3-187 | 3-187 |
De voorzitter. - mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven, antwoordt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De Europese Unie (EU) heeft een bevoegdheid inzake ontwikkelingssamenwerking gegrondvest in de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. In de tweede jaarhelft van 2006 is Finland voorzitter van de Europese Raad.
Van de minister had ik graag vernomen welke punten inzake ontwikkelingssamenwerking en de EU-ACP-samenwerking het Finse voorzitterschap op de agenda plaatst. Welke standpunt neemt België in met betrekking tot die agendapunten? Welke agendapunten inzake ontwikkelingsamenwerking heeft België voorgesteld?
Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - De agenda van het Finse EU-voorzitterschap sluit inderdaad aan bij de verbintenissen die onder het Oostenrijks voorzitterschap werden aangegaan. Het jaar 2006 is het jaar van de tenuitvoerlegging van deze verbintenissen.
De grote prioriteiten van het Finse voorzitterschap zijn:
Straks worden de European Development Days gehouden onder leiding van de Commissie, om uitdrukking te geven aan de gemeenschappelijke waarden die de Commissie en de lidstaten delen op het domein van ontwikkelingssamenwerking.
Het standpunt van België over deze agendapunten is het volgende. De Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 16 oktober 2006 heeft met betrekking tot Aid for Trade raadsconclusies aangenomen. Deze beogen de implementatie van de aanbevelingen van de Task Force van de WHO over de technische bijstand en de versterking van de handelscapaciteiten van ontwikkelingslanden onafhankelijk van de mogelijke vooruitgang in de Dohaonderhandelingscyclus. De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld twee miljard euro te besteden aan Aid for Trade in 2010. Europa draagt veruit het meeste bij aan technische bijstand op het gebied van handel, met meer dan 50% van de totale technische bijstand aan de ontwikkelingslanden. België moet zich niet schamen daar wij in 2004 47 miljoen euro en in 2005 49 miljoen euro besteedden aan Aid for Trade, hetzij 4% van ons totale budget voor ontwikkelingssamenwerking, dus al 2% meer dan de doelstellingen van de Europese Unie voor 2010. Tijdens het debat in de RAZEB van 16 oktober heb ik gepleit voor een Europese audit van de verschillende vormen van technische bijstand met het oog op meer complementariteit in onze gemeenschappelijke tussenkomst en het behoud en de verbetering van de doeltreffendheid van onze hulp. Het Finse voorzitterschap heeft eveneens het debat voortgezet over de Europese Partnerschapsakkoorden (EPA) met de nadruk op de noodzaak om de ontwikkelingsluiken van deze nieuwe instrumenten te versterken en met de vraag naar een grotere transparantie vanwege de Commissie in haar onderhandelingen met de ACS-landen en -regio's. België neemt actief deel aan de regional preparatory task forces die deze onderhandelingen ondersteunen.
Met betrekking tot de doeltreffendheid van de ontwikkelingssamenwerking en de complementariteit heeft het Finse voorzitterschap, samen met het toekomstige Duitse voorzitterschap, een aanpak voorzien in twee fases om de overgang te verwezenlijken van de politieke verbintenissen aangenomen tijdens het Britse en het Oostenrijkse voorzitterschap naar een taakverdeling op het terrein. De RAZEB heeft dus conclusies aangenomen op basis van een gezamenlijk issuepaper van het voorzitterschap en de Commissie, dat meer concrete engagementen definieert inzake in-country en cross-country-taakverdeling en inzake concentratie op specifieke sectoren en gebieden. Deze nieuwe engagementen zullen in de toekomst leiden tot een concrete taakverdeling tussen de Commissie en de lidstaten. Voor bepaalde ontwikkelingslanden en sectoren zullen Europese lead donors worden aangeduid en er moeten beslissingen worden genomen om zich uit bepaalde sectoren of landen terug te trekken. Op basis van deze conclusies van de Raad zal het Duitse voorzitterschap het oriëntatiedebat verder leiden zodat wij voor de RAZEB van mei 2007 raadsconslusies zullen aannemen met beslissingen. Deze conclusies zullen worden voorafgegaan door een debat over een mededeling van de commissie.
In de aanloop naar de RAZEB van oktober en tijdens de gesprekken in Luxemburg hebben wij het standpunt van de Commissie gesteund en gepleit voor een verdere Europeanisering van de ontwikkelingssamenwerking. Meer complementariteit tussen de Europese lidstaten en de Commissie mag niet beletten dat de ontwikkelingslanden het ownership van hun eigen ontwikkeling behouden. De nadruk werd ook gelegd op fragiele en transitiestaten en op het feit dat deze taakverdeling het ontstaan moet beletten van donor darlings en donor orphans.
De implementatie van de EU-Afrikastrategie is een belangrijke prioriteit van het Finse voorzitterschap. Deze strategie werd besproken in de verschillende instanties van de Raad onder de leiding van de Afrikawerkgroep, maar met inbreng van de filière van de ontwikkelingssamenwerking.
In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van december 2005 hebben commissaris Louis Michel en de Hoge Vertegenwoordiger Javier Solana een vooruitgangsrapport voorgesteld over de tenuitvoerlegging van de strategie. De vooruitgang in de uitvoering van de strategie wordt gemeten via een Joint Implementation Matrix die geregeld wordt bijgewerkt en die voor de Commissie en per lidstaat de inspanningen op continentaal en regionaal vlak verzamelt betreffende vrede en veiligheid, handel en regionale integratie en ontwikkelingssamenwerking.
Voorts heeft de RAZEB conclusies aangenomen betreffende een geharmoniseerde EU-aanpak rond bestuur. Deze endosseren onder meer de aanpak waarbij de ACS-landen in het raam van het 10de EOF incentives zullen krijgen. Men zal hierbij niet alleen rekening houden met de actuele verwezenlijkingen van onze partnerlanden op het gebied van goed bestuur, maar ook met hun engagementen om de situatie in dat verband te verbeteren. De conclusies inzake goed bestuur zijn dynamisch opgesteld en vragen de Europese lidstaten en de Commissie om het begrip goed bestuur te agenderen in de onderhandelingen die de Europese Unie voert met andere grote landen zoals de VS, China of India. Het is de bedoeling dat de beginselen van goed bestuur ook in aanmerking worden genomen door deze landen wanneer zij met Afrikaanse en andere ACS-landen onderhandelen. Deze verwijzing werd op verzoek van België opgenomen.
De RAZEB heeft ook conclusies aangenomen omtrent infrastructuur in Afrika. De Commissie heeft haar gemeenschappelijk initiatief met de Europese Investeringsbank voorgesteld inzake de EU-Africa Infrastructure Trust Fund. Het Trust Fund, dat België financieel zal ondersteunen, zal fungeren als instrument van het Europees-Afrikaanse infrastructuurpartnerschap.
De programmatiecyclus van het 10e EOF moet model staan voor de relaties van de EU met Afrika en de klemtoon leggen op ownership, dialoog en doelmatigheid. Het is de ambitie om naast de gezamenlijke analyse, ook een gezamenlijke responsstrategie te ontwerpen voor de ACS-landen en dit in lijn met de Verklaring van Parijs en de Raadsconclusies van april 2006 over efficiënte hulp. In de programmatie van het 10de EOF ging speciale aandacht naar goed bestuur met toekenning van de incitatieve schijf. België steunt de speciale aandacht voor fragiele staten of staten in transitie waaronder de DRC.
De coherentie van het beleid staat ook op de agenda van het Finse voorzitterschap en later ook van het Duitse voorzitterschap.
Tijdens de RAZEB van oktober heb ik de nadruk gelegd op voorbeelden zoals Libanon en Afghanistan waar buitenlands beleid, vredeshandhaving en ontwikkelingssamenwerking beter moeten worden gecoördineerd. De aandacht werd eveneens gevestigd op de coherentie tussen ontwikkelingssamenwerking en handel.
De link tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking die tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap dankzij een Belgisch en een Beneluxinitiatief werd besproken, werd verder behandeld. Conclusies van de Euro-Afrikaanse ministeriële bijeenkomst van Rabat op 10 en 11 juli en van de EUHigh Level Dialogue on International Migration and Development op 14 en 15 september, werden besproken. Een volgende vergadering op Euro-Afrikaans ministerieel niveau is gepland in Tripoli deze maand. Tijdens het debat hebben wij vooral gesproken over de problemen gebonden aan de remittances, de financiële transfers, van de migranten en aan de brain drain. In 2007 zal België het follow-up forum van de High Level Dialogue organiseren.
De Europese Commissie zal eveneens, voor het einde van het Finse voorzitterschap of uiterlijk tijdens het Duitse voorzitterschap, nieuwe mededelingen voorbereiden over cultuur en ontwikkeling en over gender en ontwikkeling. Deze mededelingen moeten leiden tot raadsconclusies.
Het Finse voorzitterschap zal ook met de Commissie de eerste European Development Days van 13 tot 17 november organiseren. De eerste minister zal deze vergaderingen openen in aanwezigheid van talrijke Afrikaanse staats- en regeringsleiders. Voor de Europese Unie zal dat de gelegenheid bieden om de krachtlijnen van de Europese ontwikkelingssamenwerking uiteen te zetten.
Mijn collega De Gucht en ikzelf plannen in maart 2007 een internationale conferentie over goed bestuur.