3-188

3-188

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 16 NOVEMBRE 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Projet de loi portant dispositions diverses en matière de santé (Doc. 3-1812) (Procédure d'évocation)

Projet de loi portant création de chambres de première instance et de chambres de recours auprès du service d'évaluation et de contrôle médicaux de l'INAMI (Doc. 3-1813)

Discussion générale

Mme la présidente. - Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment)

Mme Zrihen se réfère à son rapport écrit.

De heer Wouter Beke (CD&V), corapporteur. - Ik verwijs eveneens naar het schriftelijk verslag.

In de eerste jaren van mijn beroepsleven heb ik aan de KUL studenten in de politieke en sociale wetenschappen les gegeven over besluitvorming. Ik legde hen uit op welke wijze de besluitvorming normaal tot stand komt. Eerst is er de maatschappelijke behoefte, gevolgd door het overleg. Vervolgens tracht men het punt op de politieke agenda te plaatsen en gaat men na of wetgevende maatregelen nodig zijn. Nadat de uitvoeringsbesluiten zijn getroffen, wordt nagegaan of de wet het gestelde maatschappelijke probleem al dan niet heeft opgelost.

In het voorliggende wetsontwerp zien we een omkering van dit besluitvormingsproces op verschillende punten. We moeten een wetsontwerp goedkeuren waarover geen overleg werd gepleegd met de sector of de gemeenschappen.

In de zomer werd ons door verschillende organisaties gevraagd het hoofdstuk over de vroedvrouwen nog eens nader te onderzoeken. Zij betreurden het gebrek aan overleg. Ik heb het meer in het bijzonder over de uitbreiding van de bevoegdheden die de minister met dit wetsontwerp aan de vroedvrouwen en -mannen wil toekennen. Zij zullen geneesmiddelen kunnen voorschrijven, functionele echografieën kunnen uitvoeren en bekkenbodemre-educatie mogen toepassen.

Wij vinden dat over deze bijzonder verregaande bepalingen toch wat meer overleg met de sector en de gemeenschappen had mogen plaatsvinden. De minister en zijn vertegenwoordigers hebben in de commissie toegegeven dat dit overleg niet heeft plaatsgevonden.

In de bepalingen van het voorliggende ontwerp die betrekking hebben op opleiding, wordt overleg gevraagd met de gemeenschappen. Dat overleg vond nog niet plaats. Wellicht zullen we dus een aantal zinledige artikelen goedkeuren.

Evenmin was er overleg met de kinesitherapeuten over de bekkenbodemre-educatie die ook door vroedvrouwen zal mogen worden toegepast. De vertegenwoordiger van de minister heeft verklaard dat overleg zal worden gepleegd voordat de uitvoeringsbesluiten worden genomen.

Dat kan, maar normaal gezien wordt eerst overleg gepleegd en wordt pas nadien een wetgevend initiatief genomen. Hier gebeurt het tegenovergestelde.

Een ander punt betreft de rol van de huisarts wanneer de bevoegdheden van de vroedvrouwen worden uitgebreid. Zo mogen huisartsen, die een studie van negen jaar achter de rug hebben, geen functionele echografie uitvoeren. Vroedvrouwen mogen dat wel doen.

Niet alleen in de Senaat, maar ook in de Kamer zijn heel wat stemmen opgegaan om de rol van de huisartsen uit te breiden. Dat geldt zeker voor de bevallingen. Nog niet zo heel lang geleden werden de meeste kinderen door de huisarts op de wereld gezet. Vandaag gebeurt dat slechts bij uitzondering. Waarom?

De minister heeft reeds heel wat maatregelen genomen om de rol van de huisarts in de eerstelijnsgezondheidszorg te vergroten. Ook op het vlak van de bevallingen zou dat mogelijk zijn, maar jammer genoeg is dat nog niet gebeurd. Om die reden vragen we dat dit hoofdstuk uit het wetsontwerp wordt gelicht en in een afzonderlijk wetsvoorstel of wetsontwerp wordt behandeld. Zo kan enerzijds het draagvlak worden vergroot en wordt anderzijds meer tegemoet gekomen aan de bestaande maatschappelijke noden.

Samen met heel wat andere actoren van het gezondheidsbeleid hebben we heel wat vragen over de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Ik verwijs in dat verband naar Hoofdstuk III met betrekking tot de wijzigingen van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong. Tot nog toe konden die persoonsgegevens enkel worden verwerkt door personen die over medische bekwaamheid beschikken en bijgevolg door het beroepsgeheim zijn gebonden. Met de voorgestelde uitbreiding vervalt die vereiste.

Hetzelfde probleem rijst bij Hoofdstuk VI met betrekking tot het kankerregister. De personeelsleden die in de Stichting tewerkgesteld zijn hebben onbeperkt toegang tot de persoonsgegevens van het kankerregister. Kan dat niet tot misbruiken met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer leiden?

De minister wil de opleiding van de vroedvrouwen onder handen nemen. Hij komt hierbij op het terrein van de gemeenschappen en overleg is dan ook nodig. Werd al met de gemeenschappen overleg gepleegd? Zo ja, wat zijn de resultaten? Het zou handig zijn dat vóór de stemming te weten.

In het voorliggende wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende gezondheid worden enkele praktische zaken geregeld. Het ontwerp heeft echter ook budgettaire gevolgen.

In het tweede gedeelte van mijn bespreking wil ik, naar aanleiding van wellicht het laatste grote wapenfeit van de minister in deze legislatuur, even terugblikken.

De ziekteverzekering kost ons 19,3 miljard euro. Met dit bedrag blijft de minister met ongeveer 300 miljoen euro binnen de vooropgestelde groeinormen, namelijk 4,5% plus inflatie. Dit lijkt allicht geen grote som, maar de minister van Begroting heeft al herhaaldelijk gepleit voor het uitdrukken van dergelijke bedragen in Belgische frank: 300 miljoen euro is 12 miljard Belgische frank en de 19 miljard euro die we in 2007 in de ziekteverzekering zullen pompen vertegenwoordigt 780 miljard Belgische frank.

Volgens het rapport van de vergrijzingscommissie zal de vooropgestelde groeidoelstelling van 4,5% en inflatie op lange termijn niet kunnen worden gehandhaafd. Tussen 1994 en 1999 bedroeg de groeinorm 1,5%, tussen 2000 en 2003 bedroeg die 2,5% en de voorbije jaren reeds 4,5%. Volgens de vergrijzingscommissie moet vanaf 2008 een groeinorm van 3,2% worden gehanteerd, wat betekent dat in 2007 werk zal moeten worden gemaakt van een grondige herziening van de financiering van onze ziekteverzekering en van de organisatie van onze gezondheidszorg.

Op tal van vlakken stellen we trouwens al een sluipende privatisering vast. Denk maar aan de hospitalisatie- en pensioenverzekeringen die alsmaar meer mensen om financiële redenen aangaan.

Dit maatschappelijk belangrijke debat werd nog niet gevoerd, wat ik betreur. Het is nochtans onafwendbaar, gelet op de toenemende vergrijzing.

De handelswijze van de minister bracht me herhaaldelijk het beeld voor ogen van iemand die plaatsneemt op een waterbed. Wie aan de ene kant plaatsneemt, doet het bed aan de andere kant oprijzen. De minister probeert een ontsporing doelgericht weg te werken en vergeet de gevolgen daarvan op andere terreinen.

Dat dit nadelen heeft, hebben we de voorbije jaren gemerkt. Er is veel te veel gewerkt met eenmalige maatregelen om bepaalde aspecten en deelgebieden van het budget onder controle te houden, zonder dat het hele plaatje in het oog werd gehouden. Dat laatste moeten we de komende jaren dan ook op een meer structurele manier doen. Willen we dat waarmaken, dan moeten we een keuzedebat voeren. Wat willen we wel en niet in onze gezondheidszorg?

M. Rudy Demotte, ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. - Je propose à M. Beke de s'en référer au ministre-président de la Région flamande, qui a déclaré voici quinze jours, lors d'une conférence publique organisée à Tournai, que j'avais vraisemblablement été le meilleur ministre de la Santé depuis quinze ans. Il faudrait qu'ils se mettent d'accord...

De heer Wouter Beke (CD&V). - Interessante suggestie.

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Is de minister niet een beetje te jong om de beste te kunnen zijn?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Het zijn de woorden van minister Leterme. De minister van Volksgezondheid is nederiger dan u denkt.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Het siert de minister dat hij gezaghebbende bronnen citeert om zijn betoog te schragen!

Met mijn betoog viseer ik de minister niet persoonlijk. Ik probeer gewoon vooruit te kijken. Mijns inziens kunnen we de komende jaren niet om een keuzedebat heen. Ik heb daarnet het voorbeeld van de hospitalisatieverzekering gegeven. Ik kan ook verwijzen naar de pensioenverzekering. Dat behoort niet tot het domein van de minister, maar zit wel in dezelfde sfeer. Vandaag worden heel veel keuzes impliciet gemaakt en het zou goed zijn ze ook te expliciteren. Is men bang voor het debat? Ik weet het niet. Ik lees in de krant dat ideologieën opnieuw in zijn. Misschien is dit wel het ogenblik om het debat niet in het ijle te voeren, maar ideologisch duidelijk te kleuren en dan de keuze aan de mensen over te laten.

In de voorbije jaren zijn nogal veel eenzijdige en eenmalige maatregelen genomen om specifieke problemen in een deelsector op te lossen zonder de hele problematiek in het oog te houden. Zo heeft de minister in de sector van de geneesmiddelen vooral een prijzenpolitiek gevoerd. Die heeft haar vruchten afgeworpen. Ik zal het tegendeel niet beweren, maar de vraag is echter of we niet ook een volumepolitiek moeten voeren. Een minister van Volksgezondheid moet natuurlijk bekommerd zijn om het budget en de betaalbaarheid van de gezondheidszorg, maar moet ook bezorgd zijn over de hoeveelheid, de te grote hoeveelheid geneesmiddelen die in verschillende sectoren worden geconsumeerd. Ik kan een hele lijst geneesmiddelen geven waarvoor België internationaal gezien qua consumptie ver uitschiet boven de buurlanden. Het lijkt me legitiem ons af te vragen hoe dat komt en aan de oorzaken ook iets te doen. Dat soort debat lijkt me meer dan nodig. Op een bepaald ogenblik zal ook het volume moeten worden aangepast, willen we de uitgaven onder controle houden.

Ik kijk dan ook uit naar het boeiende debat dat we daarover met de minister in het parlement zullen moeten voeren.

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Het is lang geleden dat we eindelijk eens met de minister zelf van gedachten kunnen wisselen, al moet ik zeggen dat zijn medewerkers hem in de commissie goed vertegenwoordigen.

Het voorliggende wetsontwerp werd door de Senaat geëvoceerd, maar niet fundamenteel gewijzigd, wat collega Beke in de medische pers heeft betreurd. Volgens hem heeft de meerderheid niet durven amenderen. Zelf heb ik een aantal amendementen ingediend om op bepaalde punten een verduidelijking te krijgen, maar ik heb die amendementen ingetrokken omdat de uitleg volstond.

Ik ben dan ook van oordeel dat voorliggende tekst een aantal verbeteringen waarborgt voor onze gezondheidszorg in de toekomst. In de commissie werden heel wat punten uitgeklaard nadat de Kamer net voor het reces het ontwerp snel had afgehandeld. De kwaliteit van de tekst is er ook op vooruitgegaan. De Franstalige en de Nederlandstalige tekst stemmen nu beter overeen dank zij de uitstekende nota van onze dienst Wetsevaluatie die ik hiervoor wens te danken.

De uitbreiding van de bevoegdheden van de vroedvrouwen domineerde de bespreking. Na de inwerkingtreding van de wet zullen de vroedvrouwen immers geneesmiddelen kunnen voorschrijven, echografieën kunnen nemen en misschien ook bekkenbodemre-educatie kunnen geven, zij het onder al dan niet strikte voorwaarden. Het voorschrijven van geneesmiddelen blijft terecht beperkt tot maximum drie maanden na de bevalling, en voor een beperkt aantal geneesmiddelen waarover nog zal worden overlegd met Koninklijke Academie voor Geneeskunde en de Vereniging van de Vroedvrouwen. De artsen kunnen dus mee beslissen. Ook over het nemen van echografieën werd fel gediscussieerd. Vroedvrouwen zullen enkel functionele echografieën mogen nemen. Dat zal trouwens wellicht slechts mogelijk zijn in ziekenhuizen of in het kader van multidisciplinaire samenwerkingsinitiatieven. Het meest omstreden onderwerp blijft de mogelijkheid om bekkenbodemre-educatie uit te voeren. Zo waren er veel vragen over het nut om kort na een bevalling zo'n reeducatie te doen en over de opleidingsvereisten. Kinesitherapeuten moeten een bijzondere opleiding volgen voor die prestatie. Het gaat niet op om die zo maar over te dragen aan vroedvrouwen. De vertegenwoordiger van de minister heeft in de commissie trouwens overleg beloofd met de vertegenwoordigers van de kinesitherapeuten en de vereniging voor functionele revalidatie BAPRA. We zijn intussen drie weken verder, ik zou graag van de minister vernemen hoever het daarmee staat.

Binnen de beroepsgroep van de vroedvrouwen was er aanvankelijk wat weerstand en vrees voor de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid die met de bevoegdheidsuitbreiding gepaard gaat. We gaan ervan uit dat intussen ook iedereen op dezelfde golflengte zit.

In het boek Meneer doktoor staat dat vijftig jaar geleden bevallingen hoofdzakelijk een zaak waren voor vroedvrouwen. Artsen traden alleen op in noodsituaties. Misschien hebben we in de voorbije jaren de bevalling iets te veel gemedicaliseerd. Maar dat betekent niet dat we moet overdrijven in de andere richting, want in risicogevallen lijkt het me echt verantwoord een bevalling door een arts of door een gynaecoloog te laten begeleiden.

Ook inzake implantaten bevat het ontwerp verschillende verbeteringen. Er komt een verplichte notificatie en voor de terugbetaling komt er een Commissie Tegemoetkoming Implantaten (CTI) naast de Commissie voor de Terugbetaling van de Geneesmiddelen (CTG). De CTI zal voor de toekenning van een terugbetaling, met dezelfde termijnen werken als de CTG, met die nuance dat, als de CTI over een dossier binnen de gestelde termijn geen positief of negatief antwoord uitwerkt, het dossier automatisch wordt afgewezen. Op een vraag van mij hierover antwoordde de minister dat hij de werking van de CTI in de eerste jaren zeker niet wil laten blokkeren. Dat gevaar is reëel, gezien het grote aantal referenties dat voor terugbetaling in aanmerking komt.

Volgens mij is het nodig om de werking van de CTI na een jaar te evalueren en dan ook na te gaan of er problemen zijn en of de termijnen eventueel kunnen worden ingekort.

Alles staat of valt uiteraard met de vraag of de CTI voldoende competent personeel krijgt om al de dossiers op te volgen.

Als ik het goed begrijp, valt de CTI onder de FOD Volksgezondheid en niet onder de vleugels van het Geneesmiddelenagentschap. In andere landen vallen de CTI en de CTG onder dezelfde koepel, zodat hun werking beter op elkaar kan worden afgestemd. Implantaten worden steeds meer met geneesmiddelen gecombineerd. Zo kreeg onze eerste minister een speciale stent. De vraag is welk comité de terugbetaling van dergelijke gecombineerde behandelingen moet regelen. Lopen we niet achter op de snelle evolutie in deze sector?

Ook de bepalingen inzake supplementen hebben heel wat deining veroorzaakt, vooral op het moment dat de Kamer deze kwestie behandelde. De VLD-fractie verheugt zich dat ouders bij hun kinderen kunnen blijven zonder dat ze daarvoor extra moeten betalen en dat de pediaters, die nu in veel ziekenhuizen tot de slechtst betaalde specialisten behoren, een opwaardering krijgen. Veel ziekenhuizen kennen nu al een tekort aan pediaters. De VLD-fractie is dan ook blij met de afspraken die voor hen zijn gemaakt.

De gezondheidswet bevat ook een belangrijk hoofdstuk over het kankerregister. Om een goed gezondheidsbeleid te kunnen voeren, is het nuttig en nodig om zeer veel gegevens te verzamelen. Daarom is het een goede zaak dat er bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een sectoraal comité voor gezondheidsgegevens komt. Meer en meer zal de bescherming van de privacy immers botsen op wat men allemaal van een patiënt via alle mogelijke kanalen aan gegevens verzamelt.

De responsabilisering van de geneesheren is eveneens een belangrijk aspect van het ontwerp. Ik heb de recente heisa over geneeskundige controles aangegrepen om te argumenteren dat het goed zou zijn dat er een grotere transparantie en rechtszekerheid komt bij de artsen en zorgverstrekkers die moeten worden gecontroleerd, net zoals er voor de controleurs een deontologische code moet komen. Men heeft me in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden verzekerd dat ervoor gezorgd wordt dat er een interne code wordt opgelegd.

Als we de directeur-generaal van de dienst Geneeskundige Controle mogen geloven zal deze wet een voorbeeldfunctie hebben in Europa.

Het was inderdaad nodig om terug te keren naar een tweekamersysteem. Dat gebeurt met dit ontwerp. Toch durf ik vragen te stellen bij de onafhankelijkheid van sommige rechters als het over ziekenfondsen gaat. We hebben al vaak opgemerkt dat ziekenfondsen in veel gevallen rechter en partij kunnen zijn. Zal de controle op een objectieve manier gebeuren indien het bijvoorbeeld een arts betreft die in een instelling van een mutualiteit werkt?

Ook inzake de rechten van de patiënt bevat het ontwerp verbeteringen, onder meer voor de rechten ten opzichte van ziekenhuizen en de inschakeling van een vertrouwenspersoon. Sommige leden van de commissie hebben wel opgemerkt dat er nog andere aanpassingen aan de wet op de rechten van de patiënt nodig zijn. Ik heb zelf een wetsvoorstel ingediend om de onafhankelijkheid van de ombudspersonen beter te garanderen door in een financiering door het federale niveau te voorzien en door een aantal wettelijke onverenigbaarheden op te leggen. Een aantal euvels in verband met de werking van de ombudsfunctie kunnen aldus in de toekomst worden vermeden.

De VLD zal dit wetsontwerp dat belangrijke aanpassingen bevat, steunen.

M. Rudy Demotte, ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. - Je ne reprendrai pas la discussion générale ; chacun connaît la portée de cette loi qui a été suffisamment discutée depuis de nombreux mois.

D'abord, je tiens à contester fermement la vision exprimée tout à l'heure par le membre du CD&V. Peut-être a-t-il été sourd durant plusieurs mois, pour méconnaître les réformes de structure qui ont été mises en oeuvre. Je ne pense pas qu'à l'approche de l'hiver, l'hibernation soit une bonne technique ni sur le plan intellectuel ni sur le plan physique.

Les réformes ne se limitent pas à des opérations one shot. L'actualité révèle chaque jour un certain nombre de choix difficiles opérés en matière de santé publique et généralement de sécurité sociale. Je ne peux accepter des propos aussi caricaturaux prononcés par un membre d'une assemblée. À titre personnel, je les trouve totalement injustes. Il suffit de lire un certain nombre de commentaires dans la presse pour se rendre compte à quel point de tels propos sont excessifs. Je pense même que je perds mon temps à y répondre.

J'en viens aux éléments de fond qui me préoccupent davantage. La situation imposait de casser une tendance d'évolution des dépenses, ce qui était très difficile en raison de l'hypocrisie contenue dans la loi. En effet, les dépenses consenties en matière de soins de santé et inscrites dans des normes étaient systématiquement transgressées.

Les mesures d'économie ont toujours un impact structurel. L'inflexion nécessaire a bien eu lieu. Nous avons effectivement pu diviser la croissance par deux - si l'on regarde la tendance des dernières années - tout en respectant trois principes fondamentaux : l'accessibilité aux soins pour la population, le maintien de la qualité des soins et la durabilité du système, le but que nous avons tenté de défendre ensemble.

J'en viens aux questions précises.

La concertation avec les différents corps professionnels se poursuit. Ainsi, avec les accoucheuses, nous avons pris un certain nombre de contacts. Nous attendons encore des éléments du Conseil des accoucheuses qui vont être soumis aux kinésithérapeutes sur les questions de rééducation post-partum. Nous avons aussi, avec les communautés, des concertations sur la durée des études mais elles n'ont pas encore abouti. J'ajoute que tant que nous n'aurons pas pu avoir une concertation finale avec les kinésithérapeutes, nous ne pourrons pas mettre en oeuvre un arrêté royal d'exécution.

Je me tiens à la disposition de l'assemblée pour répondre à d'autres questions éventuelles.

-La discussion générale est close.