3-165 | 3-165 |
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Tijdens haar fact-finding mission naar de Verenigde Staten heeft een onderzoekscommissie van het Europees Parlement enkele vaststellingen gedaan, waaronder een grote stijging van het aantal CIA-vluchten, die ontegensprekelijk tot wederrechtelijke uitleveringen hebben geleid. In dat verband rijst eens te meer de vraag in welke mate die vluchten in overeenstemming zijn met de artikelen 3, 5 en 6 van het EVRM.
Uit het verslag van de onderzoekscommissie en uit de andere rapporten van de Raad van Europa en zijn secretaris-generaal blijkt overduidelijk dat een aantal van die vluchten niet konden plaatsvinden zonder het medeweten of de instemming van de Europese Unie of de regeringen van bepaalde lidstaten.
Ik weet dat minister De Gucht onder de indruk van het bedwelmende contact met zijn Amerikaanse tegenhanger Condoleezza Rice, bepaalde verklaringen heeft afgelegd, die hij nadien heeft genuanceerd. Toch is het belangrijk te weten in welke mate België bijkomende informatie heeft verstrekt aan de Raad van Europa en de onderzoekscommissie van het Europees Parlement. Aangezien waakzaamheid in deze materie altijd geboden is, wil ik graag vernemen in welke mate de Belgische regering rechtstreeks of onrechtstreeks met de vluchten heeft ingestemd?
Uit het verslag blijkt ook dat er een parallel circuit bestond met als gevolg dat de veiligheids- en de inlichtingendiensten de regeringen niet altijd op de hoogte brachten. Uiteindelijk blijft de regering politiek verantwoordelijk.
Heeft de regering alle informatie verschaft zodat een einde kan worden gemaakt aan genoemde praktijken? We moeten allen het terrorisme bestrijden, maar dan wel met respect voor de fundamentele rechten.
De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - Het Interministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid heeft sinds november 2005 systematisch alle gegevens verstrekt waarover het beschikt en kan beschikken. De diensten Belgocontrol en Eurocontrol hebben die gegevens gecheckt. De eerste minister heeft namens de regering het Comité I schriftelijk gevraagd het dossier te onderzoeken. Hierbij werden alle documenten aan het Comité I bezorgd. Dat staat ook in het verslag van het comité aan de begeleidingscommissie.
Alle mogelijke gegevens waarover de regering, de Veiligheid van de Staat en de militaire inlichtingendiensten beschikken bieden een negatief antwoord. Geen enkel lid van de regering heeft weet van enig contact met de CIA. België heeft nooit contact opgenomen. Namens de regering kan ik garanderen dat de kwestie verder en grondig wordt onderzocht.
Uit alle verklaringen die ik over dit dossier heb afgelegd, blijkt dat ik steeds dezelfde lijn heb gevolgd. Ik heb me nooit laten `verleiden' tot bepaalde uitspraken die van die lijn afwijken, tenzij de toehoorder niet te goeder trouw is, iets waarvan ik de heer Van den Brande overigens niet verdenk. Ik ben inderdaad gevoelig voor vrouwelijk schoon, maar ik laat mijn politieke oordeel daardoor niet beïnvloeden.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Sine ira et studio! Meer vraag ik niet. Het komt er alleen op aan dat België zijn verplichtingen nakomt. Met betrekking tot de tussenzin `in zover de regering het kan en kon weten' merk ik op dat het de plicht van een regering is zoveel mogelijk te weten. Jammer genoeg blijken er zowel bij ons als in andere landen autonome circuits te bestaan die de informatie niet laten doorstromen.
In het kader van deze mondelinge vraag wil ik ook volgende vraag stellen aan de voorzitter van de Senaat. Naar ik heb vernomen, heeft het Comité I na beraadslaging een rapport opgesteld dat inmiddels zou zijn goedgekeurd. Ik zou het op prijs stellen mocht de voorzitter de nodige schikkingen nemen om dat rapport publiek te maken.
De voorzitter. - Het rapport over de werkzaamheden van Comité I, waaraan de heer Vandenberghe actief deelneemt, zal over enkele weken worden bekendgemaakt. Het zijn de leden van dat comité die daarover beslissen.