3-162

3-162

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 4 MEI 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Buitenlandse Zaken over «conflictpreventie en preventieve diplomatie» (nr. 3-1602)

De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik ben benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris en hoop niet achteraf in de krant te moeten lezen dat de minister niet kon antwoorden omdat hij een staatssecretaris had gestuurd. Vorige week stelde ik namelijk de minister van Binnenlandse Zaken een vraag over het wapenverslag, een punt waarop de regering al meer dan twee jaar in gebreke blijft. Mevrouw Van Weert las een tekst van minister Dewael voor die niet op mijn vraag antwoordde. De journalisten belden minister Dewael op om te weten wat dan wel het antwoord was. Later las ik in de krant dat minister Dewael verklaard had dat er geen antwoord was gegeven, omdat de staatssecretaris niet kón antwoorden aangezien ze niet bevoegd was. De minister ontwijkt dus de vraag door zich te verschuilen achter een staatssecretaris die niet bevoegd is.

Ik wil hier niet het intentieproces van staatssecretaris Van Quickenborne of van minister De Gucht maken, maar het is niet correct dat ministers niet zelf op vragen antwoorden.

Ik kijk in elk geval uit naar het antwoord van minister De Gucht op deze vraag om uitleg.

In 2004 werd de budgetlijn `Conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten' van het departement Ontwikkelingssamenwerking naar Buitenlandse Zaken overgeheveld. Ik heb hierop zopas al mijn commentaar gegeven.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft vandaag de bevoegdheid over een parallelle budgetlijn `Preventieve diplomatie' die sterk aanleunt bij `Conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten'. Ik heb daarnet ook al verwezen naar andere budgetlijnen waarvoor de minister van Ontwikkelingssamenwerking bevoegd is en vraag me af wat de link tussen al deze budgetlijnen is.

Hierbij voel ik me gesteund door de Peer Review van de OESO van 2005. Daarin geeft de OESO aan dat de relaties tussen DGOS en Buitenlandse Zaken inzake het brede spectrum van mensenrechten moeten worden uitgeklaard. Ook vraagt de OESO dat de impact van de acties en de coherentie ervan worden geëvalueerd.

Wat zijn de strategische doelstellingen voor de budgetlijn `Conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten'? Op basis van welke criteria worden acties gefinancierd en projecten gesubsidieerd voor de budgetlijn `Conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten'? Wat zijn de strategische doelstellingen voor de budgetlijn `Preventieve Diplomatie'? Op basis van welke criteria worden er acties gefinancierd en projecten gesubsidieerd voor de budgetlijn `Conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten'? Waarin verschillen de twee budgetlijnen?

Speelt de dienst Vredesopbouw binnen DGOS nog een rol in deze of worden de projecten en programma's volledig door Buitenlandse Zaken beheerd? In welke mate wordt de strategienota Vredesopbouw gehanteerd als leidraad voor het beleid van de minister van Buitenlandse Zaken? In welke mate en hoe wordt de coherentie bewaard met het beleid van de minister van Ontwikkelingssamenwerking?

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister De Gucht op een vraag die mevrouw de Bethune ook aan minister De Decker heeft gesteld, in bonne entente. Mevrouw de Bethune, ik kan u gelijklopende, duidelijke antwoorden geven. Mocht een journalist u bellen, neem dan gerust contact op met mij.

De strategische doelstellingen voor de budgetlijn `Conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten' zijn degene die bepaald zijn door de Strategische nota voor Vredesopbouw opgesteld door de Directie generaal voor Ontwikkelingssamenwerking van juli 2002.

Projecten of initiatieven zullen in aanmerking komen op basis van hun relevantie, getoetst op de thematische en geografische prioriteiten van ons buitenlands beleid. Om aan de posten en de administratie richtlijnen te geven werd de begroting verdeeld langs geografische criteria: Subsahara Afrika 55%; Centraal- en Oost Europa 22%; Noord Afrika en Midden Oosten 11%; de rest van de wereld 11%. Deze cijfers zijn indicatief en dienen enkel als oriëntering voor de administratie.

Onze prioriteiten liggen duidelijk in Afrika en vooral in Centraal-Afrika. Een aantal landen kampt nog met ruime of beperkte conflicten, een hoge graad van onstabiliteit en onveiligheid.

Terloops, het artikel in De Morgen van vandaag, waarin een onderzoek wordt geciteerd uit het Amerikaanse blad Foreign Policy, zal u wellicht interesseren. De zogenaamde `mislukte staten' worden er in kaart gebracht.

Ik lees verder het antwoord van de minister. Regering en openbare instellingen zijn over het algemeen zeer zwak en vertonen grote gebreken op gebied van capaciteit. Bevolkingen worden nog geteisterd door de gevolgen van aan gang zijnde of voorbije conflicten of door een gebrekkige vredestoestand. Op dat continent hebben zich de jongste jaren zeer positieve evoluties ontwikkeld: een overgang van conflicten naar vrede en verzoening en naar democratische politieke structuren. Deze evoluties verdienen onze steun. De budgetten waarvan sprake worden daarvoor aangesproken. Deze prioriteiten kunnen van jaar tot jaar evolueren, naargelang de evolutie op het terrein.

De strategische doelstellingen voor de budgetlijn `Preventieve Diplomatie' worden beschreven in circulaire OB39/2002 van mijn departement. Hierin zijn een reeks interventiedomeinen bepaald; onder meer conflictpreventie en bemiddeling, vredesopbouw en nationale verzoening, democratisering, mensenrechten, ontmijning en ontwapening.

Dezelfde criteria worden gehanteerd als voor de acties en projecten gefinancierd door Preventieve Diplomatie. Zie hiervoor antwoord op vraag 2.

De voorstellen tot financiering op de lijn Preventieve Diplomatie moeten aan de ministerraad ter goedkeuring worden voorgelegd. Dit is niet van toepassing voor de budgetlijn `Conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten'. Een ander verschil is dat deze laatste gedissocieerde kredieten heeft, wat niet het geval is voor Preventieve Diplomatie.

Er is geen tegenstrijdigheid tussen het beleid van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Er zijn nauwe contacten tussen de beleidscellen van beide ministers en de verschillende diensten van de administratie. De diensten van DGOS zijn daar volledig bij betrokken. Er wordt rekening gehouden met hun advies bij de voorstellen die aan de minister van Buitenlandse Zaken worden voorgelegd.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Mij is nog altijd niet duidelijk wat het verschil is tussen de ene budgetlijn en de andere en welke rol de ministerraad daarbij speelt. Voor het overige heb ik grote vragen bij de coherentie van het beleid. Ik neem aan dat er een goede samenwerking is tussen minister De Decker en minister De Gucht, maar structureel zit het beleid mijns inziens niet goed in elkaar. Het gaat hier om een vrij klein budget, een reden te meer waarom ik niet versta dat men het fragmenteert. Ik noteer ook dat er twee strategienota's zijn: een van DGOS en een omzendbrief van de minister met andere richtlijnen. Ik zal deze twee teksten onderling vergelijken. Ik heb alleszins de grootste vragen bij deze aanpak.

M. Armand De Decker, ministre de la Coopération au développement. - Je vais vous expliquer ce qu'est un crédit dissocié. Les dépenses en personnel sont budgétisées et dépensées la même année. Un crédit dissocié c'est, par exemple, prévoir un investissement une année et payer les factures l'année suivante. Le crédit est donc dissocié entre le moment où il est inscrit au budget et celui où il est liquidé.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Begrijp ik het goed dat dit wel kan voor de projecten die vallen onder preventieve diplomatie en dat het onmogelijk is voor projecten die vallen onder conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten?

(De minister knikt bevestigend)

Wat de rationaliteit daarvan is, blijft voor mij een grote vraag.

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - In de praktijk is er geen probleem. In de meeste gevallen geraken we na een uur al akkoord en kunnen we dan al een beslissing nemen. Bij moeilijkere gevallen komen de twee ministers nog dezelfde dag samen en wordt er meteen een beslissing genomen. In de twee jaar dat ik minister ben, heeft deze werkwijze nooit problemen opgeleverd.