3-164 | 3-164 |
De voorzitter. - Mevrouw Gisèle Mandaila Malamba, staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, antwoordt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - België verleent steeds vaker de Belgische nationaliteit aan vreemdelingen zonder hen te verplichten afstand te doen van hun oorspronkelijke nationaliteit. Belgen die vrijwillig een vreemde nationaliteit verwerven, verliezen daarentegen de Belgische nationaliteit krachtens artikel 22, §1, 1º, van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit.
De opvatting die het bezitten van verschillende nationaliteiten als een gebrek beschouwt, is voorbijgestreefd. CD&V heeft met andere fracties, zowel in de Kamer als in de Senaat, een wetsvoorstel ingediend dat ertoe strekt Belgen die een vreemde nationaliteit verwerven hun oorspronkelijke nationaliteit te laten behouden.
Een eerste debat over deze kwestie vond plaats in de senaatscommissie voor de Justitie op 14 januari 2005. Er werd vastgesteld dat België spijtig genoeg nog steeds gebonden is door het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963. Dit houdt in dat de onderdanen van de verdragsluitende Staten automatisch hun oorspronkelijke nationaliteit verliezen, als ze vrijwillig de nationaliteit van één van de verdragsluitende staten verwerven.
België heeft overigens het Europees Verdrag betreffende de nationaliteit van 6 november 1997 nog steeds niet geratificeerd. Dit verdrag opent de mogelijkheid voor Staten om in hun intern recht op te nemen dat hun onderdanen hetzij afstand doen van de oorspronkelijk nationaliteit, hetzij deze behouden.
In haar antwoord op de parlementaire vragen 3-279 van mezelf en 3-586 van mevrouw Nyssens heeft de minister een aantal problemen geschetst bij de hierboven aangehaalde opties. De opzegging van het verdrag van 6 mei 1963 zou ook rechtsgevolgen hebben voor andere aspecten van de nationaliteit dan de mogelijkheid van de dubbele nationaliteit. Er zou worden nagegaan of het mogelijk is het verdrag niet volledig maar slechts gedeeltelijk op te zeggen.
De erkenning van het Europees Verdrag van 6 november 1997 zou dan weer andere rechtsgevolgen hebben, zoals de verplichte motivering van de beslissing tot naturalisatie en een beroepsprocedure. Daarbij maakt de Belgische wetgeving een onderscheid tussen Belgen die hun nationaliteit niet verkregen hebben van een Belgische ouder op de dag van de geboorte, Belgen van de derde generatie en andere Belgen. Er zou worden nagegaan in welke mate dit systeem houdbaar is volgens het niet-discriminatiebeginsel. De minister zou een grondige evaluatie maken over de implicaties van het verdrag van 1997.
Intussen werd door Kamer en Senaat een gezamenlijk colloquium georganiseerd op 9 mei 2005. Een jaar later moet ik vaststellen dan er nog altijd geen beweging zit in het dossier. Hoeveel Belgen hebben de dubbele nationaliteit? Is het mogelijk het verdrag van 1963 gedeeltelijk op te zeggen om zo de mogelijkheid te creëren de dubbele nationaliteit wettelijk te regelen? Is hierover al overeenstemming bereikt in de regering? Wat zijn de conclusies van de minister inzake de evaluatie van implicaties van de ratificatie van het verdrag van 1997? Is het mogelijk het verdrag van 1997 te ratificeren met voorbehoud van een aantal artikelen, al was het maar voorlopig, om zo te voorkomen dat we op korte termijn onze nationaliteitswetgeving dienen aan te passen op andere punten?
Is het mogelijk, indien we het verdrag van 1997 ratificeren en rekening houdend met de huidige Belgische nationaliteitswetgeving, voorbehoud te maken voor Belgen die hun nationaliteit niet verkregen hebben van een Belgische ouder op de dag van de geboorte, evenals voor Belgen van de derde generatie, volgens het niet-discriminatiebeginsel? Is er bereidheid bij de regering om nog deze legislatuur de dubbele nationaliteit voor Belgen die vrijwillig een vreemde nationaliteit verwerven wettelijk te regelen?
Mevrouw Gisèle Mandaila Malamba, staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.
Zoals ik de voorbije weken al heb aangekondigd, zal ik zeer spoedig in het parlement een wetsontwerp indienen teneinde aan het Wetboek van de Belgische Nationaliteit een aantal noodzakelijk gebleken verbeteringen en aanpassingen aan te brengen, zonder evenwel te raken aan de belangrijke opties die de wetgever met de hervorming van 1 maart 2000 heeft genomen.
Het ontwerp zal onder meer de afschaffing inhouden van het verbod op de dubbele nationaliteit voor wie vrijwillig een andere nationaliteit aanneemt. Het principe van de meervoudige nationaliteit zal aldus in ons recht worden geïntegreerd.
België moet evenwel de internationale verplichtingen en de verdragsrechtelijke regels respecteren. De betreffende wettelijke bepalingen zullen daarom pas in werking treden wanneer voor ons land de opzegging van hoofdstuk I van het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963 inzake de beperking van de gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit zal zijn gerealiseerd.
Zoals ik al meermaals heb gepreciseerd, rijst er op dat vlak een probleem omdat is vereist dat alle verdragsluitende staten de opzegging moeten toelaten. Momenteel ontbreekt het akkoord van Ierland en Luxemburg.
Ik volg deze situatie aandachtig. Er werden met deze twee landen reeds contacten over deze kwestie gelegd. Zodra het verdrag van 1963 effectief is opgezegd, zullen we uiteraard moeten nadenken over de ratificatie van het verdrag van de Raad van Europa van 6 november 1997. Sommige bepalingen ervan laten aan de ondertekenende staten een grote manoeuvreerruimte.