3-157

3-157

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 30 MARS 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Discussion générale

Mme la présidente. - M. Vankrunkelsven se réfère à son rapport écrit.

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Ik ken het koninklijk besluit nr. 78 al heel lang. Het is een van de eerste wetteksten die ik leerde kennen, nog voor ik het examen van apotheker mocht afleggen.

Het regelt niet alleen het beroep van apotheker, maar een hele reeks gezondheidsberoepen. Sindsdien zijn er heel wat gezondheidsberoepen bij gekomen en de beoefenaars daarvan willen allemaal graag in dat koninklijk besluit worden ondergebracht.

Twee wetsontwerpen wijzigen koninklijk besluit nr. 78: het ontwerp van de regering en het wetsvoorstel dat door collega Mayeur in de Kamer is ingediend maar intussen ontwerp is geworden. Ik wil even bij de wijzigingen stilstaan en dan vooral bij die met betrekking tot de apothekers. Hun rol is de voorbije jaren enorm geëvolueerd.

Oorspronkelijk was de apotheker vooral een pillendraaier. Hij maakte de geneesmiddelen. Nadien kreeg hij de taak geneesmiddelen af te leveren. Meer en meer begeleidt hij ook de patiënt bij het gebruik van die geneesmiddelen. De apotheker wil immers niet alleen een handelaar zijn, maar is vooral de expert die de patiënt adviseert zodat die met zijn geneesmiddelen optimale resultaten haalt. De apotheek wordt dan ook meer en meer een gezondheidscentrum met veel persoonlijke contacten en een zeer sterke vertrouwensrelatie tussen patiënt en apotheker. In mijn ogen blijft het dan ook een heel waardevol beroep.

Ik ben dan ook heel blij dat de term `farmaceutische zorg' in het koninklijk besluit nr. 78 wordt ingevoegd. Dat betekent dat een groot deel van de taak van apotheker bestaat in begeleiding bij het gebruik van geneesmiddelen om een optimaal therapeutisch resultaat te krijgen. We hebben met de minister gediscussieerd over de vraag of de term niet te beperkt gebruikt wordt. Ikzelf had de term `farmaceutische zorg' liever in de plaats zien komen van de verouderde term `artsenijbereidkunde', die nu nog altijd in het koninklijk besluit staat ingeschreven. We zitten daar echter met een taalprobleem. In het Frans staat er `l'art pharmaceutique' waar we best mee kunnen leven. Het is immers een heel breed begrip dat alle aspecten kan dekken die op het ogenblik tot de taak van de apotheker behoren. `Artsenijbereidkunde' echter slaat een beetje te veel op het pillendraaiersdeel van het beroep. We blijven dan ook zoeken naar een bredere term en hebben ook met de minister afgesproken dat er een nieuwe wijziging van het koninklijk besluit komt.

Uiteraard gaat het bij dit alles ook over de bezoldiging. We hebben hier al veel debatten gevoerd over de betaalbaarheid van de gezondheidszorg. Iedereen weet dat het geneesmiddelenbudget de pan uit swingt. Volgens de meest recente berichten zou het stilaan onder controle zijn. Dat budget heeft ook een weerslag op het inkomen van de apotheker want hij wordt nog altijd betaald via een winstmarge op de geneesmiddelen. Zijn inkomen zit gevat in een dubbele evolutie: enerzijds komen er steeds meer dure innovatieve geneesmiddelen, waarbij de winstmarge van apotheker geplafonneerd is, en anderzijds is er een spectaculaire prijsdaling van oudere geneesmiddelen door het systeem van de referentieterugbetaling.

Het wordt dus dringend tijd de apotheker op een andere manier te betalen, een manier die beter overeenkomt met het begrip farmaceutische zorg. De apotheker wordt daarbij beschouwd als een zorgverstrekker van de eerste lijn die met de andere zorgverstrekkers samenwerkt en niet tegen hen.

Af en toe is er wat gehakketak, ook tussen de apothekers en de artsen. Beiden hebben ze hun eigen taak in die eerste lijn en leveren ze er hun eigen bijdrage. Het farmaceutisch honorarium, waarover er tussen de regering en de beroepsorganisaties van de apothekers een afspraak bestaat, moet er hoe dan ook komen. Jammer dat de minister er niet is, want ik had hem graag gevraagd hoever het daarmee staat. Oorspronkelijk was de invoering ervan gepland voor 1 januari 2006, maar we merken dat het nog altijd in de pijplijn zit. Ik hoop dat we er deze legislatuur nog mee rond geraken. Het farmaceutisch honorarium garandeert de apotheker onafhankelijkheid tegenover de regering die het geneesmiddelenbudget onder controle wil houden, en tegenover de farmaceutische industrie.

Onder druk van Europa wordt het beroep van apotheker te veel gecommercialiseerd en de verkoop van geneesmiddelen te veel als een gewoon product beschouwd waarop alle concurrentieregels van toepassing moeten zijn. Voor mij is een geneesmiddel geen gewoon consumptieproduct en is de apotheker geen gewone handelaar, zoals Europa soms vindt en wat zijn weerslag heeft op een aantal vlakken. Ik verwijs naar de ristorno's die nog altijd bestaan en naar de buitenlandse ketens die hier massaal apotheken opkopen waardoor het risico bestaat dat de apotheker zijn zorgfunctie verliest.

Ik vind het een goede zaak dat de wijziging van het koninklijk besluit de eigenaar-niet-apotheker van een officina vermeldt. Zo kan men hem ook een aantal verplichtingen opleggen. Persoonlijk vind ik dat alleen een apotheker eigenaar kan zijn van een apotheek. In een aantal Europese landen is het eigendomsrecht van de apotheker goed afgebakend.

Ook over de waardebepaling van een apotheek hebben we wetsvoorstellen ingediend. Door de druk van commerciële ketens krijgen jonge apothekers vaak niet meer de kans om zelf een apotheek over te nemen.

Als we een apotheker als een zorgverlener en niet als een gewone winkelier willen zien, dan moeten we erop toezien dat de producten die in de apotheek worden verkocht de naam en faam van de apotheek niet in het gedrang brengen. Collega Mayeur heeft daarover in de Kamer een voorstel ingediend waarbij hij de koning de mogelijkheid geeft criteria vast te leggen voor producten die in een apotheek worden verkocht. Volgens mij was die zaak beter via de beroepsgroep zelf geregeld, via de commissie parafarmacie bij de ordes. Dat werd in de commissie besproken en de minister is van oordeel dat beide sporen gevolgd kunnen worden.

De patiënten worden sinds de wet op de patiëntenrechten mondiger en hun rechten worden steeds beter verdedigd. Ook in het geneesmiddelencircuit moet daar meer en meer rekening mee worden houden. We zijn blij dat de patiënt ook in de uitvoering van een aantal Europese richtlijnen beter wordt beschermd. Zo is er een reglementering over de leesbaarheid van de bijsluiters. Voor blinden is brailleschrift op de geneesmiddelenverpakking verplicht.

Toen ik pas afgestudeerd was kregen we nogal eens een voorschrift met de melding sine conditio interna. In dat geval moest de apotheker de bijsluiter uit de verpakking halen omdat de patiënt van de arts niet mocht weten wat hij of zij precies moest slikken. Met de wet op de patiëntenbescherming en het recht op informatie van de patiënt kan zoiets vandaag niet meer. Toch zijn er nog een aantal gevallen waarin patiënten, vooral in ziekenhuizen of rusthuizen, absoluut niet weten welke medicatie ze krijgen toegediend. Misschien is het moeilijk haalbaar om bijsluiters te maken die ook aan patiënten in een ziekenhuis kunnen worden bezorgd, maar ook hier moeten patiënten en/of de mensen die hen begeleiden de juiste informatie kunnen krijgen.

De nieuwe bepalingen verbieden heel terecht de verkoop op afstand van voorschriftplichtige geneesmiddelen. De vraag is hoe afdwingbaar dat verbod is. Ook in de problematiek van de doping bleek dat geen gemakkelijke uitdaging en uit onderzoek dat collega's van de Kamer hebben opgezet, bleek ook dat er regelmatig via het internet geneesmiddelen worden aangekocht. De EU zegt trouwens dat we dat voor niet-voorschriftplichtige geneesmiddelen niet kunnen verbieden. Voor de andere geneesmiddelen is de wet nu veel meer sluitend. De minister heeft me alleszins gerustgesteld dat de aankoop van geneesmiddelen via het internet voortaan strafbaar is. Ik hoop alleszins dat we op die manier een deel van de problemen met doping en druggebruik kunnen oplossen.

Ik heb al gewezen op de snelle evolutie in de wereld van de apothekers. Ze moeten via Farmanet en via allerlei andere kanalen heel veel gegevens beschikbaar stellen. Soms rijzen daarbij vragen over de bescherming van de privacy en over het optimaal gebruik van al die gegevens.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om de minister te vragen welke consequenties hij in dit verband precies verbindt aan zijn beslissing om een registratie aan te leggen van ziekenhuisapothekers. Die vinden dat het geen zin heeft dat zij al die gegevens doorgeven omdat de overheid al over die informatie beschikt, behalve over de precieze omvang van de retributie die zij voor die geneesmiddelen moeten betalen. Ik pleit ervoor dat de minister uitzoekt op welke manier de verschillende gegevensinzamelingen optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Een punt van kritiek bij deze wetgeving is dat ze andermaal een stukje wegknaagt van het monopolie van de apothekers. Dat gebeurt elk jaar opnieuw, vaak vanuit een terechte bekommernis om de patiënt zo veel mogelijk te helpen. Dat is ook nu het geval, bijvoorbeeld inzake de geneesmiddelen die de overheid snel beschikbaar wil stellen in geval van pandemieën. Dat is ook het geval in de zogenaamde schrijnende gevallen waarin men patiënten moet kunnen helpen met nog niet-geregistreerde geneesmiddelen.

De apothekers en apothekersvertegenwoordigers tillen wel heel zwaar aan het feit dat de dierenartsen zich op basis van deze wettekst rechtstreeks bij een groothandelaar kunnen bevoorraden. De beroepsgroepen hebben trouwens een brief geschreven aan de regering over de vraag van de overheid dat de traceerbaarheid voor alle geneesmiddelen over de hele keten gewaarborgd moet zijn. De unieke barcodes van humane geneesmiddelen maken dat vandaag al mogelijk. Waarom gebruikt men niet een gelijkaardige methode voor het traceren van dierengeneesmiddelen? De minister weet ook hoe belangrijk dat in sommige gevallen kan zijn. Apothekers gebruiken allerhande registers, werken samen met Farmanet en zijn dus in staat een perfect traceerbaar systeem uit te werken.

De overheid vraagt een duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheid van elke betrokkene. Verder vraagt ze een vlotte en snelle terugroeping van geneesmiddelen. Ook op dat punt is de apotheek goed uitgerust via de dienst voor geneesmiddelenonderzoek die heel snel en vlot geneesmiddelen waarmee een probleem is, kan terugroepen. Dat systeem kan worden gebruikt en wordt reeds gebruikt voor diergeneesmiddelen.

De kwaliteit van de geneesmiddelen van fabrikant tot eindgebruiker betekent dat een geneesmiddel niet alleen moet worden gecontroleerd op de plaats van de productie, maar dat de kwaliteit in de hele keten zijn gewaarborgd. In het verleden is het bijvoorbeeld al voorgekomen dat vaccins thuis bij dierenartsen of bij geneesheren werden afgeleverd zonder dat de koudeketen werd gerespecteerd. Dat komt uiteraard de kwaliteit van de geneesmiddelen niet ten goede. Het circuit van de apothekers blijft volgens ons het beste om de kwaliteit te waarborgen.

Verder wil de overheid zelf een permanent toezicht op de geneesmiddelenstroom, rekening houdend met het vrij verkeer van goederen in Europa. We vragen een betere controle van ingevoerde geneesmiddelen en een striktere controle van posologie, etikettering enzovoort.

De apothekers zijn ervan overtuigd dat zij het ideale circuit hebben om ook voor de diergeneesmiddelen de perfecte ketenbewaking te verzekeren en om de knowhow ter beschikking te stellen aan dierenbezitters en dus de aflevering van diergeneesmiddelen optimaal kunnen verzekeren. De veeartsen kunnen uiteraard een voorraad hebben om mensen in nood snel te kunnen helpen.

Verder vermeld ik nog de goede spreiding van ons netwerk van apotheken. Blijkbaar volstonden al die waarborgen niet, en riskeert men nu belangenconflicten, aangezien de dierenartsen niet alleen geneesmiddelen kunnen voorschrijven, maar ze ook zelf zullen kunnen afleveren, zonder enige controle van buitenaf. Zij zullen zelf, zeker bij nutsdieren, ook nog eens controleren of er niet te veel van bepaalde producten, zoals antibiotica of hormonen, werden toegediend. Dat is een pijnpunt in de voorliggende ontwerpen. Persoonlijk betreur ik die ten zeerste. Onze fractie zal de wetsontwerpen goedkeuren, maar persoonlijk verzoek ik de minister toch om de discussie over en de controle op de aflevering van diergeneesmiddelen in de toekomst verder te zetten.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Wij delen de bezorgdheid van de apothekers. Er zijn zeker vragen te stellen bij het ontwerp tot aanvulling van het koninklijk besluit teneinde de kwaliteit van de in de apotheken verkochte producten te waarborgen. De apothekers zijn bereid om afspraken te maken. Waarom moet dan een wetgevend initiatief worden genomen? Dat past niet in het kader van de administratieve vereenvoudiging. Het moet worden geapprecieerd dat een beroepsgroep interne afspraken maakt ten voordele van bijvoorbeeld het imago en de betrouwbaarheid van de beroepsuitoefenaars.

Er werd inderdaad begonnen om het begrip farmaceutische zorg beter te omschrijven. Die eerste stappen moeten nu ook maatschappelijk worden ingebed, want de overconsumptie van geneesmiddelen is te hoog en weegt te zwaar op de begroting van de ziekteverzekering. De omschrijving alleen volstaat echter niet om het verbruik van geneesmiddelen te optimaliseren, zeg maar te verminderen of te voorkomen.

De omzetting van de Europese richtlijnen in Belgisch recht bevat heel wat positieve punten, waaronder een grotere transparantie en duidelijkheid voor de consument, een grotere eenvormigheid tussen de procedures in de lidstaten, een grotere openbaarheid van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek, betere voorlichting over geneesmiddelen voor personen met een handicap en voor ziekenhuispatiënten. Alleen hebben wij een en ander te snel moeten behandelen en vrezen wij dat we veel van die punten broksgewijs zullen terugvinden in een programmawet. De Senaat heeft in deze eigenlijk zijn rol niet kunnen spelen.

M. Rudy Demotte, ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. - J'ai bien écouté les arguments de Mme Van de Casteele, que j'avais d'ailleurs déjà entendus en commission.

Je tiens à réagir sur le point que vient de soulever Mme De Schamphelaere, à savoir que les concertations avec le secteur sont toujours utiles. Elle estime que, s'il y a moyen de conclure un accord avec le secteur, il est peut-être opportun de s'y tenir plutôt que de prendre une réglementation par arrêté royal.

Je pense qu'il faut simplement garder à l'esprit que nous avons déjà des modèles qui fonctionnent sur cette base. Ainsi, les accords conclus entre interlocuteurs sociaux peuvent être coulés sous la forme d'arrêtés royaux. De même, un thème abordé en commission des Affaires sociales, sous la présidence de Mme Van de Casteele, a aujourd'hui trouvé un point d'application. Il s'agit de la question de la réglementation des boissons alcoolisées sous la forme d'alcopops à destination des jeunes. Une négociation a eu lieu avec le secteur, lequel a fait sa propre police en termes de réglementation et nous a ensuite indiqué qu'elle pouvait être coulée sous forme contraignante.

J'estime donc, mesdames, que notre projet n'est pas éloigné de ce modèle. Nous sommes toujours à l'écoute du secteur, parce qu'il est efficace de se baser sur l'expérience acquise, mais il faut en même temps donner force d'application aux décisions qu'il a prises.

-La discussion générale est close.