(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
De 73-jarige volkvertegenwoordiger van de oppositiepartij « Anakpawis », Crispin Beltran, werd op 25 februari 2006 in de Filippijnen aangehouden. Sindsdien verblijft hij wegens zijn politieke ideeën in de gevangenis.
De aanhouding van de heer Beltran is officieel gebaseerd op een 21 jaar oud aanhoudingsbevel, dat dus nog dateert uit het Marcos-tijdperk. Zijn situatie werd in 1988 nochtans geregeld door een amnestiemaatregel van president Aquino, want de enige reden voor het aanhoudingsbevel was de politieke strijd tegen de dissidenten. Omdat haar argumenten te zwak waren, heeft de Filippijnse regering daar nu nog beschuldigingen aan toegevoegd, gebaseerd op onzekere en juridisch betwistbare bewijzen. De heer Beltran zou dus geen enkele kans hebben om spoedig vrij te komen.
De heer Beltran heeft echter nooit aangespoord tot gewelddaden tegen president Arroyo. Hij vroeg alleen het ontslag van die laatste wegens de fraude bij de verkiezingen van 2004 en de schendingen van de mensenrechten op grote schaal.
De aanhouding van de heer Beltran is een duidelijke schending van het internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties. Hij heeft zelf trouwens een klacht ingediend bij de VN-werkgroep die zich in New York buigt over de willekeurige aanhouding en bij de Interparlementaire Unie in Genève.
De opsluiting van de heer Beltran is slechts één van de maatregelen die indruisen tegen de democratische rechten : andere parlementsleden van oppositiepartijen werden thuis onder toezicht geplaatst en politici van die partijen ontvangen herhaaldelijk bedreigingen, zonder nog te spreken over de moorden op leden van die partijen.
België moet zich, als verdediger van de mensenrechten en van de democratie, echt inzetten voor dergelijke zaken. Talrijke parlementsleden van de hele wereld hebben de Filippijnse regering al brieven gestuurd waarin ze hun bezorgdheid uitdrukken, maar er is ook nood aan een officiële reactie van één of meerdere Staten om duidelijk te maken dat dergelijke situaties onaanvaardbaar zijn. Het Filippijnse regime valt in deze zaak niet alleen de burgerlijke vrijheden en mensenrechten aan, maar ook de beginselen van de democratische vertegenwoordiging. Het verhindert de door de Filippijnse bevolking wettelijk verkozen parlementsleden hun taak behoorlijk te vervullen. Het feit dat de betrokken politici zich inzetten voor de verdediging van de minderheden die door het huidige regime nu al bedreigd worden, maakt heel de zaak nog schrijnender.
Vereist deze gewelddadige schending van de democratische beginselen en de mensenrechten niet dringend een diplomatiek initiatief, eventueel in de vorm van een verzoek tot vrijlating ?
Moet een democratisch land als België, in overleg met de andere lidstaten van de Europese Unie en binnen de andere internationale organisaties zoals de nieuwe Raad voor de Mensenrechten, zich niet inzetten om de situatie van volksvertegenwoordiger Crispin Beltran zo snel mogelijk te verbeteren en om de Filippijnse regering de democratische rechten van de parlementsleden en van de bevolking in het algemeen te doen naleven ?
Antwoord : Het geachte lid Crispin Beltran, vice-voorzitter van de Bayan Muna partij, werd inderdaad onder arrest geplaatst op 25 februari 2006, de dag na de afkondiging van de noodtoestand door presidente Macapagal Arroyo, die uiteindelijk op 3 maart 2006 is opgeheven.
Volgens een bericht op 31 augustus van de Belgische ambassade te Manila is de 71-jarige volksvertegenwoordiger nog steeds niet vrijgelaten. Hij bevindt zich op dit moment in het « Philippine Heart Center » in Quezon City, onder bewaking van de politie. De Interparlementaire Unie heeft laten weten dat zijn gezondheidstoestand tijdens zijn gevangenschap is verslechterd en dat hij zich thans in het hospitaal van de lokale gevangenis zou bevinden.
Betrokkene is beschuldigd van rebellie samen met ex-senator Gregorio Honasan.
Ik zal deze aangelegenheid ter sprake brengen tijdens het onderhoud dat premier Verhofstadt en ikzelf op 11 september 2006 zullen hebben met presidente Arroyo tijdens haar komend bezoek aan Brussel.