3-210

3-210

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 22 MAART 2007 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Lionel Vandenberghe aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over «de rapportering van de wapenhandel door de federale regering aan het Parlement» (nr. 3-1468)

De voorzitter. - De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking, antwoordt.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Vanmorgen las ik in de krant dat er volgens de minister van Economie in het parlement nooit vragen worden gesteld over wapenhandel. Ik was nogal verbolgen toen ik dat las en ga ook helemaal niet akkoord met die uitspraak.

Ik stelde de minister op 25 januari 2007 reeds enkele vragen over de rapportering inzake wapenhandel door de federale regering aan het parlement. Op 16 maart 2007 kondigde de ministerraad in een persmededeling aan dat de minister van Economie het verslag over de in- en uitvoervergunningen voor wapens van leger en politie voor het tweede semester van 2006 heeft voorgesteld.

Ik kon dat verslag inkijken en stond opnieuw versteld van de beperktheid ervan; een tabelletje met slechts enkele landen, en dat was het dan. Volgens artikel 17 van de federale wapenwet van 5 augustus 1991, gewijzigd in 2003, moet het zesmaandelijkse verslag een overzicht geven van `de verstrekte en geweigerde vergunningen voor de goederen die onder deze wet vallen, met land per land het totaalbedrag en het aantal vergunningen ingedeeld per categorie van bestemmeling en per categorie van materieel.' Bovendien moet het apart melding maken van de afgifte en weigering van exportvergunningen met de uitbouw van een militaire productiecapaciteit als doel.

In de federale verslagen van onder meer 2001 en 2002, toen de wapenhandel nog niet geregionaliseerd was, gebeurde dat wel. In het rapport van juni-september 2003 heb ik dat nergens gevonden, ook niet bij de FOD Buitenlandse Zaken.

Vanuit een zekere verontwaardiging wil ik de minister volgende vragen stellen.

Is hij het met mij eens dat het verslag voor het tweede semester van 2006 niet voldoet aan de bepalingen van artikel 17 van de wet van 1991, omdat geen indeling van de vergunningen wordt gegeven per categorie van bestemmeling en per categorie van materieel?

Is hij het met mij eens dat met het huidige verslag geen afdoende parlementaire controle op de naleving van de wapenwet mogelijk is?

Is de minister bereid om voor elke individuele federale vergunning sinds de regionalisering van de wapenhandel de categorie van bestemmeling en de categorie van materieel mee te delen, dit volgens de Europese militaire lijst opgedeeld in 22 categorieën?

Zal hij voortaan de uitvoervergunningen waar het land van eindbestemming verschilt van het land van bestemming apart vermelden, zoals dat ook in de Vlaamse wapenrapporten gebeurt?

Is de minister bereid de verslagen in de toekomst ook op de webstek van zijn departement te plaatsen, zodat ook het middenveld en de vredesbewegingen de verslagen kunnen inkijken?

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Ik lees het antwoord van collega Verwilghen.

De wapenhandel is sinds 2003 een hoofdzakelijk gewestelijke bevoegdheid. De federale overheid is nog slechts bevoegd voor een kleine restfractie, namelijk de afgifte of weigering van in-, uit- en doorvoervergunningen van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materiaal en de daaraan verbonden technologie van het Belgisch leger en de politie.

Het is inderdaad juist dat de huidige rapportering een overzicht bevat van de landen van bestemming, het aantal vergunningen en de waarde uitgedrukt in euro.

Daarnaast wordt ook de aanvrager vermeld, het Belgisch leger of de federale politie.

Indien er vergunningen geweigerd worden, wordt dit ook vermeld, maar tot heden zijn er geen vergunningen geweigerd.

Bovendien wordt de bestemmeling wel degelijk vermeld als het gaat om een niet-EU- of niet-NAVO-land. In het recente rapport wordt slechts één land vermeld, namelijk Jordanië, voor de levering van 58 gepantserde voertuigen type Ml13.

In het kader van de halfjaarlijkse rapportering worden de elementen medegedeeld waarover de FOD Economie beschikt. Immers, wanneer het een NAVO-land betreft, worden, net zoals vóór de regionalisering van de wapenwet, vergunningen afgegeven die betrekking hebben op een algemene categorie van goederen: bijvoorbeeld kruit, munitie, vliegtuigonderdelen enzovoort. Pas op het einde van het jaar rapporteren Defensie en de Politie aan de FOD Economie welke specifieke goederen in het kader van die vergunning, werden uitgevoerd.

Ik zal met de betrokken ministers overleg plegen over deze wetgeving en over eventueel noodzakelijke wijzigingen.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Na mijn vraag van vorige maand heb ik slechts één nieuw element vernomen, namelijk dat aan Jordanië 58 gepantserde voertuigen werden geleverd. Dat is toch wel sterk!

Het rapport van de collega van minister Verwilghen in de Vlaamse regering, Fientje Moerman, is heel wat duidelijker.

Het overtollige materiaal van politie en leger moet worden gemeld. Laten we doen wat we gedaan hebben met de F-16's, die uiteindelijk niet aan Pakistan werden geleverd maar ontmanteld zijn.

Minister Flahaut zou zijn houwitsers ook beter niet leveren aan Marokko dat zich in een oorlogssituatie bevindt.

Anderzijds ben ik nog altijd op zoek naar het rapport van 2003, van vóór de regionalisering van de wapenhandel.

Ik zal mijn vraag over een maand nog eens stellen. Ik hoop dat minister Verwilghen dan aanwezig zal zijn om ze te beantwoorden.