans ma commune qui est bilingue, je suis sans doute le premier à avoir organisé pour les primo-arrivants et les personnes d'origine étrangère, la possibilité d'apprendre ou le français ou le néerlandais, car c'est une très bonne chose. Mais en faire une condition pour un droit social est inadmissible.
Revenons, avec la sérénité qui s'impose, à ce débat.
Il y a quelques mois, au moment où l'orange bleue gonflait, mûrissait - elle a d'ailleurs explosé ! - vous avez, entre formations politiques du nord du pays, décidé de faire un coup de force. C'était tout à fait regrettable. Aujourd'hui, vous devez bien vous rendre compte que cela n'a pas porté de fruits très brillants et que les cinq minutes se sont fort allongées à cause de cela. Nous n'avons jamais dit que le point de vue francophone était le seul à prendre en compte. Nous sommes des gens modestes et sommes toujours partisans du compromis. D'emblée, nous avons refusé que certains imposent leur volonté aux autres et avons prôné le dialogue.
J'ai été baptisé « sage » - ce qui a fait dire à Marcel Cheron qu'il s'agissait du seul événement de ces négociations - et j'ai pu constater qu'au sein du Comité des sages, M. Vande Lanotte a, lui aussi, demandé un accord négocié. N'en déplaise à M. Geert Lambert qui a une conversation téléphonique pendant que les francophones parlent. C'est tout l'intérêt qu'il leur porte ! Sans doute préfère-t-il ne pas entendre. Il est peut-être bon de faire un peu de musculation avec M. Van Hauthem pour savoir qui est le plus beau et le plus pur, qui se comportera le plus comme un lion noir mordant les fesses des francophones mais, lorsque je siégeais dans ce que l'on a appelé, peut-être imprudemment, le Comité des sages, j'ai pu constater que M. Vande Lanotte partageait le point de vue que nous défendons dans la motion.
Aujourd'hui, la Belgique est sur le gril. Elle survit difficilement. Elle ne peut toutefois avancer, dans l'intérêt des uns et des autres, que si nous nous parlons, si nous acceptons des solutions qui, si elles ne sont idéales pour personne, sont des solutions d'équilibre et de sagesse. Je crois que c'est ce que cette motion demande.
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - LDD vraagt dat over Brussel-Halle-Vilvoorde niet onderhandeld wordt en dat voor de splitsing geen politieke prijs wordt betaald.
Een meerderheid in de Kamer heeft de splitsing goedgekeurd. Daarna werd een belangenconflict ingeroepen. Conform de grondwettelijke procedure ligt het dossier nu op de regeringstafel. We gaan er geenszins mee akkoord dat er binnen de regering een koehandel wordt opgezet, net als bij de regeringsvorming van de voorbije tien dagen. Of moet ik zeggen de voorbije negen maanden?
Wij vragen dat de regering uitsluitend rekening houdt met de stemming van de vertegenwoordigers van het volk in de Kamer. Dus moet het dossier terug naar het parlement en moet er worden gestemd. We vragen niet meer dan vijf minuten politieke moed van alle Vlaamse partijen in de regering. We herinneren u er overigens aan dat u nooit in een regering zou stappen zonder de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Dus geen gesjacher meer!
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). - Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om even in te gaan op enkele uiteenzettingen.
Van de termijnen die in de wet zijn ingeschreven, kregen we een zeer academische benadering voorgeschoteld en in de commissie hebben we aanvaard dat deze termijnen wel degelijk termijnen van orde zijn. Dat ontslaat ons, als Senaat, er echter niet van ten minste een poging te doen om die termijnen ook te respecteren. Anders had men geen termijnen in de wet hoeven op te nemen. Of de brief al dan niet in de krokusvakantie is aangekomen, mocht ons, mijn inziens, niet beletten de tijd die alsnog overbleef nuttig te gebruiken om binnen de termijn van 30 dagen een advies te geven. Eerlijk gezegd heb ik niet het gevoel dat we daarvoor werkelijk al het mogelijke hebben gedaan. We hebben twee of drie vergaderingen gehad van in totaal een viertal uren en we zijn er niet in geslaagd de termijn van 30 dagen te halen.
Mijn besluit is dan ook enigszins anders dan wat daarstraks is gezegd. De Senaat geeft geen goed signaal en schept, door de termijn van 30 dagen niet te halen, in feite een precedent.
Het advies over het belangenconflict waarover we straks zullen stemmen, zegt niet dat het belangenconflict gegrond is, maar evenmin dat het ongegrond is. In de motivatie van de Franstalige Gemeenschap is er toch wel iets dat mij erg stoort, namelijk dat de Franstalige Gemeenschap zich solidair verklaart met alle Franstaligen, waar ze ook wonen. Voor mij is het duidelijk dat de Franstalige gemeenschap - met kleine letter - als community, absoluut solidair kan zijn met alle leden van die gemeenschap, of ze nu in Vlaanderen, Nederland of Duitsland wonen. Dat vind ik logisch. Maar institutioneel gezien is de Franstalige Gemeenschap - met hoofdletter - duidelijk bevoegd voor de Franstalige gemeenschap die woont in Wallonië en voor de Franstaligen in onze hoofdstad. Daar kan geen enkele discussie over bestaan. Op dat punt is de motivatie ongrondwettelijk.
Wat de verdere afwikkeling van de problematiek betreft: op een bepaald ogenblik is in de kamercommissie een stemming gehouden. Het voorstel gaat de normale wettelijke weg, maar tot spijt van wie het benijdt, moet volgens onze manier van wetten uitvaardigen een regering nu eenmaal de handtekening van de Koning dekken. De eigenlijke grendel hierbij is uiteraard pariteit in de regering. Om uit deze patstelling te komen moeten we een onderhandelde oplossing zoeken. Zo niet gaan we naar een crisis. Voor mij is dát het argument om vandaag met de Senaat vast te stellen dat er een bijzondere wet is, met een memorie van toelichting, en dat naar een onderhandelde oplossing wordt gezocht. Die oplossing ligt nog niet voor het grijpen, maar er is tenminste de wil om ertoe te komen.
Daarom stellen we de plenaire vergadering voor om met ons vast te stellen dat er geen unaniem advies is, maar wel de wil om tot een onderhandelde oplossing te komen, liefst vóór we in zomerreces gaan. Ik wil, samen met u, de meerderheidspartijen de kans geven om een oplossing te vinden.
Mme Christine Defraigne (MR). - Si je réponds aux provocations de M. Moureaux, c'est pour défendre le FDF. La solidarité et la vérité ont leurs droits. Le FDF a dit qu'il n'accepterait pas de réforme de l'État si la situation des trois bourgmestres n'était pas réglée et non qu'il ne participerait pas au gouvernement. Ce sont deux choses différentes.
Monsieur Moureaux, j'ai trouvé vos poncifs absolument merveilleux. J'ai appris qu'il y avait au moins 120.000 châteaux dans la périphérie, tous occupés par des rentiers.... Le patrimoine de notre magnifique pays vient de s'enrichir extraordinairement ! On peut imaginer qu'avec la crise des subprimes, tous ces rentiers verront leur patrimoine amoindri et formeront bientôt un public fragilisé.
Monsieur Moureaux, vos caricatures sont énormes par rapport à la réalité des choses. Il est question ici du respect d'une communauté, d'une composante ou d'une minorité, mais en tout cas du respect de nos obligations internationales, du respect de droits fondamentaux. Mais cela vous indiffère, monsieur Moureaux, parce que vous êtes prêt à abandonner des droits fondamentaux et la protection de personnes en échange d'une subsidiation. C'est cela le problème, c'est cela la question de l'abandon.
J'en reviens au débat qui nous occupe aujourd'hui et au travail de notre assemblée. Nous n'avions pas la naïveté de croire que notre assemblée pourrait régler le problème de BHV. Je regrette cependant que nous n'ayons pu dresser l'inventaire des solutions possibles. Quand je les ai évoquées en commission, mon collègue, M. Vankrunkelsven, m'a dit que c'était de l'histoire, qu'il s'agissait de geschiedenis. Soit, mais nous avions l'occasion de définir ces pistes de solution permettant de baliser le travail d'une éventuelle négociation. Et sur ce point, je peux vous rejoindre, monsieur Moureaux. Il faut que l'on se parle, il faut que l'on discute. Il va falloir trouver une solution. Or, cette solution n'est pas nécessairement la splitsing. Jamais la Cour constitutionnelle n'a dit qu'il fallait scinder l'arrondissement Bruxelles-Hal-Vilvorde.
C'est la prémisse de départ. Il existe d'autres formules, que j'ai rappelées en commission, mais je vous ferai la grâce de ne pas reprendre le long inventaire que j'ai réalisé pour les besoins de la cause.
Il conviendra donc de discuter de cette question. Je répète que, sans solution au problème de BHV, quelle qu'elle soit, ce gouvernement avancera avec une bombe sous les pieds.
Nous voterons évidemment en faveur du texte, mais je regrette, pour la pertinence et la clarté du travail de notre assemblée, que nous n'ayons pu aller plus loin, peut-être faute de combattants.
De heer Hugo Coveliers (VB). - Mijn interventie en het amendement van het Vlaams Belang stoelen op de bezorgdheid voor dit huis. In de Verenigde Staten zijn er de Mirandarechten. Tegen iedereen die wordt aangehouden zegt men: `alles wat u zegt, kan tegen u worden gebruikt'. Vandaar mijn waarschuwing: hoe u nu stemt, kan tegen u worden gebruikt. Men zal nadien niet kunnen zeggen: Wir haben es nicht gewusst.
In de wet van 1980, die een aantal overlevingsmogelijkheden van België regelt, staat wat er moet gebeuren in geval van een belangenconflict. Een belangenconflict ontstaat zodra iemand subjectief meent dat zijn belang geschaad is. Een bevoegdheidsconflict daarentegen ontstaat bij een overschrijding van de wetregels. Zelfs de meest illusoire manier waarop men vindt dat zijn belang is geschaad, valt onder de noemer belangenconflict. Het is de taak van de lichamen die door de wet zijn aangeduid dit belangenconflict op te lossen. De taak van de Senaat is advies geven. Volgens Van Dale is advies geven: `raad geven aan wie een beslissing moet nemen.' Deze Senaat moet advies geven aan het Overlegcomité, met andere woorden aan de regering.
In de commissie hebben we gehoord hoe twee eminente juristen, hoogleraren emeriti, zich in allerlei bochten wrongen om te proberen een termijn die verlopen was toch te recupereren. Als advocaat moet men al eens een verzoekschrift indienen om een termijn aan te passen. Dat is ook hier gebeurd. Zelfs de termijn waaraan gemorreld is, wordt overschreden. Ik neem dus akte van de termijn van orde. In het gerechtelijk wetboek staan nog meer termijnen van orde. Bijvoorbeeld: een magistraat die een zaak in beraad neemt moet in principe binnen de dertig dagen een vonnis of arrest uitspreken. Als hij dat niet doet kan hij een tuchtsanctie oplopen. Ik zal dit rapport dus aan een aantal magistraten overmaken en hen vragen goed te kijken naar wat de eminente juristen over de termijnen hebben gezegd. Ze zullen nooit nog problemen hebben met hun oversten wanneer ze termijnen overschrijden.
Na de overschreden termijn is er een voorstel van advies, een raad aan iemand die een beslissing moet nemen. In het voorstel staat: `De Senaat neemt akte van de diverse standpunten'. Dat is geen advies maar een akteneming. Er staat ook dat de Senaat vaststelt wat volgt: `De oplossing van het probleem is geagendeerd in het kader van de lopende onderhandelingen'. Dat is goed nieuws, want intussen hebben de onderhandelingen geleid tot het akkoord van 18 maart 2008, dat werd ondertekend door de heren Schouppe, Reynders, Di Rupo, Somers en mevrouw Milquet. In het advies lees ik: `Op basis van de werkzaamheden van de Raad van Wijzen - waar ook de heer Moureaux deel van uitmaakt, je moet niet vragen wat dat voor een raad is - hebben verschillende partijen, zowel van de meerderheid als van de oppositie, in de Senaat een voorstel van bijzondere wet ingediend als eerste stap in deze nieuwe hervorming.' En wat staat in dat voorstel over Brussel-Halle-Vilvoorde? In stuk 4-602/1 lees ik dat er eerst een hele reeks kleinigheden zullen gebeuren, waarover vermoedelijk wel veel ruzie zal worden gemaakt, wellicht door de Franstaligen onderling, en dat dan nog het Brusselse Gewest gefinancierd zal worden. Knoop dat goed in uw oren, collega's van de Vlaamse partijen: eerst moet Brussel zijn geld krijgen en pas dan zal men eens gaan kijken of de bezettende macht in Vlaanderen eventueel zal toestaan of de Vlamingen zelf bepalen hoe ze bestuurd willen worden. Dat is wat we straks moeten goedkeuren. Dat is wat de heer Ide - als hij hier was - en mevrouw Stevens van de N-VA straks zullen goedkeuren. Daarmee verwijzen ook zij naar de lopende onderhandelingen zoals weergegeven in het voorstel van bijzondere wet houdende institutionele maatregelen. Dat houdt in dat Brussel-Halle-Vilvoorde naar de Griekse calendae wordt verwezen.
In het akkoord van de vier heren en de ene dame staat verder ook in dat de regering half juli een verklaring zal afleggen over het tweede pakket hervormingsvoorstellen. Dat akkoord bevat daarmee enige tegenstrijdigheid, die ik ook terugvind in het advies dat wij hier moeten uitbrengen. Aan de ene kant staat er dat naar een oplossing voor Brussel-Halle-Vilvoorde wordt gezocht, maar aan de andere kant zeggen de vier heren en de ene dame dat ze daar half juli een verklaring over zullen afleggen. En wat zal er in die verklaring staan? Niets.
Om te voorkomen dat de Senaat zich opnieuw onsterfelijk belachelijk maakt, waartoe hij de laatste tijd wel meer de neiging vertoont, hebben we voorgesteld dat de Senaat in zijn advies iets zinnigs zou zeggen en dat hij effectief raad zou geven aan hen die moeten beslissen. We zouden hen minstens moeten vragen dat ze toch eens proberen het Parlement van de Franse Gemeenschap te overtuigen dat er helemaal geen belangenconflict is, dat zij zich alleen belangen toeschrijven zoals alleen imperialistische grootmachten dat doen. (Uitroepen bij de MR-fractie)
De Franstaligen dichten zich belangen toe zoals alleen imperialistische mogendheden doen. Ze dichten zich rechten toe waar ze geen rechten hebben. Ze willen hun wil opleggen aan anderen. Ze willen een grondgebied bezitten. Dat ze dat maar eens zeggen in de regering! Aangezien de cohesie in de regering zo goed is, en de regeringsleden het over alles eens zijn, moet dat toch makkelijk uit te leggen zijn.
Wij vragen dat minstens de democratische parlementaire besluitvorming haar verdere beloop kan gaan. Tijdens een vorige bespreking, toen tachtig procent van de Vlamingen tegen een voorstel was, werd het toch goedgekeurd door de medewerking van de socialisten. De premier zelf heeft zich toen uitgesloofd om te voorkomen dat het tot een alarmbelprocedure zou komen. Nu kan blijkbaar probleemloos een belangenconflict worden ingeroepen. Nu wordt de parlementaire democratie verkracht. De Franstaligen zullen zich daar weinig van aantrekken en het zelfs als een scalp aan hun gordel rijgen. De Vlaamse partijen moeten er echter rekening mee houden dat overal, waar en wanneer ook, zal worden gezegd: u hebt de moed niet gehad, u hebt gekozen voor de onderhandeling omdat die onderhandeling u de macht heeft gegeven - niet de macht in Vlaanderen, maar de macht in België. U hebt daarvoor gekozen en dus hebt u uw woord niet gestand gedaan. Ze zullen het moeten uitleggen aan hun kiezers.
De voorzitter. - Het voorstel van gemotiveerd advies luidt:
De Senaat neemt akte van de diverse standpunten.
De Senaat stelt vast dat het zoeken naar een oplossing van het probleem is geagendeerd in het kader van de lopende onderhandelingen, zoals weergegeven in het voorstel van bijzondere wet houdende institutionele maatregelen (stuk Senaat, 2007-2008, nr. 4-602/1).
Op dit gemotiveerd advies heeft de heer Lambert amendement 1 ingediend (zie stuk 4-547/3) dat luidt:
De tekst van het voorstel van gemotiveerd advies in fine aanvullen als volgt:
", maar acht het belangenconflict, opgeworpen door het Parlement van de Franse Gemeenschap, hoewel ontvankelijk, ongegrond."
Op dit gemotiveerd advies hebben de heren Van Hauthem en Coveliers amendement 2 ingediend (zie stuk 4-547/3) dat luidt:
De tekst van het voorstel van gemotiveerd advies vervangen als volgt:
"De Senaat
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
-De stemming over het voorstel van gemotiveerd advies van de commissie heeft later plaats.