3-194

3-194

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 14 DÉCEMBRE 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Annemie Van de Casteele au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «les Commissions médicales provinciales» (nº 3-1991)

M. le président. - M. Hervé Jamar, secrétaire d'État à la Modernisation des finances et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances, répondra.

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Onlangs is er wat heisa geweest omdat de voorzitters van de Provinciale Geneeskundige Commissies de minister een brief hebben gestuurd over hun werking, die vooral wordt gehypothekeerd door het feit dat benoemingen bij de commissies en de commissies van beroep al maanden aanslepen. Dat dit een probleem is, hebben we ongeveer een jaar geleden al kunnen vaststellen toen een geschrapte arts, verdacht van seksueel misbruik, vrijuit ging omdat de beroepscommissie niet rechtsgeldig was samengesteld.

De Provinciale Geneeskundige Commissies bestaan al heel lang. Ze werden al onder het Hollandse bewind opgericht, om toe te zien op alle aspecten van de volksgezondheid. Nog steeds is hun hoofdopdracht de kwaliteit van de medische praktijk te beschermen, onwettige uitoefening van de geneeskunde op te sporen en tegen te gaan, maatregelen op te leggen als er besmettelijke ziekten uitbreken, toe te zien op de organisatie van de wachtdiensten en de continuïteit van de zorgverstrekking.

In het verleden is enkele keren gediscussieerd over de werking van de Provinciale Geneeskundige Commissies, omdat er intussen heel wat andere organen zijn opgericht die een deel van hun taken hebben overgenomen. In de vorige legislatuur heeft de voorganger van minister Demotte, minister Vandenbroucke, zelfs nagedacht over de afschaffing ervan, maar eigenlijk heeft het Parlement daarover nooit een debat gevoerd. We hadden de intentie om dat wel eens te doen met de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, omdat de Provinciale Geneeskundige Commissies voor de meeste van onze leden totale onbekenden zijn, terwijl ze toch nog een zekere macht hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld de erkenning van zorgverleners intrekken of hen beperkingen opleggen. Daarbij wordt wel een beroep gedaan op de Ordes en precies met de discussie over de hervorming van de ordes zijn we op het bestaan van die Provinciale Geneeskundige Commissies gestoten en op een gedeeltelijke overlapping van de taken. Ook de Ordes kunnen in het kader van hun tuchtrecht zorgverleners schorsen of beperkingen opleggen.

Het is dan ook nuttig te weten wat de minister met de Provinciale Geneeskundige Commissies van plan is. Dat ze zo'n beetje worden verwaarloosd lijkt erop te wijzen dat ze niet zijn eerste prioriteit zijn.

Daarom heb ik volgende vragen.

Zal de minister ervoor zorgen dat de aanslepende benoemingsproblemen voor de Provinciale Geneeskundige Commissies en de commissies van beroep worden opgelost?

Hebben de Provinciale Geneeskundige Commissies vandaag nog een reden van bestaan?

Zo ja, is er geen nood aan een modernisering van die instelling, zodat overlapping met opdrachten van andere instellingen en organen zoveel mogelijk wordt vermeden?

De heer Hervé Jamar, staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën. - Ik lees het antwoord van de minister. Er werd absolute prioriteit verleend aan de vernieuwing van de bijzondere samenstelling van de commissie met betrekking tot de voorzitter en de vice-voorzitter, en ook aan de garantie dat elke commissie over een gezondheidsinspecteur beschikt, die ook de functie van secretaris vervult. Die bijzondere samenstelling is essentieel om de klachten en navragen te kunnen beheren, alsook om de kamers van beroep de mogelijkheid te geven hun werk te doen.

De nieuwe voorzitters en vice-voorzitters werden benoemd tijdens het eerste semester van 2006 en werden door de administratie erkend om in functie te treden op 31 mei 2006.

Wat het personeel van de administratie betreft, zijnde de federale gezondheidsinspecteurs, werd er een bijzondere inspanning geleverd. Op 1 januari 2007 zal de tiende federale gezondheidsinspecteur in dienst treden voor de provincie Antwerpen, om aldus het personeelskader te vervolledigen.

Wat de vernieuwing van de leden betreft, heeft de administratie op het einde van de zomer alle kandidaturen ontvangen. Op mijn verzoek verbindt mijn administratie zich ertoe de benoemingen vóór januari 2007 te publiceren.

Op vlak van de werking wordt momenteel aan een vademecum gewerkt, dat tegen het tweede semester van 2007 klaar zou moeten zijn.

Met betrekking tot de tweede en derde vraag meen ik dat het eventuele herdefiniëren van de taken van de Provinciale Geneeskundige Commissies niet geïsoleerd kan worden gezien. Ik meen echter dat de taken van de commissies best gedecentraliseerd worden.

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Bij het begin van het antwoord meende ik dat er geen probleem was omdat absolute prioriteit werd verleend aan de samenstelling van de commissies. Uit het verdere antwoord blijkt dat er toch dossiers blijven aanslepen, want de minister zegt dat benoemingen vóór januari 2007 gepubliceerd zullen worden. Dat is wel hoopgevend.

Het antwoord op het tweede deel van mijn vraag is summier. De minister meent dat het herdefiniëren van de taken niet op zich staat. Dat was precies mijn opmerking. Er zijn een deel overlappingen die eventueel motiveren dat een deel van de taken door andere organen kunnen worden overgenomen.

Op een bepaald moment werd gesteld dat een deel van de informatie beter centraal zou worden beheerd. Nu antwoordt de minister dat de commissies taken hebben die best gedecentraliseerd worden georganiseerd. Geldt dat voor alle taken?

Het is echt tijd dat de discussie ten gronde wordt gevoerd en dat duidelijk wordt welke taken provinciaal moeten gebeuren en welke taken de administratie kan overnemen, eventueel elektronisch.

Op voorstel van staatssecretaris Van Quickenborne zou wat nu via de Provinciale Geneeskundige Commissies en nadien via de ordes moet voor een medisch beroep een erkenning krijgt, in één beweging door de FOD Volksgezondheid kunnen worden georganiseerd. Er kan dus heel wat verschuiven.

We zullen in de commissie samen met de minister moeten nagaan op welke manier die instelling nog moet blijven bestaan of kan worden gemoderniseerd.