4-73/1 | 4-73/1 |
12 JULI 2007
Dit voorstel van resolutie neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 31 januari 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1545/1 — 2005/2006).
De wetgever heeft de Europese richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij in Belgisch recht omgezet met de wet van 22 mei 2005.
Die richtlijn strekt ertoe omwille van de rechtszekerheid een bijdrage te leveren aan de uitbouw van geharmoniseerde rechtsregels op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten en de bestaande regels terzake aan te passen zodat zij rekening houden met de technologische ontwikkeling die de vectoren voor schepping, productie en exploitatie in aantal en verscheidenheid heeft doen toenemen.
De uitzonderingen en beperkingen op het exclusieve reproductierecht van de auteur zijn eveneens betrokken bij deze poging tot harmonisatie.
De regeling voor de kopie voor eigen gebruik en bijgevolg het recht van de auteur op een vergoeding en het recht van de consument op een kopie voor eigen gebruik, maken de kern uit van deze bepaling.
Het zijn immers wel degelijk rechten.
In 1994 achtte de wetgever het nodig de auteursrechtenregeling aan te passen. Hij heeft een aantal beperkingen ingevoerd op het exclusieve recht van de auteur op reproductie of op het geven van toestemming met betrekking tot de reproductie van zijn werk, waarbij het exclusieve recht werd omgevormd tot een recht op een vergoeding geheven op blancodragers en op bepaalde apparaten waarmee een geluidskopie of een audiovisuele kopie kan worden gemaakt van werken.
De auteur kan zich dus niet verzetten tegen de reproductie van geluidswerken en audiovisuele werken die in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is.
De kopie voor eigen gebruik heeft dus te maken met twee nauw verbonden rechten :
1. het recht van de auteur op een vergoeding voor een kopie voor eigen gebruik, dat gepaard gaat met een beperking van zijn exclusief reproductierecht doordat op dit recht een uitzondering wordt gemaakt voor de reproductie bestemd voor de familiekring;
2. het recht van de consument op een kopie voor eigen gebruik, logisch uitvloeisel van het recht op vergoeding van de auteur.
In het licht van de verschillende aspecten die eigen zijn aan het systeem van 1994 is de traditionele tegenstelling tussen de belangen van de consument en die van de auteur niet langer gerechtvaardigd.
Met betrekking tot de kopie voor eigen gebruik, komen de wederzijdse belangen in elkaars buurt :
— de auteur moet een billijke vergoeding kunnen krijgen voor het feit dat zijn werk in familiekring wordt gereproduceerd
— de consument moet in ruil voor een vergoeding werkelijk recht krijgen op een kopie voor eigen gebruik
Hier wordt het soms als moeilijk te bereiken afgeschilderd evenwicht gevonden.
Wat verandert door de richtlijn en haar omzetting in intern recht ?
De richtlijn biedt de lidstaten de mogelijkheid te voorzien in een beperking van het reproductierecht in geval van reproductie voor eigen gebruik en de nationale wetgever krijgt dezelfde vrijheid om maatregelen te treffen zodat de consument er gebruik van kan maken.
De richtlijn verplicht de lidstaten wel te voorzien in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen, met name het opheffen van de systemen voor kopieerbeveiliging.
Deze wanverhouding tussen een grotere bescherming door de kopieerbeveiligingsmaatregelen en een lakse houding ten opzichte van de kopie voor eigen gebruik, schaadt het genoemde evenwicht.
Bij het omzetten van de richtlijn heeft de wetgever daar geen oplossing voor gevonden. Hij heeft echter wel een compromis uitgewerkt. Bij andere beperkingen van het reproductierecht zijn vrijwillige maatregelen van de rechthebbenden vereist om de technische beschermingsvoorzieningen te kunnen opheffen. Hier echter bepaalt de wetgever dat dit moet worden opgelegd bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Dit koninklijk besluit moet worden aangenomen opdat de consument zijn recht op een kopie voor eigen gebruik kan uitoefenen, een recht dat samenhangt met het recht op vergoeding van de auteur.
Deze moeilijke evenwichtsoefening tussen het stelsel van de kopie voor eigen gebruik en de technische beschermingsvoorzieningen inzake de reproductie van geluidswerken en audiovisuele werken vormt een van de cruciale aspecten van de richtlijn.
Andere aspecten van de omzettingswet van 22 mei 2005 moeten worden herzien.
Dat geldt met name voor de bepalingen inzake de digitale samenleving, en in het bijzonder voor de moeilijke kwestie van de « peer-to-peer »-communicatie.
In dit verband zij gewezen op een bepaalde evolutie van de Franse rechtspraak, die stelt dat het downloaden voor strikt persoonlijke doeleinden en zonder de bestanden op welke manier ook te delen, geen schending inhoudt van de auteursrechten aangezien hier de uitzondering voor de kopie voor eigen gebruik van toepassing is.
Het is geenszins de bedoeling sluitende antwoorden te verschaffen. Het is enkel de heropening van het debat over de wet die wordt nagestreefd, zodat meer rekening kan worden gehouden met de technologische ontwikkeling.
Ten slotte moet niet alleen de kwestie van de rechten en uitzonderingen voor auteurs, consumenten of andere belanghebbenden worden aangekaart, maar moet ook de vraag gesteld worden met welke middelen deze rechten kunnen worden afgedwongen.
Ook op dat vlak is het bestaande systeem voor verbetering vatbaar. Zo heeft de consument niet de mogelijkheid beroep in te stellen bij de rechtbank van eerste aanleg om zijn recht op een kopie voor eigen gebruik af te dwingen. Bij de goedkeuring van het koninklijk besluit moet deze leemte worden aangevuld.
Toch moeten ook alternatieven voor de dure en lange gerechtelijke procedures worden aangemoedigd.
Er moet in de wet bijvoorbeeld een bemiddelingssysteem worden opgezet met auteursrechtdeskundigen om zoveel mogelijk geschillen te regelen die voortvloeien uit de toepassing van de wet.
De richtlijn voorziet trouwens zelf in bemiddeling om gebruikers en rechthebbenden te helpen bij het oplossen van hun geschillen.
Philippe MAHOUX. |
De Senaat,
A. Overwegende dat de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten niet alleen voorziet in het exclusieve recht van de auteur om zijn werken te reproduceren of de reproductie ervan toe te staan, maar ook in een recht op vergoeding voor de auteur voor kopieėn voor eigen gebruik;
B. Overwegende dat dit recht op vergoeding samenhangt met een beperking van het recht van de auteur om zich te verzetten tegen de reproductie van geluidswerken of audiovisuele werken die in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is;
C. Overwegende dat dit recht op vergoeding en het eruit voortvloeiende recht op een kopie voor eigen gebruik enkel kunnen worden uitgeoefend als de nodige maatregelen worden getroffen om de kopieerbeveiliging op te heffen;
D. Overwegende dat de evolutie in de digitale samenleving het ook nodig maakt dat bepaalde regels inzake auteursrecht worden aangepast en dat de wet van 22 mei 2005 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij terzake niet volstaat;
E. Overwegende dat de huidige middelen waarmee particulieren toepassing kunnen afdwingen van de rechten en uitzonderingen waarop zij aanspraak kunnen maken krachtens de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht, als gewijzigd bij de wet van 22 mei 2005, kunnen worden aangevuld met andere mechanismen;
Vraagt de regering :
1. het uitvoeringsbesluit aan te nemen waarin de wet van 22 mei 2005 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij voorziet, de nodige maatregelen worden getroffen opdat de technische beschermingsvoorzieningen worden opgeheven en de regeling voor de kopie voor eigen gebruik weer zo wordt ingesteld dat het recht op vergoeding van de auteur voor die kopie voor eigen gebruik wordt bevestigd;
2. de wet tot omzetting van de richtlijn van 22 mei 2005 te herzien op een aantal punten die verband houden met de digitale samenleving, met name inzake de « peer-to-peer »-communicatie;
3. na te gaan of het mogelijk is om in de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten een bemiddelingssysteem in te voeren om conflicten op te lossen die voortvloeien uit de toepassing van de wet, als alternatief voor de bestaande gerechtelijke procedures.
12 juli 2007.
Philippe MAHOUX. |