3-159

3-159

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 20 APRIL 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Annemie Van de Casteele aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «diabetes» (nr. 3-1517)

De voorzitter. - Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven, antwoordt.

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Diabetes is een veel voorkomende aandoening die snel uitbreidt. In België lijdt één persoon op twintig aan deze ziekte. De voorspellingen wijzen op een mogelijke vloedgolf van diabetes in de toekomst. Het Europees Voorzitterschap heeft diabetes als prioriteit naar voren geschoven op de agenda voor Volksgezondheid. Op 15 en 16 februari was er op dat niveau een conferentie over de preventie van diabetes type 2.

Voor de patiënten met diabetes type 1 worden in ons land grote inspanningen gedaan. Ongeveer 50.000 patiënten worden met insuline behandeld. Toch blijven verbeteringen mogelijk. Zo wekt het diabetespaspoort bij de huisartsen wrevel wegens de administratieve overlast. We hebben dat trouwens ook vernomen in een hoorzitting met diabetesverenigingen.

Volgens ramingen lijden in ons land ongeveer 300.000 mensen aan diabetes type 2, waaronder ook steeds meer kinderen. Ruim de helft daarvan zou zich evenwel van deze aandoening niet bewust zijn. Vandaag wordt juveniele diabetes - diabetes bij patiënten tussen 0 en 40 jaar - nog steeds gedefinieerd als diabetes type 1. Voor patiënten met diabetes type 2 bestaat een veelvoud van initiatieven dat al te weinig gecoördineerd wordt, temeer daar verschillende ministers op verschillende niveaus bevoegd voor zijn.

Diabetespatiënten worden ook nog altijd gediscrimineerd. De regering heeft op dat punt wel al een aantal initiatieven genomen.

Is er geen nieuwe definitie nodig voor het onderscheid tussen diabetes type 1 en type 2?

Is er al een evaluatie gemaakt van het diabetespaspoort? Kan aan sommige bezwaren tegemoet worden gekomen, onder ander in verband met de administratieve overlast?

Welke initiatieven heeft de minister genomen voor patiënten met diabetes type 2 en van welke initiatieven uit andere hoeken heeft hij kennis? Op welke manier kunnen de inspanningen inzake onderzoek en opsporing maximaal worden gecoördineerd?

Vorige week verscheen in Artsenkrant een brief van een vertegenwoordiger van de artsensyndicaten die zich stoorde aan de initiatieven vanuit de apothekerswereld voor de opvang en begeleiding van diabetespatiënten. De artsen betwisten de rol van de apothekers in het vroegtijdig opsporen van risicopatiënten. Alle beroepen van de eerstelijnsgezondheidszorg kunnen echter een rol spelen op het vlak van opsporing en begeleiding. Coördinatie is daarom zeer belangrijk.

Hoe zal de minister de eerste lijn maximaal bij het opsporingsbeleid betrekken? Is de minister bereid de huisarts een centrale rol te geven in de behandeling van diabetes type 2 en te bepalen vanaf wanneer een patiënt dient te worden doorverwezen naar een specialist?

Wat is de stand van zaken in verband met de nog steeds bestaande discriminaties?

Wat waren de conclusies van de Europese conferentie? Wat is het standpunt van België? Welke prioriteiten zal België verdedigen op de volgende Europese Raad van ministers van Volksgezondheid?

Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Ik lees het antwoord van minister Demotte.

De definities in verband met diabetes zijn inderdaad soms verwarrend. Enerzijds spreekt men van juveniele diabetes of type 1-diabetes en anderzijds van of ouderdomsdiabetes of type 2-diabetes. Zelfs de term `insulineafhankelijke diabetes' lost niet alle definitieproblemen op.

Oorzaak van een verhoogd bloedsuikergehalte is ofwel een onvoldoende insulineproductie, die inderdaad meer bij jongere patiënten voorkomt, ofwel een ongevoeligheid van het lichaam voor insuline, die meestal met ouderdom of met obesitas samengaat. Door het toenemend aantal personen met overgewicht komt er inderdaad meer en meer type 2-diabetes voor bij jongere personen. Een zuiver onderscheid tussen type 1 en type 2 is dus niet zo eenvoudig.

Zeer belangrijk voor de prognose van diabetespatiënten is een nauwgezette regeling van het bloedsuikergehalte. Dat vereist zowel een goede begeleiding van de patiënt door de verschillende zorgverleners als een grote discipline van de patiënten zelf.

Vooral voor patiënten met type 1-diabetes zijn in België diabetesconventies gesloten, waardoor de patiënten voor begeleiding en voor de behandeling van complicaties levenslang terechtkunnen in gespecialiseerde ziekenhuiscentra. Steeds meer patiënten met type 2-diabetes hebben echter een behandeling met insuline nodig, zodat die centra de toestroom misschien niet meer zullen kunnen verwerken.

Vooral voor die patiënten werd in 2003 de diabetespas ingevoerd, zodat de informatie tussen de zorgverleners beter kan doorstromen. Die pas geeft tevens recht op voedingsadvies door een diëtist en op voetverzorging door een podoloog. In 2004 waren 928 diëtisten en 172 podologen erkend voor terugbetaling van zorg in het kader van de diabetespas.

Om het gebruik van de diabetespas te ondersteunen werd recentelijk een aangepast honorarium voor de erkende huisartsen ingevoerd. Die regeling is op 1 februari 2006 van kracht geworden. Het initiatief illustreert duidelijk de optie om chronische patiënten in de eerstelijnszorg op te vangen.

Om de opties voor de toekomst wetenschappelijk te kunnen ondersteunen heeft het Kenniscentrum de kwaliteit en de organisatie van diabeteszorg voor patiënten met type 2 bestudeerd. Die studie behandelt drie vragen. Welke kwaliteitsindicatoren voor diabeteszorg worden in de literatuur en in de internationale richtlijnen beschreven? Welke effecten hebben de verschillende zorgmodellen op het resultaat? Hoe wordt de diabeteszorg in negen Westerse landen georganiseerd en welke zijn de sterke en zwakke punten van die systemen?

Vandaag, 20 april, bespreekt de raad van bestuur van het Kenniscentrum die studie. Nadien zal ze beschikbaar zijn. Ik moet mevrouw Van de Casteele dus voorlopig nog even teleurstellen.

De resultaten zullen de basis vormen voor het toekomstig beleid.

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Het diabetesprobleem zal in de toekomst grote proporties aannemen. Daarom vind ik het belangrijk dat de regering ons geregeld informeert over de stand van zaken.

De preventie blijft uiteraard het belangrijkst. Als senator zal ik daaraan permanent aandacht blijven besteden. Volgende week organiseert de commissie voor de Sociale Aangelegenheden al een hoorzitting over obesitas. De minister heeft overigens zelf beklemtoond dat er een verband bestaat tussen type 2-diabetes en obesitas.

Ik ben verheugd dat het Kenniscentrum de kwaliteit van de zorg bestudeert en zal met genoegen kennisnemen van de onderzoeksresultaten zodra het centrum ze publiceert.

We moeten ook het systeem van de conventies evalueren. Dat de artsen in de eerste lijn voor de diabetespas sinds 1 februari een aangepast honorarium krijgen is zeker een goede zaak.

De verenigingen van actieve diabetespatiënten dragen beslist ook bij tot een betere begeleiding en zorgverlening.

Op mijn vraag over de coördinatie van initiatieven die versnipperd liggen over de verschillende bevoegdheidsniveaus, heeft de minister niet geantwoord. Ik denk in het bijzonder aan allerhande gemeentelijke initiatieven. Ik zal bij de minister blijven aandringen op de coördinatie van alle inspanningen, zodat we de beste resultaten kunnen bereiken.