(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Heel wat ontwikkelingslanden pompen erg veel energie in scholarisatie. Men beseft stilaan dat scholing heel vaak de deur opent voor ontwikkeling en vooruitgang en dat er tegelijkertijd een democratiseringsproces gebeurt.
Erg veel landen kampen in hun projecten met logistieke problemen : enorme afstanden en verafgelegen en moeilijk bereikbare gebieden verhinderen een vlotte coördinatie van de projecten, temeer ook omdat lokale overheden vaak te weinig zijn uitgebouwd. Voor landen als Peru, Chili, maar zelfs voor Marokko is de scholingsgraad op het platteland heel wat lager dan in de steden. Dit zorgt voor ongelijkheden met de steden op vlak van kennis, ontwikkeling en arbeidskansen.
Degenen die het vaakst uit de boot vallen, zijn de meisjes. Zo blijft voor deze landen emancipatie en gelijkstelling van de vrouw een moeilijk te bereiken ideaal.
Nochtans zijn er methoden ontwikkeld die ervoor kunnen zorgen dat er ambulant gewerkt kan worden. Voor de steden zijn deze scholingsprojecten erg functioneel omdat moeilijk bereikbare kinderen en jongeren, zoals straatkinderen, op deze (vlotte) manier een basiseducatie krijgen.
Zo bestaan er al drie jaar projecten die een beroep doen op mobiele schooltjes. Dit project werd al succesvol toegepast in enkele landen in Zuid-Amerika. De positieve resultaten bij straatkinderen zijn zeer groot. Men bereikt hiermee zelfs dikwijls een dubbel doel : er is een alfabetisering bij jongeren en kinderen, maar men doet tegelijkertijd aan drugpreventie, waardoor de jeugdcriminaliteit kan dalen.
Ons beleid ondersteunt heel wat scholingsprojecten in afgelegen gebieden. Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :
1. Heeft België scholingsprojecten lopen in rurale gebieden in ontwikkelingslanden ? Over welke gebieden gaat het ? Sinds wanneer lopen deze projecten, en kan de geachte minister een beschrijving geven van deze projecten ?
2. Hoe gebeurt de evaluatie van deze projecten ? Wordt hieromtrent samengewerkt met andere institutionele partners (departement onderwijs) ?
3. Kent de geachte minister het project van VZW « mobile school » ? Heeft dit project al projectsubsidies ontvangen in het kader van ontwikkelingssamenwerking ? Zijn er projecten, gesubsidieerd door het Directoraat-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) die deze methodiek gebruiken ?
4. Acht hij een toekomstige ondersteuning van dit project mogelijk ?
Antwoord : Via bilaterale en bi-multilaterale programma's dan wel via de indirecte actoren (APEFE, WOB, NGO's) en het Overlevingsfonds financiert of cofinanciert België tal van acties op het stuk van onderwijs en opleiding op het platteland. De desbetreffende projecten houden verband met het officieel onderwijs en het niet-officieel onderwijs. Ze behelzen de opleiding van leerkrachten, basisonderwijs, lager onderwijs, beroepsopleiding, alfabetisering, bewustmaking (gezondheidsonderwijs, landbouwvoorlichting, straatkinderen, vredeshandhaving ...).
Wat de directe bilaterale samenwerking betreft, worden de steunaanvragen geformuleerd door de overheidsinstanties van onze partnerlanden. Ze worden geselecteerd tijdens onderhandelingen die leiden tot de omschrijving per land van indicatieve samenwerkingsprogramma's.
België heeft zich niet alleen achter de millenniumdoelstellingen geschaard maar ook achter de harmoniseringsbeginselen geformuleerd in de Verklaring van Parijs . De directe bilaterale of bi-multilaterale samenwerking steunt nationale onderwijsplannen (zo deze bestaan). De steun past in de permanente politieke dialoog met de partners en met de andere donoren in de sector. De landen in kwestie zijn Niger, Mali, Ethiopië, Burkina-Faso, Tanzania, Vietnam, Burundi ... In de DRC zorgt België voor de verspreiding van leerboeken Frans en wiskunde voor het 5e en 6e jaar, en verleent het steun aan het beroepsonderwijs. De steun is gericht op alle Congolese kinderen, ook in rurale gebieden.
Wat de indirecte samenwerking en het overlevingsfonds betreft is het niet mogelijk in dit antwoord alle maatregelen op te sommen die België medefinanciert op het gebied van onderwijs en opleiding in rurale gebieden of voor kwetsbare bevolkingsgroepen. Hierna volgen een aantal voorbeelden voor 2006 :
— Niger : functionele alfabetisering in de provincies Dosso en Maradi, gefinancierd door het Overlevingsfonds,
— Vakopleiding voor jongeren uit de sloppenwijken in Kenia,
— Formele en niet-formele technische opleiding voor minderbedeelde jongeren in Bolivia,
— Opleiding plattelandsontwikkeling voor de inheemse bevolking in Ecuador,
— Een opleiding voor straatkinderen in Benin en de DRC.
Over de directe bilaterale projecten wordt regelmatig verslag uitgebracht door de comités die zorgen voor de follow-up van de projecten. Ze zijn ook het onderwerp van gezamenlijke evaluaties (steun aan nationale programma's), van evaluaties door het uitvoeringsorgaan de BTC, door de evaluatiedienst van DGOS en de bijzondere evaluator.
De evaluatie van de projecten die met het Overlevingsfonds worden gefinancierd, is het werk van externe deskundigen en de betrokken partijen.
De evaluatie van de projecten van de indirecte bilaterale samenwerking (die worden toevertrouwd aan organen met beheersautonomie) wordt uitgevoerd door beoordelingscomités bestaande uit beheerders, externe deskundigen (werving via aanbesteding) en deskundigen van de DGOS (bevoegd voor zowel het sector- of themagebonden aspect als voor het ontwikkelingsaspect).
In 2006 zal de evaluatiedienst van de DGOS de Belgische ontwikkelingssamenwerking toetsen op onderwijsthema's.
Dergelijke evaluatie blijft niet beperkt tot een programma/project of tot een land of continent. Ze dient om kennis te verzamelen en deze te gebruiken om de ontwikkelingsrelevantie van de acties van de administratie te verbeteren. De gegevens die de evaluatie oplevert, worden verwerkt in de ontwikkelingsstrategieën die in de strategienota van de sector zijn opgenomen.
Mijn administratie die de indirecte samenwerking beheert, deelt mij mee dat ze de VZW « mobile school » niet kent.
Tussen 1997 en 2000 trok mijn departement geldmiddelen uit voor een mobiele school in Marokko in het kader van de beroepsopleiding. De Marokkaanse regering had het verzoek in een Gemengde Commissie geformuleerd. Doordat het inhaakte op een bestaand onderwijsmodel, was meteen ook de duurzaamheid van de steun verzekerd.
Een project komt in aanmerking voor subsidiëring door de Belgische samenwerking wanneer het voldoet aan de in de regeling vastgelegde voorwaarden. Aanvragen voor projecten van de directe bilaterale samenwerking moeten door de regering van het partnerland worden ingediend. De aanvragen voor projecten van indirecte partners, worden ingediend door vooraf erkende organen en dienen aan te sluiten bij een vijfjarenprogramma.