(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
De veiligheid van de burgers moet gewaarborgd worden. De federale en de Vlaamse overheid hebben elk eigen normen voor de brandveiligheid en de brandpreventie.
De burgemeester is verantwoordelijk voor het initiatief tot controle en de afgifte van brandveiligheidsattesten voor logiesverstrekkende bedrijven en jeugdhuizen die gelegen zijn in zijn gemeente. De attesten worden afgegeven nadat de plaatselijke brandweer positief advies heeft gegeven.
Brandpreventie valt onder de bevoegdheid van verschillende overheden. Dit heeft tot gevolg dat diverse, tegenstrijdige bepalingen van toepassing zijn, wat problemen geeft bij de uitvoering. Voor de brandveiligheidsnormen van de logiesverstrekkende bedrijven bestaan er twee basisteksten. Het koninklijk besluit van 7 juli 1994 stelt de basisnormen voor preventie van brand en ontploffing vast waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. Daarnaast vormen het decreet van 20 maart 1984 houdende het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven en het uitvoeringsbesluit van 27 januari 1988 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan de logiesverstrekkende bedrijven moeten voldoen een tweede rechtsbron. Voor de toepassing van dit besluit is een technische commissie brandveiligheid verantwoordelijk. Het voornaamste probleem doet zich voor wanneer de commissie afwijkingen op de normen van het Vlaams besluit van 1988 toestaat, die soms strijdig zijn met de basisnormen van het koninklijk besluit van 1994. In de praktijk leidt dit ertoe dat een bedrijf volgens de Vlaamse overheid in orde kan zijn met de brandveiligheidsnormen, terwijl de burgemeester geen attest kan geven omdat het bedrijf de basisnormen niet haalt. De burgemeester kan persoonlijk aansprakelijk gesteld worden als het toezicht op de brandveiligheid in gebouwen onvoldoende, onzorgvuldig of foutief is verricht.
De brandveiligheid van veel jeugdhuizen laat te wensen over. De Vlaamse noch de federale overheid heeft hiervoor een wettelijke basis bepaald. Vele gemeenten maken daarom reglementen op eigen initiatief om de brandveiligheidsnormen van de jeugdhuizen te regelen.
Ik wil graag volgende vragen stellen aan de geachte minister :
1. Welke wetgeving primeert bij de normen voor de brandveiligheid en de brandpreventie : de federale of de Vlaamse ?
2. Is er al initiatief genomen tot overleg tussen de verschillende overheden (federaal, Vlaams, gemeente) over een uniforme regelgeving in zake brandveiligheid en -preventie ?
3. De burgemeester is aansprakelijk voor de brandveiligheid, maar er zijn geen eensluidende wettelijke instrumenten voorhanden. Wie is aansprakelijk bij een zware brand in een logiesverstrekkend bedrijf of jeugdhuis ?
4. De jeugdhuizen scoren slecht als het op brandveiligheid aankomt. Komt er een regelgeving die geldt voor alle jeugdhuizen ? Zo, ja, welke overheid legt dan de normen vast ?
Antwoord : 1. In ons land primeert de federale wetgeving niet op die van de gewesten of gemeenschappen. De federale en gewestelijke of gemeenschapsnormen hebben wel een verschillend toepassingsgebied.
Het Arbitragehof heeft in een aantal arresten gesteld dat het beleid met betrekking tot de brandveiligheid ingevolge de regionalisering geen zuiver nationale aangelegenheid is gebleven. De nationale overheid is bevoegd om basisnormen uit te vaardigen, dat wil zeggen normen die gemeen zijn aan een categorie van constructies zonder dat daarbij in acht wordt genomen welke de bestemming ervan is. De gewesten en gemeenschappen zijn bevoegd tot het regelen van de specifieke veiligheidsaspecten, met name door de nationale basisnormen aan te passen en aan te vullen, zonder die aan te tasten.
2. Het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de samenstelling en de werkwijze van de Hoge Raad voor beveiliging tegen branden ontploffing maakt het voor de afgevaardigden van de gemeenschappen en gewesten mogelijk om in de Hoge Raad te zetelen. De Hoge Raad heeft tot taak alle maatregelen inzake beveiliging tegen brand en ontploffing voor te stellen en advies te geven over ieder ontwerp-besluit betreffende de preventie van branden en ontploffingen.
3. In principe is de persoon die de brand veroorzaakt heeft in een logiesverstrekkend bedrijf of jeugdhuis aansprakelijk voor de brand. Daarnaast kan de gemeente aansprakelijk gesteld worden indien de burgemeester zijn taak tot het verzekeren van de veiligheid in zijn gemeente onvoldoende heeft volbracht. Voor het instellen van dergelijke aansprakelijkheidsvordering zou men zich kunnen baseren op artikel 5 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en op artikel 22 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 aangaande de organisatie van de brandweer.
4. De gemeenschappen zijn bevoegd om specifieke brandvoorkomingsnormen uit te vaardigen voor jeugdhuizen.