3-157

3-157

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 30 MARS 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Wouter Beke au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «les prescriptions médicales au nom de la molécule active» (nº 3-1507)

M. le président. - M. Vincent Van Quickenborne, secrétaire d'État à la Simplification administrative, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 voerde voor geneesmiddelen het voorschrijven op stofnaam in, onder andere als besparingsmaatregel. De arts schrijft geen merknaam meer voor, maar wel de wetenschappelijke benaming van het geneesmiddel. De apotheker kiest dan de goedkoopste versie die hij in voorraad heeft.

De uitvoeringsmaatregel is nu enkele maanden in werking. Hoeveel voorschriften op stofnaam zijn al afgegeven? In welke verhouding staat dit tot de geneesmiddelen die wel specifiek op merknaam zijn voorgeschreven?

Blijkbaar maken sommige artsen misbruik van het systeem. Ze zouden geneesmiddelen die maar in één merk beschikbaar zijn, toch op stofnaam voorschrijven. Ze hebben daar belang bij, omdat vanaf april 2006 hun voorschrijfgedrag op het percentage goedkope geneesmiddelen wordt gecontroleerd. Goedkope geneesmiddelen behelzen generische geneesmiddelen, originele merkmedicijnen waarvan de prijs is teruggebracht tot het niveau van het generische product, en medicijnen voorgeschreven op stofnaam. Artsen die op stofnaam voorschrijven, terwijl er eigenlijk maar één merkmedicijn is, kunnen natuurlijk het percentage goedkope geneesmiddelen opkrikken en de indruk wekken dat ze het gevraagde niveau van 25% behalen. In dergelijk geval is er natuurlijk geen sprake van een besparing. Een aantal farmaceutische bedrijven die het monopolie hebben over een geneesmiddel, zou de artsen adviseren om op stofnaam voor te schrijven. Is de minister zich bewust van het probleem en ziet hij daarvoor een oplossing?

Daarnaast beklemtonen de artsenverenigingen dat wat zij vreesden, ook werkelijkheid is geworden: veel meer patiënten zouden verkeerde pillen slikken. Patiënten zouden niet zozeer letten op de merknaam, maar op de kleur van de medicijnen. Als de apotheker bij elke aflevering een ander merk met een andere kleur geeft, kan de patiënt zich wel eens vergissen en de verkeerde pillen slikken. Dat kan gevaarlijk zijn. Kan dat nog beter opgevangen worden?

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Demotte.

Pas sinds 1 maart 2006 voeren de apothekers in het Farmanet in of een geneesmiddel op stofnaam werd voorgeschreven. Momenteel beschik ik dus nog niet over voldoende gegevens om een uitspraak te doen over het aantal voorschriften op stofnaam. Eind september 2006 zal het RIZIV beschikken over de gegevens van maart 2006 en is een eerste, zeer beperkte analyse mogelijk. Begin 2007 beschikt het RIZIV over de gegevens van meerdere maanden en zal een meer uitgebreide analyse mogelijk worden.

Ik ben me er zeer goed van bewust dat sommige artsen kunstmatig op stofnaam voorschrijven om het voorgeschreven percentage van goedkope geneesmiddelen gemakkelijker te halen. Eerst en vooral wil ik erop wijzen dat het percentage voor elke specialiteit afzonderlijk wordt berekend, namelijk op basis van het aantal generische middelen dat in het therapeutisch arsenaal aan soortgelijke specialiteiten beschikbaar is.

Naast de artsen die trachten het koninklijk besluit te omzeilen, zijn er ook andere die trachten zoveel mogelijk op stofnaam voor te schrijven. Wanneer dan een minder duur geneesmiddel beschikbaar is, waarvan ze het bestaan niet kennen, is het toch zeker dat hun patiënt automatisch het minder dure geneesmiddel krijgt.

Ik durf ervan uitgaan dat de tweede groep van artsen veel groter is dan de eerste. De artsen beseffen immers dat de financiële middelen die door dit systeem vrijkomen de mogelijkheid bieden om meer innoverende geneesmiddelen terug te betalen.

Wanneer de verschillende kleuren aanleiding geven tot vergissingen, dan moet de arts dat opmerken. De artsen doen dat ook effectief, want anders zouden ze dit probleem niet kunnen melden. Bij verstrooide patiënten kan de arts altijd een minder duur geneesmiddel van een specifiek merk voorschrijven. Dat kan zowel een generisch merk zijn, bijvoorbeeld Clamoxyl van firma X, of de naam van een oorspronkelijk merk dat zijn prijs heeft laten dalen tot op het niveau van het generische geneesmiddel. Wanneer de arts altijd het minder dure merk voorschrijft, dan moet de apotheker dat geneesmiddel afleveren en kan hij het niet door een ander vervangen.

Bij het Belgisch Centrum voor Farmacovigilantie werden tot op heden nog geen incidenten gemeld. Ik kan de artsen en apothekers alleen maar aansporen om dergelijke incidenten te melden, zodat kan worden onderzocht welke preventieve maatregelen moeten worden genomen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik ben niet helemaal tevreden met het antwoord op mijn opmerking dat er op stofnaam wordt voorgeschreven wanneer de arts weet dat er toch maar één geneesmiddel voorhanden is om op die manier het gevraagde niveau van 25% goedkope geneesmiddelen te halen. De minister beweert dat er meer artsen zijn die te goeder trouw zijn dan anderen en dat het probleem globaal genomen niet zo groot is. Dat is toch een vreemde redenering voor een minister die de artsen voor andere elementen van het zorg- en geneesmiddelenbudget in detail screent en hen, indien nodig, sommeert tot een ander voorschrijfgedrag. Ik heb geen probleem met de individuele screening, maar ik heb vragen bij het lakse antwoord van de minister van Sociale Zaken. Ik ben ervan overtuigd dat de minister de gepaste maatregelen zal nemen, eens het probleem volledig in kaart zal zijn gebracht.