Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-67

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen (Ambtenarenzaken)

Vraag nr. 3-4667 van de heer Beke d.d. 17 maart 2006 (N.) :
Diensten voor gezamenlijke aankopen. — Werking. — Beheersing van het overheidsbudget.

In 2002 werd het Federaal Aankoopbureau afgeschaft. De taken van dit bureau werden toegewezen aan een nieuwe dienst, namelijk de FOD — overschrijdende Raamcontracten (FOR) die werd bijgestaan door de dienst Aankoopbeleid — en Advies (ABA) en het Netwerkoverleg.

Voor het Rekenhof was deze hervorming de aanleiding om een audit uit te voeren naar het functioneren van de FOR. Het verslag hiervan werd midden 2005 vrijgegeven en mondde uit in een aantal algemene en specifieke opmerkingen en aanbevelingen.

Het Rekenhof stelde vast dat het Federaal Aankoopbureau nooit expliciet werd opgegeven en dat de werking en taakomschrijving van de nieuwe diensten — essentiële elementen volgens het Rekenhof — nergens reglementair werd vastgelegd. In zijn antwoord van 1 maart 2005 verklaarde de geachte minister de reglementaire teksten te zullen aanpassen.

Bovendien bracht het Rekenhof een nog grotere structurele tekortkoming aan het licht : aangezien FOR en ABA werden ondergebracht bij de FOD Personeel en Organisatie, nemen bij gezamenlijke aankopen de kosten voor de laatstgenoemde FOD steeds toe (onder meer stijgende personeelskosten), terwijl de baten moeten worden verdeeld met de diverse andere deelnemende overheidsdiensten. Volgens het Rekenhof moet een systematiek worden uitgewerkt om de schaalvoordelen in te schatten en een prestatiemeetsysteem worden opgebouwd om de economische voordelen van de bestaande raamcontracten en de gemiste economische voordelen bij het niet realiseren van potentieel rendabele contracten, zichtbaar te maken. Die gegevens kunnen vervolgens de basis vormen om de terugverdieneffecten in rekening te brengen bij beslissingen over de toekenning van middelen aan de FOD P&O. Aldus zou deze niet langer ontmoedigd worden maar aangemoedigd om actief op zoek te gaan naar rendabele raamcontracten waardoor finaal het overheidsbudget in het algemeen beter beheerst kan worden.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

1. Kan de geachte minister mij zeggen of de reglementaire aanpassingen ondertussen, één jaar later, werden doorgevoerd ? Zo niet, kan hij verduidelijken waarom dit zo lang op zich laat wachten ? Bestaat er binnen de regering eensgezindheid over de inhoudelijk keuzes die hiertoe verder vereist zijn ?

2. In zijn antwoord van 1 maart 2005 gaat hij niet in op de aanbeveling van het Rekenhof om het overheidsbudget finaal beter te beheersen. Kan hij zich akkoord verklaren met de redenering dat op dergelijke wijze een grotere aanmoediging zou bestaan om tot gezamenlijke aankopen over te gaan ? Zo niet, waarom niet ? Zo ja, behoort het tot zijn intentie om dit op te volgen ? Zo ja, om welke reden nam hij dit initiatief niet reeds toen het Rekenhof hem hierop attent maakte ? Zo niet, waarom niet ?

Antwoord : In antwoord op zijn vraag kan ik het geachte lid het volgende meedelen.

1. In het koninklijk besluit van 13 januari 2006, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 januari 2006, worden de opdrachten van FOR binnen de FOD Personeel en Organisatie op een meer precieze en expliciete manier vastgelegd.

Het wetsvoorstel houdende omzetting in het Belgisch recht van de nieuwe Europese richtlijnen inzake overheidsopdrachten, betreffende onder meer de aankoopcentrales, is neergelegd bij de Kamer. De specifieke bepalingen over de werking van een dergelijke centrale voor de federale Staat zullen worden genomen overeenkomstig de nieuwe wetsbepalingen. In die context kan ook het vroegere Federaal Aankoopbureau (FAB) mee officieel afgeschaft worden.

Voor het overige heeft FOR een deel van de activiteiten van het vroegere FAB, dat ook een entiteit van de FOD was, voortgezet.

2. Het Rekenhof heeft in zijn verslag adviezen en opmerkingen geformuleerd die mijn aandacht hebben genoten en waarvan de essentie gunstig is voor de dienst zoals die nu functioneert.

Aan het Hof wordt tegemoetgekomen, met name wat betreft het aspect van de evaluatie van doorgevoerde of mogelijke bezuinigingen door een beroep te doen op groepscontracten. Een dergelijke systematische evaluatie is niet voor alle domeinen mogelijk, maar vindt piaats waar dat enigszins mogelijk is.

In de praktijk wordt veel verwacht van de hervorming van de boekhouding van de Staat. Het resultaat van deze hervorming zou alle controle- en beheersdiensten een duidelijker zicht moeten geven op de uitgaven, op een analytische manier, en zou nauwkeuriger vergelijkingen mogelijk moeten maken.

Nu er nog geen dergelijk instrument is, zou men aanzienlijke middelen voor onderzoek moeten vrijmaken binnen de diensten om tot een direct bruikbaar resultaat te komen.

Zoals aangegeven deel ik grotendeels het standpunt van het Hof en bevestig ik de antwoorden die ik in maart 2005 heb gegeven, maar de instrumenten ter evaluatie van de bezuinigingen moeten progressief worden ingevoerd.

Momenteel biedt de FOD P&O de federale overheidsdiensten de mogelijkheid om een beroep te doen op groepscontracten voor de belangrijkste gemeenschappelijke behoeften.

De vestig uw aandacht op het feit dat de FOD's steeds de mogelijkheid hebben om zelf gezamenlijk bepaalde contracten af te sluiten om in hun gemeenschappelijke behoeften te voorzien, wat betekent dat de mogelijkheden tot schaalvoordelen niet exclusief in verband staan met de werking van de dienst FOR.

Het zakencijfer van de dienst FOR is in bestendig stijgende lijn gegaan : 2003 = 52 miljoen euro; 2004 = 69 miljoen euro; 2005 = 80 miljoen euro, wat een duidelijk bewijs is dat de federale overheidsdiensten wel degelijk gebruik maken van het schaaleffect, dat door de groepscontracten van FOR gegenereerd wordt.

Daarenboven moet de hele problematiek worden herbekeken in het licht van de door de FOD P&O opgezette ontwikkeling van e-procurement, dat elektronische middelen ter beschikking zal stellen om de bestellingen, de betalingen en de statistische opvolging van bestellingen te vereenvoudigen voor alle diensten en voor de aankoopcentrales. Deze instrumenten, in combinatie met het nieuwe boekhoudsysteem van het Rijk, moeten een preciezere en permanente evaluatie en vergelijking van de werkingskosten van de administratie mogelijk maken.

De ontwikkeling van nuttige instrumenten en methodes is dus volop aan de gang.