3-155 | 3-155 |
De voorzitter. - Mevrouw Gisèle Mandaila Malamba, staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid antwoordt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Op 31 januari 2004 werd de Belg Kristof De Graeve in zijn woning te Kampala vermoord. Hij leidde een laboratorium voor het Belgische bedrijf Chemiphar dat vis, bestemd voor consumptie en export, ter plaatse volgens Europese normen controleert op salmonella, cholera en pesticiden. De reden voor de moord blijft tot op heden onduidelijk, hoewel de Oegandese autoriteiten vrij snel een aantal verdachten van de moord hebben opgepakt. Ze werden na één jaar op borgtocht vrijgelaten en zijn ondertussen verdwenen. Uiteraard zouden de nabestaanden van het slachtoffer inzicht willen krijgen in het motief en hopen ze dat gerechtigheid geschiedt en de schuldigen worden gestraft. Twee jaar na datum merken zij evenwel dat het onderzoek niet vordert, ondanks het feit dat de Belgische regering en de administratie deze zaak zouden opvolgen.
Is er nog steeds overleg tussen de Belgische en de Oegandese autoriteiten omtrent het verloop van het onderzoek? Wat is de huidige stand van zaken?
Worden de familie en de werkgever van het slachtoffer op de hoogte gehouden over het verloop van het onderzoek en de contacten met de Oegandese autoriteiten?
De Oegandese autoriteiten zouden zich geëngageerd hebben om het onderzoeksdossier aan België te overhandigen. Is dit intussen gebeurd? Zo ja, is ons land bereid het onderzoek over te doen en alle kosten, onder meer voor het DNA-onderzoek, op zich te nemen? Er wordt immers gezegd dat dit één van de redenen zou zijn dat het onderzoek niet vordert. Zo neen, welke diplomatieke stappen zal onze regering bij de Oegandese autoriteiten zetten om zo spoedig mogelijk het voorlopig onderzoeksdossier in handen te krijgen?
Werden tussen de Belgische en Oegandese autoriteiten afspraken gemaakt over de verdere gerechtelijke stappen indien het onderzoek in ons land het motief en de schuldigen voor de moord zou kunnen aanwijzen? Deze vragen worden uiteraard gesteld onder voorbehoud van wat mag worden gezegd, rekening houdend met de scheiding der machten en het respect voor de werking van het gerechtelijk apparaat in Oeganda. Gelet op de belangen van de familieleden van de man in kwestie en het feit dat hij een buitengewone opdracht vervulde voor een Belgisch bedrijf in het kader van de samenwerking tussen België en Oeganda, en de dramatische omstandigheden waarin de feiten zich hebben afgespeeld, is het van belang dat onze autoriteiten tonen dat ze alert blijven voor dit dossier.
Mevrouw Gisèle Mandaila Malamba, staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik lees het antwoord van collega De Gucht.
Er is in deze zaak uitgebreid overleg geweest tussen België en de Oegandese autoriteiten. In april 2005 werd de zaak besproken tussen eerste minister Verhofstadt en president Museveni tijdens diens bezoek aan België. Dit leidde ertoe dat in augustus 2005 een hooggeplaatst ambtenaar van de federale politie het onderzoeksdossier in Kampala kon inkijken. Door zijn tussenkomst en die van de Belgische ambassade werden de Oegandese autoriteiten bereid gevonden om een rechtshulpverzoek te richten aan België om hier bepaalde forensische onderzoeken te verrichten. Dit rechtshulpverzoek werd door mijn diensten op 15 februari overgemaakt aan de FOD Justitie, waar het momenteel onderzocht wordt.
Onze ambassade in Kampala houdt regelmatig de weduwe van de heer De Graeve, die nog steeds in Oeganda woont, op de hoogte. Ook de vader van het slachtoffer wordt per briefwisseling ingelicht over de stand van zaken. De werkgever werd onlangs nog ontvangen door de ambassadeur.
Het is nooit de bedoeling geweest het Oegandese onderzoeksdossier over te dragen, enkel om vanuit België rechtshulp te verlenen bij onderzoeksdaden, zoals bijvoorbeeld DNA-analyses. De Belgische gerechtelijke autoriteiten zijn niet bevoegd om in België een gerechtelijk onderzoek te openen in deze zaak.
De Oegandese autoriteiten kunnen erom verzoeken dat de kosten van het rechtshulpverzoek door België worden gedragen. Minister De Gucht verwijst hiervoor naar zijn collega van Justitie.
De vertegenwoordiger van de federale politie kon in augustus het onderzoeksdossier inkijken. Hij is uiteraard gehouden door het geheim van het onderzoek.
Op grond van het principe van niet-inmenging in de interne aangelegenheden van Oeganda en van de scheiding der machten kunnen terzake geen afspraken worden gemaakt. Alles wijst erop dat de Oegandese gerechtelijke autoriteiten, op basis van de nieuwe elementen die het onderzoek in België zou opleveren, de nodige stappen zullen ondernemen om de schuldigen op te sporen en te berechten.
Onze ambassade in Kampala zal in elk geval het dossier van nabij blijven opvolgen en niet nalaten zich regelmatig te informeren over de stand van zaken.