3-1599/1

3-1599/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

2 MAART 2006


Wetsvoorstel ter correctie van verschillende wetten

(Ingediend door mevrouw Anne-Marie Lizin c.s.)


TOELICHTING


1. Inleiding

De wet is niet altijd volmaakt. Geregeld vertoont een wet kleine technische onvolkomenheden : er ontbreken woorden, er staan woorden te veel, de zin loopt fout, de nummering klopt niet, de verwijzing is verkeerd, de Nederlandse tekst zegt iets anders dan de Franse, ... Dit soort onvolkomenheden kan men verzamelen onder de noemer « wetstechnische gebreken ».

Wetstechnische gebreken hebben de vervelende eigenschap dat ze vrij gemakkelijk in de wettekst sluipen, doch er slechts moeizaam terug uit verdwijnen. Soms blijven ze lange tijd onopgemerkt. Soms worden ze wel ontmaskerd, maar getroost de wetgever zich de moeite niet om, voor die ene technische onvolkomenheid, een reparatiewet te maken. Ook technische fouten in een wet kunnen immers alleen worden gecorrigeerd met een nieuwe wet. Die procedure wordt echter vaak te omslachtig bevonden.

Technische onvolkomenheden worden soms wel hersteld als onderdeel van een ruimere wijziging van de betrokken wettekst. Vaak is het echter lang wachten op die ruimere wijziging of is de wetgever het gebrek inmiddels reeds vergeten.

De indieners van dit wetsvoorstel kiezen voor een meer gestructureerde aanpak. In plaats van ieder gebrek met een afzonderlijk wetgevend ingrijpen aan te pakken, corrigeert het voorstel de fouten in een heel pakket wetten. Dit wetsvoorstel herstelt 189 technische gebreken in 70 wetten. Daardoor worden veel tijd en wetgevingscapaciteit bespaard.

Deze techniek is overigens niet nieuw. Hij wordt al enkele jaren met succes toegepast in Canada en Nederland. In beide landen geldt deze werkwijze als een doeltreffende formule om wetstechnische gebreken snel te herstellen, zonder daarbij de agenda van de wetgever te zeer te belasten.

2. Wetstechnische gebreken

Dit wetsvoorstel beoogt niets meer dan een zuiver technische correctie van fouten in de wetgeving. Aan de inhoudelijke draagwijdte van de bestaande wetgeving wordt niets gewijzigd.

De wetstechnische gebreken die de Belgische wetgeving aantasten en die in dit wetsvoorstel worden gecorrigeerd, kunnen worden opgedeeld in vier categorieën.

1. Een eerste categorie bevat de verschrijvingen. Het gaat om teksten waarin te veel woorden staan, woorden ontbreken of de zinsconstructie om een andere reden gebrekkig is.

Verschrijvingen bestaan in verschillende gradaties. Soms belemmeren zij de vlotte lectuur van een wettekst, zonder de tekst daardoor onbegrijpelijk te maken. Daarvan getuigt de Franse tekst van artikel 259quinquies, § 2, laatste lid, laatste zin, van het Gerechtelijk Wetboek :

« Le cas échéant, le surnombre disparaît lorsque se libère un mandat du même rang devient vacant. » (1)

Soms vergt een verschrijving al wat meer denkwerk van de lezer. Zo vermeldt de wet van 19 november 2004 tot invoering van een heffing op omwisselingen van deviezen, bankbiljetten en munten, de « belastbare handleiding » in plaats van de « belastbare handeling » (2) .

In enkele gevallen wordt de rechtsgebruiker zelfs volledig op het verkeerde been gezet. Artikel 802 van het Burgerlijk Wetboek heeft het over de « schuldenaars », maar bedoelt de « schuldeisers » :

« Ingevolge het voorrecht van boedelbeschrijving wordt de vermenging van de boedels verhinderd ten aanzien van de erfgenaam zowel als ten aanzien van de schuldenaars en de legatarissen. » (3)

De Nederlandse tekst van artikel 409, derde lid, van het Wetboek van vennootschappen biedt een « mooi » voorbeeld van de chaos waartoe een verschrijving kan leiden :

« De benadeelde schuldeiser die een rechtsvordering instelt, brengt de curator toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. » (4)

De Franse tekst van artikel 1703 van het Gerechtelijk Wetboek illustreert dan weer dat het wegvallen van één woord een heel andere wending aan een tekst kan geven :

« À moins que la sentence ne soit contraire à l'ordre public ou que le litige ne soit (pas) susceptible d'être réglé par la voie de l'arbitrage, la sentence arbitrale a l'autorité de la chose jugée lorsqu'elle a été notifiée conformément à l'article 1702, alinéa 1er, et qu'elle ne peut plus être attaquée devant les arbitres. » (5)

2. De tweede categorie technische gebreken bevat de legistieke fouten. Dit omvat vooreerst de foutieve nummering van titels, hoofdstukken, artikelen en onderdelen van artikelen. Zo komt Boek II, Titel V, Hoofdstuk VIIbis, van het Strafwetboek, na Hoofdstuk VIII (6) . In de wet van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen, bevinden de artikelen 11bis tot 11quinquies zich na artikel 12 (7) . Artikel 55 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, bevat tweemaal een § 5 (8) .

Het zijn euvels die op zich al niet bevorderlijk zijn voor een vlotte lectuur van de wet, maar hun hinderlijke gevolgen kunnen ver doorwerken. Zo bevat artikel 154ter, § 1, eerste lid, van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, tweemaal een 4º. Bovendien verwijst het tweede lid naar de adviezen bedoeld in het eerste lid, 4º en 5º (9) . Over welk 4º gaat het ? Over het eerste, het tweede of allebei ?

Ook de zeer talrijke groep van verkeerde verwijzingen vindt onderdak in deze categorie. Wanneer een wetsbepaling wordt gewijzigd, vernummerd of opgeheven, moet worden nagegaan of andere wetsbepalingen die naar de eerste bepaling verwijzen, niet op hun beurt moeten worden gewijzigd of zelfs opgeheven. Dat is een oefening die de wetgever vaak niet of slechts ten dele maakt. Daardoor wordt de rechtsgebruiker geregeld op het verkeerde pad gestuurd of zelfs in een doodlopend straatje achtergelaten.

Tot deze groep behoren ook de vele verwijzingen naar opgeheven wetten en wetboeken, bijvoorbeeld de verwijzingen naar het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (10) , dat in 1967 werd opgeheven, of naar de artikelen van de « oude » Grondwet (11) .

3. De derde categorie technische gebreken betreft de verouderde bepalingen. Een bepaling kan verouderd zijn doordat zij geen rekening houdt met nieuwe terminologie. Zo heeft artikel 81 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij het nog steeds over de « waterschout », al werd dat begrip door de wet van 3 mei 1999 ingeruild voor « de met de politie te water belaste hoofden van de federale politie » (12) . De wet van 19 mei 1998 gomde dan weer alle « scheidsrechterlijke uitspraken » uit het Gerechtelijk Wetboek, ten voordele van de « arbitrale uitspraken ». Maar toch vulde die wet zelf artikel 1702 van het Gerechtelijk Wetboek aan met een tweede lid, dat bepaalt dat hoger beroep kan worden ingesteld binnen één maand vanaf de betekening van ... de scheidsrechterlijke uitspraak (13) .

Andere bepalingen hinken dan weer achterop bij de institutionele evolutie. In de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken heeft het hof van beroep te Luik nog « Vlaamse kamers » en dat te Gent nog « Franse kamers » (14) . De splitsing van de provincie Brabant is nog niet tot alle wetten doorgedrongen (15) . Ook « de Kolonie » duikt nog in sommige wetten op (16) .

4. De vierde categorie is een klassieke struikelsteen voor iedere wetgever die zijn wetten in twee of meer authentieke taalversies moet opstellen : de versie in de ene taal verschilt wel eens van de versie in de andere taal.

Volgens de Nederlandse wettekst mag een privé-detective geen informatie inwinnen omtrent de raciale of etnische herkomst van de personen die het voorwerp zijn van zijn activiteiten. In de Franse versie mag hij geen informatie inwinnen over de « origines sociales ou ethniques » van die personen (17) .

Dit zijn technische onvolkomenheden die vaak lang onopgemerkt blijven, aangezien slechts weinig rechtsgebruikers beide taalversies van de wettekst raadplegen.

3. Nood aan correctie

Technische fouten bemoeilijken de lectuur, de interpretatie en de toepassing van de wet. Zij zijn een bron van onnodige irritaties en ongemak.

Technische fouten kunnen zelfs rechtsongelijkheid tot gevolg hebben. Artikel 8, § 2, van de drugswet van 24 februari 1921 biedt hiervan een sprekend voorbeeld (18) . Dat artikel bestraft degenen die zich verzetten tegen bezichtiging, inspectie of monsterneming door ambtenaren, wanneer die daden betrekking hebben op verdovende middelen. De Franse tekst bestraft het misdrijf met een gevangenisstraf van « trois à cinq ans », de Nederlandse tekst met een gevangenisstraf van « drie maanden tot vijf jaar ». Het verschil tussen de minimumstraffen bedraagt twee jaar en negen maanden. Welke straf de beklaagde krijgt, kan afhankelijk zijn van de taalversie die de betrokken magistraat voor ogen heeft, en dus van het toeval.

De wetgever heeft de plicht om gebrekkige wetgeving te herstellen. Uiteraard moet hij een rechtsregel die strijdig is met het gelijkheidsbeginsel of het rechtszekerheidsbeginsel, zo snel mogelijk bijsturen. De zorgvuldigheidsplicht van de wetgever houdt echter ook in dat de wet duidelijk, leesbaar, begrijpelijk en coherent is.

4. Een algemene reparatiewet

Het herstellen van wetstechnische gebreken is een arbeidsintensieve aangelegenheid. In de afweging tussen de kosten (tijd, belasting van de wetgevende agenda) en de baten (correcte wetgeving) van een reparatiewet, moeten de baten geregeld het onderspit delven. Ook een reparatiewet moet de wetgevingsprocedure immers volledig doorlopen : indiening van een wetsvoorstel, inoverwegingneming, behandeling door een commissie en goedkeuring door de plenaire vergadering van de assemblee. Nadien moet ook de andere Kamer zich over de tekst buigen. Bovendien dringen reparatiewetten slechts moeizaam door in de agenda van de wetgever.

Buitenlandse voorbeelden (zie hieronder, punt 5) leren dat brede, algemene reparatiewetten zich beter lenen voor het raderwerk van de wetgevingsprocedure. Zij vergen, naar verhouding, veel minder tijd en formalisme dan een veelheid aan punctuele wetsvoorstellen.

De passage doorheen de wetgevingsprocedure verloopt nog vlotter naarmate de reparatiewet een zuiver technisch en corrigerend karakter heeft. Wanneer de wetgever enkel de technisch gebrekkige uitwerking van oude keuzes moet corrigeren, zonder nieuwe inhoudelijke, politieke keuzes te moeten maken, verloopt het besluitvormingsproces veel eenvoudiger en sneller. Om die reden heeft dit wetsvoorstel, zoals hoger reeds werd aangehaald, een exclusief technisch karakter. Correcties die een beleidskeuze inhouden of die de draagwijdte van de wet wijzigen, werden niet in het voorstel opgenomen.

5. Buitenlandse voorbeelden

a) Canada

In Canada bestaat sinds 1975 een « programme de correction des lois », — een programma ter verbetering van de wetten. De afdeling Wetgeving van het ministerie van Justitie inventariseert er de anomalieën, tegenstrijdigheden, verouderde bepalingen en andere technische gebreken van de wetten. Eenieder kan die onvolkomenheden aan de afdeling meedelen. Regelmatig wordt dit verzameld in een algemeen wetsontwerp tot correctie van technische fouten in de wetgeving (19) .

Een voorstel tot correctie wordt bovendien slechts in dit ontwerp opgenomen wanneer het voldoet aan de volgende voorwaarden :

— er mag geen controverse over bestaan;

— het mag niet leiden tot bijkomende overheidsuitgaven;

— het mag geen rechten aantasten;

— het mag geen nieuw misdrijf in het leven roepen of de draagwijdte van een bestaande repressieve tekst verruimen.

De tekst wordt vervolgens bestudeerd in de beide Kamers van het federale Parlement, veelal door de commissies bevoegd voor de Justitie. Beide Kamers kunnen nieuwe wijzigingsvoorstellen aan de tekst toevoegen of voorgestelde wijzigingen schrappen. Traditioneel wordt een voorstel geschrapt zodra het aanleiding geeft tot enige controverse.

Het ontwerp mondt uiteindelijk uit in een « correctiewet » (« loi corrective » of « Miscellaneous Statutes Amendment Act ») (20) . Zo werden er correctiewetten uitgevaardigd in 1977, 1978, 1981, 1984, 1987, 1992, 1993, 1994, 1999 en 2001.

b) Nederland

Ook in Nederland wordt sedert enige jaren werk gemaakt van een systematische correctie van technische fouten in de wetgeving. Op 28 januari 1999 kwam een eerste algemene reparatiewet tot stand, met als opschrift « wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten in diverse wetten alsmede intrekking van enkele wetten die geen betekenis meer hebben. » Nadien werden nog verschillende technische reparatiewetten uitgevaardigd, weze het meestal op nauwer afgebakende domeinen (« departementale reparatiewetten ») (21) .

De bedoeling is om op een efficiënte wijze zuiver technische onvolkomenheden in de wetgeving te herstellen. Iedere correctie die een beleidsinhoudelijke wijziging met zich brengt, wordt uit de ontwerptekst geschrapt.

In Nederland werd voor deze techniek geopteerd, omdat dit de meest doeltreffende wijze blijkt om wetstechnische gebreken te herstellen. Men stelt immers vast dat de vakliteratuur en de rechtspraktijk veelvuldig technische onvolkomenheden signaleren, maar dat hieraan nauwelijks gevolg wordt gegeven.

6. De Senaat en de correctie van wetten

Dit wetsvoorstel herstelt de duidelijke formulering en de coherente ordening van een groot aantal wetten. Het is echter niet exhaustief : er blijven ongetwijfeld nog vele andere technische tekortkomingen in de Belgische wetgeving.

Het valt bovendien te vrezen dat ook toekomstige wetten niet altijd vrij zullen zijn van fouten. Wetgeving blijft mensenwerk. Nieuwe fouten zullen onvermijdelijk in de wetgeving sluipen, ook al verscherpt de wetgever de kwaliteitscontrole van zijn product. De wetgevende productie is immers te uitgebreid, te ingewikkeld en vaak ook te overhaast om de foutenmarge volledig weg te dringen. Bovendien ligt een technisch gebrek vaak in een klein hoekje. Dat bewijst onder meer artikel 79ter, § 1, 1º, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. De rechtsleer ontdekte dat de Nederlandse tekst van dit artikel een kommapunt bevat en de Franse versie een komma. Daardoor blijkt de inhoudelijke betekenis van de beide taalversies behoorlijk te verschillen.

Nieuwe wetten tot herstel van wetstechnische fouten zullen bijgevolg wellicht altijd nodig blijven. De indieners van het wetsvoorstel pleiten ervoor dat de Belgische wetgever het opsporen en herstellen van wetstechnische fouten institutionaliseert, zoals dit reeds het geval is in Canada en Nederland. De Senaat, die onder meer als opdracht heeft toe te zien op de kwaliteit van de wetgeving, zou hierbij een stimulerende rol kunnen blijven spelen. Hij zou een centraal meldpunt kunnen worden, waaraan eenieder steeds technische onvolkomenheden in de wetgeving kan signaleren. Een efficiënte kwaliteitsbewaking van de wetgeving vergt immers de medewerking van alle rechtsgebruikers : gewone burgers, maar ook professionele rechtsgebruikers zoals magistraten, advocaten, notarissen, bedrijfsjuristen, ambtenaren, ...

7. Opbouw van het wetsvoorstel

a) Algemeen

In overeenstemming met de legistieke aanbevelingen van de Raad van State, rangschikt dit wetsvoorstel de te wijzigen wetten in chronologische volgorde, te beginnen met de oudste regeling. Hieronder bevindt zich ook een inhoudstafel waarin de te wijzigen wetten overzichtelijk worden opgesomd.

De correcties worden in beginsel aangebracht in de betrokken basiswetten zelf. Soms kan de fout echter alleen worden rechtgezet door een wijzigingswet te corrigeren.

In de artikelsgewijze toelichting worden de motieven voor iedere voorgestelde wijziging uiteengezet, ook al gaat het veelal om kleine en vrij evidente wijzigingen. Hierdoor kan men zich ervan vergewissen dat het steeds gaat om louter technische aanpassingen. Om diezelfde reden bevindt zich achteraan dit stuk een vergelijking tussen de oorspronkelijke en de gewijzigde wetteksten.

b) Lijst van de te wijzigen wetten

1. Burgerlijk Wetboek

2. Hypotheekwet van 16 december 1851

3. Wet van 31 december 1851 op de loterijen

4. Strafwetboek

5. Uitleveringswet van 15 maart 1874

6. Wet van 25 augustus 1885 die de wetgeving betreffende de koopvernietigende gebreken herziet

7. Wet van 11 juni 1889 betreffende de drukwerken en formulieren die het voorkomen van bankbiljetten of andere papieren waarden hebben

8. Wet van 25 maart 1891 houdende bestraffing van de aanzetting tot het plegen van misdaden of wanbedrijven

9. Wet van 30 oktober 1903 tot bepaling der elektrische eenheden

10. Wet van 4 september 1908 op de inbeslagneming en het opbod bij vrijwillige vervreemding van de zee- en de binnenschepen, alsmede op de bevoegdheid in zake van zee- en binnenvaart

11. Besluitwet van 11 oktober 1916 betreffende de staat van oorlog en de staat van beleg

12. Wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van een handelszaak, het endossement van de factuur, alsmede de aanvaarding en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen

13. Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen

14. Wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart

15. Wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij

16. Wet van 5 juni 1928 houdende regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst

17. Wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers

18. Koninklijk besluit nº 62 van 13 januari 1935 waarbij toelating wordt verleend tot het oprichten van een economische reglementeering van de voortbrengingen de verdeeling

19. Wet van 16 juni 1937 waarbij de Koning er toe gemachtigd wordt de nodige maatregelen te nemen om 's Lands mobilisatie in geval van oorlog te verzekeren

20. Besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap

21. Koninklijk besluit nr. 79 van 28 november 1939 tot wijziging en aanvulling van zekere bepalingen inzake meeteenheden en meettuigen

22. Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

23. Samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders

24. Wetboek van zegelrechten

25. Wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden, alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden

26. Wet van 19 december 1950 tot instelling van de Orde der dierenartsen

27. Wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel

28. Wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte

29. Wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen

30. Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten

31. Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming

32. Wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen

33. Wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel

34. Gerechtelijk Wetboek

35. Koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

36. Wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg

37. Wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen

38. Wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen

39.  Kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen

40. Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

41. Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers

42. Wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank

43. Wetboek van de Belgische nationaliteit

44. Wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

45. Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid

46. Wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen

47. Wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven

48. Wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective

49. Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

50. Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens

51. Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen

52. Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling

53. Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

54.  Wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van televisieomroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad

55. Wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs

56. Wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector

57. Wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen

58. Wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak

59. Wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst

60. Wetboek van vennootschappen

61. Wet van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen

62. Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

63. Wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen

64. Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs

65. Programmawet (I) van 24 december 2002

66. Wet van 19 november 2004 tot invoering van een heffing op omwisselingen van deviezen, bankbiljetten en munten

67. Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden

68. Wet van 7 april 2005 houdende uitvoering van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, het Aanhangsel en de Bijlagen I, II, III en IV, ondertekend te Madrid, op 4 oktober 1991, en Bijlage V, aangenomen te Bonn op 7 tot 18 oktober 1991

69. Wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie

70. Wet van 4 juli 2005 tot wijziging van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Hoofdstuk 2

Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Artikel 2

Artikel 193bis van het Burgerlijk Wetboek verwijst naar « artikel 46 van de wet van 20 april 1810 op de inrichting der rechterlijke orde en het beleid der justitie ». Die wet werd echter opgeheven bij de invoering van het Gerechtelijk Wetboek. Artikel 193bis moet verwijzen naar artikel 138, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikelen 3 en 6

De artikelen 301, § 6, en 307bis van het Burgerlijk Wetboek verwijzen naar artikel 205 van dat Wetboek. Dat artikel werd echter vervangen door de wet van 14 mei 1981. Sindsdien horen de artikelen 301 en 307bis te verwijzen naar artikel 205bis.

Artikelen 4 en 5

In de artikelen 304 en 307 van het Burgerlijk Wetboek is sprake van een echtscheiding die wordt « toegestaan ». Echtscheidingen worden sedert de wet van 30 juni 1994, die de artikelen 1294 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek wijzigde, echter niet langer « toegestaan », maar « uitgesproken ».

Artikel 7

Artikel 531 van het Burgerlijk Wetboek verwijst nog steeds naar het « Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ».

Artikel 8

De Nederlandse tekst van artikel 802, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek luidt als volgt :

« Ingevolge het voorrecht van boedelbeschrijving wordt de vermenging van de boedels verhinderd ten aanzien van de erfgenaam zowel als ten aanzien van de schuldenaars en de legatarissen. »

Het woord « schuldenaars » moet worden vervangen door het woord « schuldeisers ».

Artikel 9

Artikel 953 van het Burgerlijk Wetboek luidt als volgt :

« Een schenking onder de levenden kan niet worden herroepen dan wegens niet-vervulling van de voorwaarden waaronder zij gedaan is, wegens ondankbaarheid en wegens geboorte van kinderen. »

De mogelijkheid om een schenking onder de levenden te herroepen wegens geboorte van kinderen, werd vroeger geregeld door de artikelen 960 tot 966 van het Burgerlijk Wetboek. Die artikelen werden evenwel opgeheven bij de wet van 31 maart 1987. Artikel 953 werd hieraan nog niet aangepast.

Artikel 10

De Franse tekst van artikel 983, eerste zin, van het Burgerlijk Wetboek luidt als volgt :

« Art. 983. — Les dispositions des articles ci-dessus n'auront lieu qu'en faveur de ceux qui seront en expédition militaire, ou en quartier, ou en garnison hors du territoire français ou prisonniers chez l'ennemi; »

In de Nederlandse tekst is sprake van het Belgisch grondgebied. Het wetsvoorstel past de Franse tekst hieraan aan.

Artikel 11

Luidens artikel 1270, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de gerechtelijke boedelafstand het ontslag van de lijfsdwang ten gevolge. De lijfsdwang werd echter reeds afgeschaft door de wet van 31 januari 1980. Artikel 1270, tweede lid, kan bijgevolg worden opgeheven.

Artikel 12

Artikel 1597 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing op « rechters, rechters-plaatsvervangers, ambtenaren van het openbaar ministerie, griffiers, gerechtsdeurwaarders, pleitbezorgers, advocaten en notarissen ». De pleitbezorgers mogen uit dit rijtje worden geschrapt, aangezien de functie van pleitbezorger werd afgeschaft bij de invoering van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 13

Luidens artikel 1688 van hetzelfde wetboek worden de wijze en de vormen van de veiling van onverdeelde goederen bepaald « in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ». Die verwijzing kan worden vervangen door een verwijzing naar het Gerechtelijk Wetboek, dat de veiling van onverdeelde goederen regelt in Hoofdstuk VI van Boek IV.

Artikel 14

Artikel 10, derde lid, van hetzelfde wetboek, Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, luidt als volgt :

« Wanneer de verhuurder in het bezit is van de waarborg en nalaat deze te plaatsen op de wijze bepaald in het tweede lid, is hij de huurder de gemiddelde marktrente op het bedrag van de waarborg vrschuldigd vanaf de overhandiging ervan. »

De huurder is evenwel niet de gemiddelde marktrente verschuldigd, maar intresten berekend aan de gemiddelde marktrente. In de Franse tekst is terecht sprake van « les intérêts au taux moyen du marché financier ».

Artikel 15

In de Franse tekst van artikel 2023 van het Burgerlijk Wetboek is sprake van « hors de l'arrondissement de la cour d'appel » in plaats van « hors du ressort de la cour d'appel »

Hoofdstuk 3

Wijzigingen van de hypotheekwet van 16 december 1851

Artikel 16

Artikel 1, laatste lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851 verwijst naar artikel 1429 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 1429 werd echter vervangen door de wet van 14 juli 1976. Artikel 1, laatste lid, hoort nu te verwijzen naar artikel 595 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 17

Artikel 59 van de hypotheekwet verwijst naar de artikelen 57 en 58 van die wet :

« Art. 59. — Indien de voogd, in de gevallen van de artikelen 57 en 58, naderhand onroerende goederen verkrijgt, wordt gehandeld zoals in de artikelen 49 en volgende bepaald is. »

De verwijzing naar artikel 57 kan worden opgeheven aangezien artikel 57 zelf reeds werd opgeheven bij de wet van 29 april 2001.

Artikel 18

Artikel 117 van de hypotheekwet luidt als volgt :

« Art. 117. — In geval van herverkoop ten gevolge van hoger bod, geschiedt die herverkoop met inachtneming van de vormen die door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn bepaald. »

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering werd opgeheven en vervangen door het Gerechtelijk Wetboek.

Hoofdstuk 4

Wijziging van de wet van 31 december 1851 op de loterijen

Artikel 19

Artikel 9 van de wet van 31 december 1851 op de loterijen bepaalt dat de overtreders van die wet worden gestraft « met de straffen bij deze wet bepaald ».

De strafbepalingen van die wet werden echter impliciet opgeheven door het Strafwetboek. Artikel 9 moet verwijzen naar de straffen bepaald in de artikelen 302 en 303 van het Strafwetboek.

Hoofdstuk 5

Wijzigingen van het Strafwetboek

Artikel 20

In artikel 133 van het Strafwetboek bevinden zich twee materiële fouten : de verwijzing naar artikel 128 moet worden vervangen door een verwijzing naar artikel 129 en de verwijzing naar artikel 127 door een verwijzing naar artikel 128 (22) .

Artikel 21

Artikel 135bis, tweede lid, van het Strafwetboek, bepaalt dat artikel 9 van de wet van 31 mei 1888 niet van toepassing is op de verbeurdverklaring bedoeld in artikel 135bis. Artikel 9 van de wet van 31 mei 1888 werd echter opgeheven door de wet van 29 juni 1964, zodat de verwijzing kan vervallen.

Artikel 22

Luidens artikel 135quinquies van het Strafwetboek wordt de poging tot de wanbedrijven bedoeld in de artikelen 135ter en 135quater gestraft met dezelfde straffen. De verwijzing naar artikel 135ter kan vervallen, aangezien dit artikel werd opgeheven bij de wet van 1 augustus 1979.

Artikel 23

In de Franse tekst van artikel 191 van het Strafwetboek moet het woord « apposer » worden vervangen door het woord « apparaître » (23)  :

« Quiconque aura, soit apposé, soit fait apposer (apparaître) par addition, retranchement ou par une altération quelconque, sur des objets fabriqués, le nom d'un fabricant autre que celui qui en est l'auteur, ou la raison commerciale d'une fabrique autre que celle de la fabrication, sera puni d'un emprisonnement d'un mois à six mois. »

Artikel 24

Artikel 192 van het Strafwetboek wordt voorafgegaan door het opschrift « Bepaling aan de drie vorige hoofdstukken gemeen ».

Dat opschrift klopt niet. Oorspronkelijk was artikel 192 van toepassing op de hoofdstukken I, II en III van titel III. Door de wetswijziging van 12 juli 1932 breidde het toepassingsgebied van artikel 192 zich echter uit tot de artikelen 497 en 497bis, die zich bevinden in hoofdstuk II van titel IX. Bovendien voegde de wet van 10 december 2001 een hoofdstuk IIbis in titel III in, waarop artikel 192 geen betrekking mag hebben.

Het opschrift voor artikel 192 verklaart het artikel dus van toepassing op een hoofdstuk waarop het niet van toepassing is (hoofdstuk IIbis van titel III) en vergeet twee hoofdstukken te vermelden waarop het artikel wel van toepassing is (hoofdstuk I van titel III en hoofdstuk II van titel IX).

Dit wetsvoorstel wijzigt het opschrift in « Bijzondere bepaling », een formulering die nog wordt gebruikt in het Strafwetboek om aan te geven dat de betrokken bepalingen een bijzonder toepassingsgebied hebben (zie bijvoorbeeld de opschriften voor de artikelen 171 en 172, voor de artikelen 453 en 453bis en voor artikel 488). Het toepassingsgebied van artikel 192 wordt bovendien afdoende bepaald in dat artikel zelf : het vermeldt uitdrukkelijk dat het van toepassing is « op de misdrijven omschreven in de artikelen 160 tot 168, 169, tweede lid, 171 tot 176, 177, tweede lid, 180, laatste en voorlaatste lid, 185bis, 186, tweede tot vierde lid, 187bis, 497, tweede lid, en 497bis, eerste lid. » Daardoor is het niet nodig dat ook het opschrift het toepassingsgebied nog eens omschrijft.

Artikel 25

De artikelen 213 en 214 worden voorafgegaan door het opschrift « Bepalingen aan de vier vorige hoofdstukken gemeen ».

Dat opschrift klopt niet. Oorspronkelijk waren de artikelen 213 en 214 van toepassing op de hoofdstukken I, II, III en IV van titel III. De wet van 10 december 2001 voegde echter een nieuw hoofdstuk IIbis in titel III in. Bijgevolg zouden, volgens het opschrift, de artikelen 213 en 214 niet meer van toepassing zijn op hoofdstuk I, hetgeen indruist tegen de eigenlijke draagwijdte van die artikelen.

Om die reden wordt voorgesteld dit opschrift te vervangen door het opschrift « Bijzondere bepaling ».

Artikel 26

Artikel 214 van het Strafwetboek luidt als volgt :

« Art. 214. — In de gevallen, bij de vier vorige hoofdstukken omschreven en waarvoor geen geldboete in het bijzonder bepaald is, wordt een geldboete van zesentwintig euro tot tweeduizend euro uitgesproken. »

« De vier vorige hoofdstukken » waren oorspronkelijk de hoofdstukken I, II, III en IV van titel III. De wet van 10 december 2001 voegde echter een nieuw hoofdstuk IIbis in titel III in. De wetgever zag over het hoofd dat zulks gevolgen had voor het toepassingsgebied van artikel 214. Daardoor geldt dit artikel immers niet langer voor hoofdstuk I van titel III, hetgeen niet de bedoeling was.

He wetsvoorstel herstelt dit. Het bepaalt dat artikel 214 geldt voor de gevallen « omschreven in de hoofdstukken I tot IV van deze titel ».

Artikel 27

Artikel 333, tweede lid, van het Strafwetboek bepaalt de straffen voor de ontvluchting van personen die krachtens « de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij » geïnterneerd waren. De wet van 9 april 1930 werd echter vervangen door de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten.

Artikel 28

De Nederlandse tekst van artikel 386 van het Strafwetboek, luidt als volgt :

« Art. 386. — Indien de misdrijven, omschreven in artikel 383, zijn gepleegd tegenover minderjarigen, is de gevangenisstraf zes maanden tot twee jaar en de geldboete duizend euro tot vijfduizend euro.

In hetzelfde geval kunnen de straffen, bepaald in het eerste lid van dat artikel, worden verdubbeld, onverminderd de toepassing van artikel 385, tweede lid. »

Het tweede lid is fout geformuleerd. Het verwijst naar de straffen bepaald in het eerste lid « van dat artikel ». Dat is, gelet op het eerste lid, artikel 383. Het is echter de bedoeling dat wordt verwezen naar de straffen bedoeld in het eerste lid van artikel 385. Dat blijkt trouwens ook duidelijk uit de Franse versie van dit artikel.

Het wetsvoorstel vervangt de Nederlandse tekst van het tweede lid als volgt :

« In hetzelfde geval kunnen de straffen, bepaald in artikel 385, eerste lid, worden verdubbeld, onverminderd de toepassing van artikel 385, tweede lid. »

Ook de Franse tekst wordt duidelijker geformuleerd.

Artikel 29

De wet van 30 juni 1994 voegde in Boek II, Titel V, van het Strafwetboek een nieuw hoofdstuk VIIbis in, dat bestaat uit het artikel 314bis. Het bestaande artikel 314 maakte echter deel uit van hoofdstuk VIII. Het nieuwe hoofdstuk hoort dus hoofdstuk VIIIbis te zijn en niet hoofdstuk VIIbis.

Artikel 30

Artikel 430 van het Strafwetboek verwijst naar « de gevallen bedoeld in de artikelen 428 en 429, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 428, §§ 3 tot 5 ». Aangezien artikel 428, § 3, werd opgeheven door de wet van 14 juni 2002, kan de uitzondering worden beperkt tot de gevallen « bedoeld in artikel 428, §§ 4 en 5 ».

Artikel 31

Artikel 562 van het Strafwetboek werd door de wet van 20 juli 2005 hersteld zoals het was opgesteld voor zijn opheffing door de wet van 17 juni 2004. Die laatste wet hief echter ook de artikelen 559 en 560 van het Strafwetboek op, waarnaar artikel 562 verwijst. Alleen artikel 559 werd door de wet van 20 juli 2005 hersteld.

De verwijzing in artikel 562 naar artikel 560 moet bijgevolg worden geschrapt.

Artikelen 32 en 33

De artikelen 565 en 566 van het Strafwetboek hebben beide betrekking op « de gevallen in de vier vorige hoofdstukken omschreven ».

Oorspronkelijk hadden deze artikelen betrekking op de vier hoofdstukken waarin titel X van het Strafwetboek was ingedeeld. De wet van 17 juni 2004 heeft deze hoofdstukken echter opgeheven. De wet van 20 juli 2005 herstelde weliswaar titel X, maar niet de indeling ervan in hoofdstukken.

Het is uiteraard de bedoeling van de wetgever dat de artikelen 565 en 566 zouden betrekking hebben op de overtredingen bedoeld in de artikelen 559, 1º, 561, 1º, 562, 563, 2º en 3º en 564. Die herstelde artikelen maken echter geen deel meer uit van een hoofdstuk.

De tekst van de artikelen 565 en 566 moet bijgevolg worden gewijzigd. Zoniet hebben die artikelen betrekking op de hoofdstukken I, Ibis, II en III van titel IX van het Strafwetboek, die handelen over diefstal en afpersing, externe beveiliging van kernmateriaal, bedrog, vernieling, beschadiging en aanrichting van schade, hetgeen allerminst de bedoeling van de wetgever is.

Hoofdstuk 6

Wijzigingen van de uitleveringswet van 15 maart 1874

Artikel 34

Artikel 5bis, tweede lid, van de uitleveringswet van 15 maart 1874 luidt als volgt :

« Zodra dit bericht ontvangen wordt, zal de opgeeiste persoon aan boord worden gedetineerd, tot de terugkomst van het schip of de ontmoeting van een ander Belgisch vaartuig dat hem onder dezelfde voorwaarden zal overnemen. Onderhavige bepalingen maken geen afbreuk aan de mogelijkheden geboden bij artikel 47 van de wet van 21 juni 1849. »

De wet van 21 juni 1849 werd opgeheven door de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij. Artikel 47 van de wet van 21 juni 1849 werd artikel 78 van de wet van 5 juni 1928.

Artikelen 35 en 36

De artikelen 8 en 10 van de uitleveringswet verwijzen naar de wet van 30 december 1836 betreffende de beteugeling van de misdaden en wanbedrijven door Belgen in het buitenland gepleegd.

De strafvordering wegens misdaden of wanbedrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd, wordt nu evenwel geregeld door de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering. De verwijzingen naar de wet van 30 december 1836 moeten bijgevolg worden vervangen door verwijzingen naar de wet van 17 april 1878.

Hoofdstuk 7

Wijziging van de wet van 25 augustus 1885 die de wetgeving betreffende de koopvernietigende gebreken herziet

Artikel 37

Artikel 6, eerste lid, van de wet van 25 augustus 1885 die de wetgeving betreffende de koopvernietigende gebreken herziet, luidt als volgt :

« De vreemde eiser is gehouden, op verzoek van de verweerder, de borg te stellen, waarvan melding wordt gemaakt in artikel 16 van het Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 851 en 852 van het Gerechtelijk Wetboek, op straffe van in zijn vordering niet te worden toegelaten. »

De verwijzing naar artikel 16 van het Burgerlijk Wetboek mag vervallen, aangezien dat artikel reeds werd opgeheven bij de wet van 10 oktober 1967. Artikel 16 van het Burgerlijk Wetboek werd toen overigens vervangen door de artikelen 851 en 852 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hoofdstuk 8

Wijziging van de wet van 11 juni 1889 betreffende de drukwerken en formulieren die het voorkomen van bankbiljetten of andere papieren waarden hebben

Artikel 38

Artikel 4 van de wet van 11 juni 1889 betreffende de drukwerken en formulieren die het voorkomen van bankbiljetten of andere papieren waarden hebben, luidt als volgt :

« Art. 4. — De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, daarin begrepen hoofdstuk VII, §§ 2 en 3 van artikel 72, § 2 van artikel 76 en artikel 85, zijn toepasselijk op de bij deze wet bepaalde inbreuken. »

Artikel 72, §§ 2 en 3, en artikel 76 van het Strafwetboek werden opgeheven bij de wetten van respectievelijk 15 mei 1912 en 9 april 1930.

Hoofdstuk 9

Wijziging van de wet van 25 maart 1891 houdende bestraffing van de aanzetting tot het plegen van misdaden of wanbedrijven

Artikel 39

Artikel 1, tweede lid, van de wet van 25 maart 1891 houdende bestraffing van de aanzetting tot het plegen van misdaden of wanbedrijven, verwijst naar « artikel 557, nr. 6, paragraaf 2 », van het Strafwetboek. Artikel 557 werd echter opgeheven door de wet van 17 juni 2004.

Hoofdstuk 10

Wijziging van de wet van 30 oktober 1903 tot bepaling der elektrische eenheden

Artikel 40

Artikel 34, 8º, van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, heft de wet van 30 oktober 1903 tot bepaling der elektrische eenheden op. Artikel 35 van de wet van 16 juni 1970 bepaalt evenwel dat de Koning de inwerkingtreding van de artikelen van die wet vaststelt.

Bij koninklijk besluit van 14 september 1970 bepaalde de Koning dat artikel 34, 8º, in werking treedt, doch alleen wat betreft de artikelen 1 tot 8 van de wet van 30 oktober 1903. De andere artikelen van die wet zijn bijgevolg nog steeds in werking. Zolang de Koning die artikelen niet opheft, is het de verantwoordelijkheid van de wetgever zorg te dragen voor de kwaliteit van die teksten.

Artikel 13, eerste lid, 1º, van de wet van 30 oktober 1903 tot bepaling der elektrische eenheden, kan worden opgeheven. De bepaling luidt als volgt :

« Art. 13. — Worden gestraft met eene boete van 26 tot 200 frank :

1º Elke overtreding van artikel 8 dezer wet. Wanneer echter het leveren van electriciteit het voorwerp is der overeenkomsten naar aanleiding van welke de overtreding is begaan, wordt de straf alleen op den leveraar, met uitsluiting van den verbruiker, toegepast; »

Artikel 13, eerste lid, 1º, kan worden opgeheven, aangezien artikel 8 « dezer wet » reeds werd opgeheven bij de wet van 16 juni 1970.

Hoofdstuk 11

Wijziging van de wet van 4 september 1908 op de inbeslagneming en het opbod bij vrijwillige vervreemding van de zee- en de binnenschepen, alsmede op de bevoegdheid in zake van zee- en binnenvaart

Artikel 41

Artikel 33, laatste lid, van de wet van 4 september 1908 op de inbeslagneming en het opbod bij vrijwillige vervreemding van de zee- en de binnenschepen, alsmede op de bevoegdheid in zake van zee- en binnenvaart, luidt als volgt :

« Bovendien zijn van toepassing de artikelen 99 en 100 van de wet van 15 augustus 1854. »

De wet van 15 augustus 1854 werd opgeheven door de wet van 10 oktober 1967. Artikel 33 hoort te verwijzen naar de artikelen 1329 en 1330 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hoofdstuk 12

Wijziging van de besluitwet van 11 oktober 1916 betreffende de staat van oorlog en de staat van beleg

Artikel 42

Artikel 7, eerste lid, van de besluitwet van 11 oktober 1916 betreffende de staat van oorlog en de staat van beleg, luidt als volgt :

« Art. 7. — Gedurende den tijd van oorlog, oefent de Koning de bevoegdheden uit, hem opgedragen bij artikel één uit de wet van 4 Augustus 1914 betreffende de spoedeischende maatregelen door de oorlogsverwikkelingen noodig gemaakt. »

Artikel 7, eerste lid, kan worden opgeheven, aangezien de wet van 4 augustus 1914 reeds werd opgeheven bij de wet van 7 september 1939.

Hoofdstuk 13

Wijziging van de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van een handelszaak, het endossement van de factuur, alsmede de aanvaarding en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen

Artikel 43

Artikel 9 van de wet betreffende het in pand geven van een handelszaak, het endossement van de factuur, alsmede de aanvaarding en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen, vermeldt « het verzet dat bij artikel 609 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voorzien ».

Aan artikel 609 van het Wetboek van Buurgerlijke Rechtsvordering beantwoordt heden artikel 1515 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hoofdstuk 14

Wijzigingen van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van v erdovende middelen en psychotrope stoffen

Artikelen 44 en 45

In de artikelen 7 en 7bis van de wet van 24 februari 1921 ontbreken zowel in de Nederlandse als de Franse tekst verschillende woorden en zinsdelen. In de Nederlandse tekst worden bovendien verkeerde bewoordingen gebruikt. In totaal gaat het in deze twee artikelen samen om 13 technische fouten. De vergelijking van de teksten, opgenomen achteraan in dit stuk, maakt duidelijk om welke fouten het gaat.

Artikel 46

In artikel 8, § 2, van dezelfde wet van 24 februari 1921 verschilt de Nederlandse tekst van de Franse tekst :

« § 2. Met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van 1 000 tot 100 000 euro of met één van die straffen alleen, worden gestraft zij die zich niet lenen tot of zich verzetten tegen bezichtiging, inspectie of monsterneming door diezelfde ambtenaren en statutaire of contractuele personeelsleden, wanneer ze betrekking hebben op de in artikel 2bis of in artikel 2quater vermelde stoffen. »

« § 2. Seront punis d'un emprisonnement de trois à cinq ans et d'une amende de 1 000 à 100 000 euros ou de l'une de ces peines seulement, ceux qui se seront refusés ou opposés aux visites, inspections ou à la prise d'échantillons auxquelles il est procédé par les mêmes agents et les membres du personnel contractuel ou statutaire, lorsque celles-ci concernent les substances mentionnées à l'article 2bis ou à l'article 2quater. »

De Nederlandse tekst legt een straf op van drie maanden tot vijf jaar, de Franse van drie jaar tot vijf jaar. Uit de vergelijking met de bestraffing van andere misdrijven door deze wet, blijkt dat de Nederlandse versie correct is. Het wetsvoorstel past de Franse tekst aan.

Artikel 47

De tekst van artikel 12 van dezelfde wet bevat vier materiële fouten. Zo bepaalt de Nederlandse tekst onder meer dat een jaarlijks verslag zal worden « vermeld », in plaats van « opgesteld ».

Hoofdstuk 15

Wijziging van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart

Artikel 48

Artikel 7 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart luidt als volgt :

« Art. 7. — Wanneer eene der tuchtstraffen voorzien bij letter B van artikel 5 van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisscherij, door de bevoegde overheden is toegepast geworden, mag de raad bovendien tot een der tuchtmaatregelen besluiten, bij artikel 3 van deze wet voorzien. »

De verwijzing naar artikel 5 moet worden vervangen door een verwijzing naar artikel 6.

Hoofdstuk 16

Wijziging van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij

Artikel 49

Artikel 81, derde lid, van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, luidt als volgt :

« Art. 81, derde lid. — Bovendien wordt door de consul een voor eensluidend verklaard afschrift afgegeven aan de kapitein; deze is gehouden het aan de waterschout van de haven van aankomst in België te overhandigen binnen vierentwintig uren. »

De wet van 3 mei 1999 verving in de wet van 5 juni 1928 overal het woord « waterschout » door de woorden « de met de politie te water belaste overheid van de federale politie », maar vergat zulks te doen in artikel 81, derde lid.

Hoofdstuk 17

Wijzigingen van de wet van 5 juni 1928 houdende regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst

Artikel 50

Artikel 23, eerste lid, van de wet van 5 juni 1928 houdende regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst luidt als volgt :

« Zijn nietig van rechtswege de bepalingen van de bijzondere overeenkomsten, die strijdig zijn met de artikelen 27, 42, 43 en 45, alsmede met de bepalingen van de hoofdstukken IV, V, VI, VII, IX en X van deze titel. »

De betrokken titel telt evenwel slechts 9 hoofdstukken. Er moet worden verwezen naar de hoofdstukken IV, V, VI, VII, VIII en IX.

Artikel 51

Artikel 90 van dezelfde wet verwijst naar « de laatste twee leden van vorenstaand artikel 26 ». De besluitwet van 25 maart 1944 vulde artikel 26 evenwel aan met een lid, zodat de verwijzing in artikel 90 niet langer correct is. Er moet worden verwezen naar artikel 26, zesde en zevende lid.

Hoofdstuk 18

Wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers

Artikel 52

Artikel 6 van de wet van 6 augustus 1931 luidt als volgt :

« Art. 6. — De voorgaande artikelen zijn toepasselijk op de kolonie. »

Dit artikel kan worden opgeheven.

Hoofdstuk 19

Wijziging van het koninklijk besluit nr. 62 van 13 januari 1935 waarbij toelating wordt verleend tot het oprichten van een economische reglementeering van de voortbrenging en de verdeeling

Artikelen 53 en 54

De wet van 5 augustus 1991 verving in het koninklijk besluit nr. 62 van 13 januari 1935 waarbij toelating wordt verleend tot het oprichten van een economische reglementeering van de voortbrenging en de verdeeling, de woorden « de kamer » door de woorden « de Raad voor de Mededinging », maar vergat zulks te doen in de artikelen 16 en 18.

Hoofdstuk 20

Wijziging van de wet van 16 juni 1937 waarbij de Koning er toe gemachtigd wordt de nodige maatregelen te nemen om 's Lands mobilisatie in geval van oorlog te verzekeren

Artikel 55

Artikel 1 van de wet van 16 juni 1937 waarbij de Koning er toe gemachtigd wordt de nodige maatregelen te nemen om 's Lands mobilisatie in geval van oorlog te verzekeren, luidt als volgt :

« Art. 1. — De Koning mag, zelfs in vredestijd, door in den Ministerraad overlegde besluiten, alle maatregelen nemen om, zoowel in België als in Belgisch-Congo, s'Lands mobilisatie en de bescherming van de bevolking in geval van oorlog te verzekeren. »

De woorden « zoowel in België als in Belgisch-Congo » kunnen worden opgeheven.

Hoofdstuk 21

Wijziging van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap

Artikel 56

Artikel 16 van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap luidt als volgt :

« Art. 16. — Onverminderd de toepassing van artikel 155 van de Wet van 18 juni 1869, staan de ambtenaren en andere personen die bij artikel 15 bedoeld zijn, alsmede de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de politierechtbanken, wat betreft de vaststelling van de bij deze besluitwet voorziene misdrijven en de vervolging van de daders van die misdrijven, onder de leiding van den procureur des Konings. »

De wet van 18 juni 1869 werd opgeheven door het Gerechtelijk Wetboek. Er moet nu worden verwezen naar artikel 399 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hoofdstuk 22

Wijziging van het koninklijk besluit nr. 79 van 28 november 1939 tot wijziging en aanvulling van zekere bepalingen inzake meeteenheden en meettuigen

Artikel 57

Artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 79 van 28 november 1939 tot wijziging en aanvulling van zekere bepalingen inzake meeteenheden en meettuigen luidt als volgt :

« Art. 3. — De Koning wordt gemachtigd de definities gegeven in de artikelen 2, 3 en 4 van de wet dd. 30 October 1903 betreffende de electrische eenheden te wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de beslissingen van de wettelijke erkende internationale organismen. »

Artikel 3 kan worden opgeheven, aangezien de artikelen 2, 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1903 reeds werden opgeheven bij de wet van 16 juni 1970.

Hoofdstuk 23

Wijzigingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

Artikel 58

Artikel 8bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten verwijst onder meer naar artikel 19, 6º, dat werd opgeheven bij de wet van 10 juni 1997. De verwijzing kan vervallen.

Artikel 59

Artikel 162 van hetzelfde wetboek bevat tweemaal een 46º en tweemaal een 47º. Het voorstel past de nummering van dit artikel aan.

Artikel 60

Artikel 280 van hetzelfde wetboek verwijst naar artikel 162, 27º, dat werd opgeheven bij de wet van 22 december 1989. De verwijzing kan vervallen.

Hoofdstuk 24

Wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders

Artikel 61

Artikel 73quinquies, eerste lid, 1º, van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders luidt als volgt :

« Art. 73quinquies. — Er wordt een sociaal-pedagogische bijslag toegekend :

1º aan iedere werknemer die valt onder de toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of onder de regeling van zeelieden ter koopvaardij. »

De woorden « betreffende de sociale zekerheid » moeten worden ingevoegd tussen de woorden « de regeling » en de woorden « van zeelieden ».

Hoofdstuk 25

Wijzigingen van het Wetboek van zegelrechten

Artikel 62

Artikel 59.1 van het Wetboek van zegelrechten bevat tweemaal een 5ºquater. Het voorstel verbetert de nummering.

Artikel 59.1, 6º, van hetzelfde wetboek voert een vrijstelling van zegelrechten in voor :

« uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand of uit de registers gehouden door de ambtenaren van de burgerlijke stand voor de akten betreffende het verkrijgen, het herkrijgen, het behoud en het verlies van nationaliteit, wanneer bedoelde uittreksels afgeleverd worden aan rechterlijke overheden of aan besturen van de Staat, Kolonie, provinciën, gemeenten of openbare instellingen.

Deze bepaling is niet toepasselijk op de uittreksels afgeleverd aan de Spaarkas van de algemene Spaar- en Lijfrentekas »

De verwijzing naar de kolonie en het tweede lid kunnen worden geschrapt.

Artikel 63

Artikel 73 van datzelfde wetboek bepaalt dat, in geval van instelling van de in artikelen 66 en 67 voorziene strafvordering, de invordering van rechten en fiscale boeten aan de voorgeschreven verjaringstermijn blijft onderworpen. De uitoefening van de strafvordering wordt echter niet alleen in die twee artikelen geregeld, maar ook in de artikelen 66bis en 67bis tot 67decies. Om die reden wordt voorgesteld artikel 73 hieraan aan te passen.

Hoofdstuk 26

Wijziging van de wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden, alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden

Artikel 64

Artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden, alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden, bepaalt dat de akte van de burgerlijke stand kan worden verbeterd « overeenkomstig de artikelen 99 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en 855 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ».

De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake de verbetering van de akten van de burgerlijke stand werden opgeheven, met uitzondering van artikel 101. Voorts moet de verwijzing naar de artikelen 855 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden vervangen door een verwijzing naar de artikelen 1383 tot 1385 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hoofdstuk 27

Wijziging van de wet van 19 december 1950 tot instelling van de Orde der dierenartsen

Artikel 65

Artikel 15, tweede lid, van de wet van 19 december 1950 tot instelling van de Orde der dierenartsen verwijst naar « de artikelen 44 tot en met 47 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ». Deze verwijzing moet worden vervangen door een verwijzing naar de artikelen 828 tot 842 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hoofdstuk 28

Wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel

Artikel 66

Volgens de Franse tekst van artikel 33, § 1, tweede lid, van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, kan door de Koning worden afgeweken van het eerste lid van dat artikel. Volgens de Nederlandse tekst kan daarentegen worden afgeweken van § 1 van dat artikel.

Paragraaf 1 bevat twee leden. De bevoegdheidstoewijzing aan de Koning is dus ruimer in de Nederlandse versie. Dat lijkt de correcte versie, waarvan de Koning overigens reeds gebruik maakte om af te wijken van artikel 33, § 1, tweede lid (24) .

Hoofdstuk 29

Wijziging van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte

Artikel 67

De Nederlandse tekst van artikel 9 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte vermeldt « de rechthebbende derden die als tussenkomende partij zijn aanvaard ». Het gaat echter over de rechthebbenden zonder meer.

Hoofdstuk 30

Wijzigingen van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen

Artikelen 68 en 69

De programmawet van 22 december 2003 wijzigde de artikelen 14 en 14bis van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, maar bracht daarbij 9 fouten aan. De vergelijking van de teksten, opgenomen achteraan in dit stuk, maakt duidelijk om welke fouten het gaat.

Hoofdstuk 31

Wijziging van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten

Artikel 70

Artikel 5 van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten luidt als volgt :

« Art. 5. — In de gevallen van de voorgaande artikelen wordt uitspraak gedaan in raadkamer.

Indien de verdachte het verzoekt wordt de openbaarheid van de behandeling bevolen, behoudens toepassing van artikel 96 van de Grondwet. »

De verwijzing naar het oude artikel 96 van de Grondwet mag worden vervangen door een verwijzing naar artikel 148 van de Grondwet.

Hoofdstuk 32

Wijzigingen van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming

Artikelen 71 en 72

In de artikelen 62bis en 63bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming kan de verwijzing naar artikel 59bis, §§ 2bis en 4bis, van de Grondwet, telkens worden vervangen door een verwijzing naar de artikelen 128 en 135 van de Grondwet.

Hoofdstuk 33

Wijzigingen van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen

Artikelen 73 en 74

Artikel 15/11 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen werd gewijzigd door de wet van 20 maart 2003. De verwijzingen in de artikelen 4 en 15/4 naar artikel 15/11 werden echter nog niet aangepast.

Hoofdstuk 34

Wijzigingen van de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel

Artikel 75

De Nederlandse tekst van artikel 8, § 1, van de wet van 15 april 1965 bevat een onduidelijke formulering. Volgens deze tekst worden dieren die « behorende tot een van de krachtens artikel 4, § 2, bepaalde gevallen ongeschikt worden verklaard », bij ordemaatregel in beslag genomen. De Franse tekst maakt duidelijk wat de eigenlijke bedoeling van de wetgever is : het gaat om de dieren die « ongeschikt voor consumptie door de mens worden verklaard in een van de gevallen bepaald krachtens artikel 4, § 2 ».

Artikel 76

In de Franse tekst van artikel 11, 1º, van dezelfde wet ontbreken de woorden « ou tirés ».

Hoofdstuk 35

Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 77

In de Nederlandse tekst van artikel 695, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt gewag gemaakt van de erelonen van de « bewindvoerders » van een faillissement. Het moet echter over de « curatoren » gaan.

Artikel 78

De Franse tekst van artikel 713 van het Gerechtelijk Wetboek luidt als volgt :

« Le rôle général est coté par première et dernière et paraphé sur chaque feuille ... »

Het woord « page » is weggevallen na het woord « dernière ».

Artikel 79

Artikel 721, eerste lid, 8º, van het Gerechtelijk Wetboek verwijst naar het tweede en het derde lid van artikel 728. Artikel 728 werd door de wet van 24 december 1980 echter ingedeeld in paragrafen.

Artikel 80

Artikel 1139, eerste lid, van hetzelfde wetboek luidt als volgt :

« Art. 1139. — De rechter bij wie het verzoek tot herroeping van het gewijsde aanhangig is gemaakt, beveelt, zo daartoe grond bestaat, aan de partijen alle rechtsmiddelen tegelijk voor te dragen. »

Het woord « rechtsmiddelen » moet in de Nederlandse tekst van deze bepaling worden vervangen door het woord « middelen ».

Artikel 81

Het loopt enigszins fout met de Nederlandse tekst van artikel 1233, § 1, 5º, van hetzelfde wetboek :

« 5º een uittreksel uit de beslissing houdende benoeming van de voogd wordt binnen acht dagen te rekenen van de uitspraak geeft kennis aan de burgemeester van de gemeente waar de minderjarige zijn woonplaats heeft. »

Het wetsvoorstel herformuleert deze tekst.

Artikel 82

De Nederlandse tekst van artikel 1355 van het Gerechtelijk Wetboek vermeldt « de oorspronkelijke vorderingen ». De correcte term is echter « de hoofdvorderingen ». In de Franse tekst is terecht sprake van « les demandes principales ».

Artikel 83

Artikel 1563, derde lid, eerste zin, van hetzelfde wetboek luidt als volgt :

« De schuldeiser die gebruik wil maken van dit recht, dient daartoe een getuigschrift in bij de rechter. »

Het gaat hier echter niet om een getuigschrift, maar om een verzoekschrift (vgl. « requête »).

Artikel 84

In de Franse tekst van artikel 1703 van het Gerechtelijk Wetboek wordt een redactionele verbetering aangebracht. Volgens de huidige Franse tekst heeft een arbitrale uitspraak gezag van gewijsde, tenzij het geschil vatbaar was voor beslechting door arbitrage. Dit moet uiteraard zijn : « tenzij het geschil niet vatbaar was voor beslechting door arbitrage ».

In de Nederlandse tekst van dat artikel worden de woorden « scheidsrechterlijke uitspraak » vervangen door de woorden « arbitrale uitspraak ». De wet van 19 mei 1998 verving in het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek de woorden « scheidsrechterlijke uitspraak » telkens door de woorden « arbitrale uitspraak », maar voegde zelf het begrip « scheidsrechterlijke uitspraak » in in artikel 1703.

Hoofdstuk 36

Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

Artikel 85

Artikel 21septiesdecies van het koninklijk besluit nr. 78 verwijst naar het onbestaande artikel 21quindecies. Dat moet het artikel 21quinquiesdecies zijn.

Artikel 86

Artikel 39, 1º, tweede lid, van datzelfde koninklijk besluit nr. 78, luidt als volgt :

« Die bepaling is niet van toepassing op de student die de voormelde werkzaamheden verricht in het raam van de wettelijke en reglementsbepalingen betreffende het opleidingsprogramma dat het mogelijk maakt één van de in artikel 21quater of in artikel 23, § 1, bepaalde titels te verwerven, noch op de student in de geneeskunde of de artsenijbereidkunde in het raam van zijn opleiding. »

De Nederlandse tekst van het artikel vermeldt niet dat de bepaling evenmin van toepassing is op de student in de tandheelkunde.

Hoofdstuk 37

Wijziging van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg

Artikel 87

Artikel 2bis, § 6, van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, verwijst naar artikel 166 van het Wetboek van strafvordering.

Artikel 166 werd echter opgeheven door de wet van 28 juni 1984. Er moet nu worden verwezen naar artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering.

Hoofdstuk 38

Wijziging van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen

Artikel 88

Artikel 24 van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen verwijst naar « de beschikkingen van artikel 561, 4º, van het Strafwetboek ». De verwijzing kan vervallen, aangezien artikel 561 van het Strafwetboek werd opgeheven door de wet van 17 juni 2004.

Hoofdstuk 39

Wijziging van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen

Artikel 89

In artikel 19, tweede lid, van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, is sprake van « de in § 1 bedoelde lijst ». Het gaat echter om « de in het eerste lid bedoelde lijst ».

Hoofdstuk 40

Wijzigingen van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen

Artikel 90

De Nederlandse tekst van artikel 6, § 4, laatste lid, van de wet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen luidt als volgt :

« De Koning bepaalt op welke wijze toezicht wordt gehouden op de jaarrekeningen, begrotingen en boekhouding van de beroepsinstituten zal geschieden »

Het wetsvoorstel schrapt de woorden « zal geschieden ».

Artikel 91

Artikel 17, § 5, eerste lid, van dezelfde wet verwijst naar « de gevallen bedoeld in § 4, zevende lid ». Paragraaf 4 heeft echter maar vijf leden. De verwijzing kan vervallen.

Hoofdstuk 41

Wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Artikel 92

Artikel 51/8 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996, maakt gewag van « de in het eerste lid bedoelde overheid ». Het gaat echter over « de in artikel 50, eerste lid, bedoelde overheid ».

Hoofdstuk 42

Wijziging van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers

Artikel 93

Artikel 38, § 3ter, eerste lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, voert een bijzondere bijdrage in, die gelijk is aan 8,86 pct. en berekend wordt op alle stortingen die door de werkgevers worden verricht om aan hun personeelsleden of aan hun rechtverkrijgende(n) buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood te verlenen.

Het tweede lid sluit sommige stortingen, aandelen en belastingen uit van de inningsgrondslag van de bijzondere bijdrage van « 3,5 pct. ». Het gaat echter om de bijzondere bijdrage van 8,86 pct., zoals bedoeld in het eerste lid. De wet van 26 juni 1992 wijzigde de 3,5 pct. in 8,86 pct., doch vergat het tweede lid daaraan aan te passen.

Hoofdstuk 43

Wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank

Artikel 94

Artikel 26, § 1, 5º, van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank, bestraft elke « behandeling door een derde ». Dat moet elke « handeling door een derde » zijn.

Hoofdstuk 44

Wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit

Artikel 95

In artikel 11 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit moet een legistieke verbetering worden aangebracht. Het derde lid verwijst naar het eerste lid in plaats van naar het tweede lid.

Hoofdstuk 45

Wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

Artikel 96

Artikel 21, zesde lid, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen bepaalt dat de procureur des Konings zijn beslissing ter kennis moet brengen « op de in het vorige lid bepaalde wijze ». Die wijze wordt echter niet bepaald in het vijfde lid, maar in het vierde.

Hoofdstuk 46

Wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid

Artikel 97

Artikel 2, § 1bis, tweede lid, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid, verwijst naar artikel 11, eerste lid, b). Die verwijzing is niet helemaal correct en moet worden vervangen door een verwijzing naar artikel 11, § 1, eerste lid, b).

Artikel 98

In artikel 11, § 3, tweede, derde en vierde lid, van de wet van 10 april 1990, loopt het fout met enkele interne verwijzingen. Telkens wordt verwezen naar het tweede lid in plaats van naar het eerste lid.

Hoofdstuk 47

Wijziging van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen

Artikel 99

Artikel 170, § 2, tweede lid, van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, verwijst naar artikel 169 in plaats van naar artikel 173.

Hoofdstuk 48

Wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven

Artikel 100

De wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie verving artikel 43bis, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Luidens de nieuwe bepaling moeten zes bepalingen worden begrepen « in de zin van deze wet ». Het gaat echter niet over de wet van 21 maart 1991 zelf, maar over de wet van 13 juni 2005. Het wetsvoorstel past de verwijzingen aan.

Artikel 101

De wet van 22 december 2003 vulde artikel 62, § 2, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan met een 2º, zonder dat die paragraaf reeds over een 1º beschikte. Het wetsvoorstel vormt het oude eerste lid van die paragraaf om tot een 1º, en zorgt voor een aanpassing van de verwijzing in het 2º.

Artikel 102

Artikel 68, 2º, van de wet van 21 maart 1991 bepaalde dat, voor de toepassing van die wet, onder het begrip « Instituut » het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie moet worden verstaan. Artikel 68, 2º, werd echter opgeheven door de wet van 13 juni 2005, ook al bleven er in de wet van 21 maart 1991 verschillende bepalingen staan waarin het woord « Instituut » voorkomt (zie de artikelen 80, 81, 86ter, 96bis en 99). Daardoor is het niet meer duidelijk over welk Instituut het in deze artikelen gaat.

Het wetsvoorstel herstelt artikel 68, 2º, in zijn oude lezing.

Hoofdstuk 49

Wijzigingen van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective

Artikel 103

De Franse tekst van artikel 7, laatste lid, van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective, luidt als volgt :

« Il est interdit au détective privé de recueillir des informations relatives à la santé ou aux origines sociales ou ethniques des personnes qui font l'objet de ses activités. »

Het woord « sociales » moet worden vervangen door het woord « raciales », zoals ook blijkt uit de Nederlandse tekst.

Artikel 104

De laatste twee leden van artikel 17 van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective luiden als volgt :

« De door de Koning aangewezen ambtenaren en agenten kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de gemeentepolitie en van de rijkswacht vorderen

De door de Koning aangewezen ambtenaren en de agenten kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de gemeentepolitie en van de rijkswacht vorderen. »

« Bis repetita placent » is geen rechtspreuk. Aangezien beide leden een identieke strekking hebben, kan één van hen worden opgeheven.

Bovendien vervangdt het wetsvoorstel de woorden « de gemeentepolitie en van de rijkswacht » door de woorden « de federale politie en de lokale politie ».

Artikel 105

Artikel 20, § 5, tweede lid, van die wet verwijst ten onrechte naar § 3, vierde lid, van dat artikel. Die paragraaf telt slechts drie leden. Er moet worden verwezen naar het derde lid.

Hoofdstuk 50

Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

Artikel 106

De Nederlandse tekst van artikel 7, § 1, 2º, bbis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, maakt gewag van natuurlijke personen die een gebouwd onroerend goed « uitsluitend gezamenlijk als woning gebruiken ». De formulering is fout. Het is immers niet de bedoeling dat de personen het goed uitsluitend gezamenlijk — en dus niet individueel — als woning gebruiken, doch wel ze dat het gezamenlijk en uitsluitend als woning gebruiken.

Artikel 107

Luidens de Nederlandse tekst van artikel 207, tweede lid, mag geen aftrek of compensatie worden verricht op het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven bedoeld in artikel 198, eerste lid, 12º. Volgens de Franse tekst mag dit niet worden verricht op het gedeelte van de winst die bestemd is voor die uitgaven (« sur la partie des bénéfices qui sont affectés »). De Franse tekst moet worden aangepast aan de Nederlandse tekst.

Hoofdstuk 51

Wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens

Artikel 108

Artikel 22 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens bevat een § 1, maar geen andere paragrafen. Het wetsvoorstel schrapt het teken « § 1 ».

Hoofdstuk 52

Wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen

Artikel 109

In de Franse tekst van artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen wordt verwezen naar de financiële holdings naar Belgisch recht « zoals bepaald bij artikel 49, § 1, 1º ». De financiële holdings worden echter bepaald in artikel 49, § 1, 2º.

Hoofdstuk 53

Wijziging van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling

Artikel 110

Artikel 3 van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling luidt als volgt :

« Art. 3. — Onverminderd de bepalingen van de artikelen 19 en 28 is elk met deze wet strijdig beding nietig, voor zover het ertoe strekt de rechten van de reiziger te beperken of zijn verplichtingen te verzwaren. »

Volgens de Franse tekst zijn niet alleen de met deze wet strijdige bedingen nietig, maar ook de bedingen die strijdig zijn met de uitvoeringsbesluiten ervan. De Nederlandse tekst moet worden aangevuld.

Hoofdstuk 54

Wijzigingen van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

Artikel 111

Artikel 79ter, § 1, 1º, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten bestraft de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten, alsmede de verspreiding van werken waaruit die elektronische informatie werd verwijderd. Die handelingen zijn echter slechts strafbaar indien de dader weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt.

In de Nederlandse tekst van deze bepaling zorgt het onoordeelkundig gebruik van leestekens evenwel voor verwarring. Is alleen de verspreiding strafbaar wanneer zij wetens gebeurt, of geldt dat ook voor de verwijdering en de wijziging ? (25)

Uit de Franse tekst blijkt dat alle in artikel 79ter opgesomde handelingen slechts strafbaar zijn wanneer zij wetens worden verricht. Dat is ook de strekking van artikel 7 van de richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad, waarvan artikel 79ter de omzetting is. Het wetsvoorstel vervangt het leesteken « ; » dan ook door het leesteken « , ».

Artikel 112

Artikel 87bis, § 1, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten verwijst tweemaal naar artikel 79bis, § 5, van die wet. Artikel 79bis telt echter slechts 4 paragrafen. Er moet worden verwezen naar artikel 79bis, § 4.

Hoofdstuk 55

Wijzigingen van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad

Artikel 113

Artikel 4, laatste lid, van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad luidt als volgt :

« Art. 4. — De Koning bepaalt de algemene voorwaarden voor de exploitatievergunning van een net voor distributie van radio-omroepen en televisieomroepuitzendingen. »

Het gaat uiteraard niet om de distributie van radio-omroepen, maar van radio-omroepuitzendingen. Het wetsvoorstel verbetert de tekst.

Artikel 114

Artikel 14, derde streepje, van dezelfde wet luidt als volgt :

« Art. 14. — De in artikel 13 bedoelde kabelmaatschappij kan ook gelijktijdig en in hun geheel doorgeven :

— de televisieprogramma's die worden uitgezonden door elke omroeporganisatie die buiten een lidstaat van de Europese Unie is gevestigd maar die gebruikmaakt van een door een lidstaat van de Europese Unie toegekende frequentie of satellietcapaciteit of van een verbinding naar een zich in een lidstaat van de Europese Unie bevindende satelliet. »

Het gaat echter niet over « een verbinding naar een zich in een lidstaat van de Europese Unie bevindende satelliet », maar over een satellietverbinding die zich in een lidstaat van de Europese Unie bevindt.

Artikel 115

De Nederlandse tekst van artikel 31, § 3, van dezelfde wet, luidt als volgt :

« De in § 1, onder c), bedoelde produkties die uitsluitend of in co-produktie zijn vervaardigd met één of meer in één of meer Lid-Staten gevestigde producenten die gevestigd zijn in één of meer derde Europese Staten welke met de Europese Unie volgens de in het Verdrag opgenomen procedures akkoorden heeft gesloten, indien zij voornamelijk zijn vervaardigd met behulp van auteurs en medewerkers die woonachtig zijn in één of meer Europese Staten. »

De zin ontbeert een hoofdwerkwoord. Bovendien vielen de woorden « door producenten » weg, zodat de betekenis van de zin volstrekt onduidelijk wordt. Waar moeten de producenten gevestigd zijn : in een Lid-Staat of in een derde Europese Staat ? Ten slotte werden bij de wet van 8 juli 2001 de woorden « heeft gesloten » ten onrechte vervangen door de woorden « hebben gesloten ». Het wetsvoorstel brengt de zin in overeenstemming met de Franse tekst en met de tekst van richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten :

« De in § 1, onder c), bedoelde producties zijn de producties die uitsluitend of in co-productie met in één of meer Lid-Staten gevestigde producenten zijn vervaardigd door producenten die gevestigd zijn in één of meer derde Europese Staten welke met de Europese Unie volgens de in het Verdrag opgenomen procedures akkoorden hebben gesloten, indien zij voornamelijk zijn vervaardigd met behulp van auteurs en medewerkers die woonachtig zijn in één of meer Europese Staten. »

Hoofdstuk 56

Wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs

Artikel 116

De wet van 10 maart 1999 vulde artikel 55 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, aan met een § 5, hoewel dat artikel reeds vijf paragrafen had. Het voorstel hernummert de laatste § 5 tot § 6.

Hoofdstuk 57

Wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector

Artikel 117

De Nederlandse tekst van artikel 6 van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, bepaalt dat titel III, hoofdstuk I, van die wet, niet van toepassing is op de in artikel 2, eerste lid, 3ºen 4º, van die wet bedoelde overheidsbedrijven. Het is echter de bedoeling dat het hoofdstuk niet van toepassing is op alle overheidsdiensten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 3º en 4º. De Franse tekst is wel correct.

Hoofdstuk 58

Wijzigingen van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen

Artikel 118

Artikel 154ter, § 1, eerste lid, van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, bevat, na de wijziging door de wet van 24 december 2002, twee maal een 4º. Bovendien verwijst het tweede lid naar de adviezen bedoeld in het eerste lid, 4º en 5º, terwijl het gaat om de adviezen bedoeld in het 5º en het 6º.

Het wetsvoorstel verbetert de nummering en past ook het tweede lid aan.

Hoofdstuk 59

Wijziging van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak

Artikel 119

De Franse tekst van artikel 16 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak bepaalt dat de minister van Financiën de kleinhandelsprijs per soort van product vaststelt op een hoogte van (« à concurrence de ») 150 percent van de kleinhandelsprijs van de meest gevraagde prijsklasse van elk van die producten. De Nederlandse tekst bepaalt dat de prijs niet op die hoogte moet worden vastgesteld, maar tot een bedrag van hoogstens 150 percent. De Franse tekst is correct.

Hoofdstuk 60

Wijzigingen van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst

Artikelen 120 en 121

Artikel 42 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst verwijst naar « de middelen bedoeld in artikel 44 ».

Artikel 44 is evenwel geen autonome bepaling, maar wijzigt het Strafwetboek. Het vult artikel 259bis van het Strafwetboek aan met een § 5.

Artikel 259bis, § 5, werd naderhand evenwel vervangen bij de wet van 3 april 2003. Als gevolg daarvan is artikel 44 van de wet van 30 november 1998 impliciet opgeheven.

Artikel 42 van die wet mag dan ook niet langer verwijzen naar het impliciet opgeheven artikel 44, maar moet rechtstreeks verwijzen naar artikel 259bis, § 5, van het Strafwetboek.

Bovendien heft het wetsvoorstel artikel 44 op.

Artikel 122

Artikel 44bis, 1º, vierde lid, van dezelfde wet bepaalt dat de beslissing van de minister van Landsverdediging aan het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten wordt medegedeeld « volgens de bepalingen van alinea 2 van dit artikel. »

Artikel 44bis bevat echter slechts één lid (« alinea »). De mededeling moet gebeuren volgens de bepalingen van 1º, tweede lid.

Hoofdstuk 61

Wijziging van het Wetboek van vennootschappen

Artikel 123

De Nederlandse tekst van artikel 409, derde lid, tweede zin, van het Wetboek van vennootschappen luidt als volgt :

« De benadeelde schuldeiser die een rechtsvordering instelt, brengt de curator toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. »

Er loopt wat mis met deze zin. Hij zou moeten luiden als volgt :

« De benadeelde schuldeiser die een rechtsvordering instelt, brengt de curator hiervan op de hoogte. In het laatste geval is het bedrag toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. »

Hoofdstuk 62

Wijzigingen van de wet van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen

Artikelen 124 tot 128

De wet van 24 december 2002 voegde in de wet van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen de artikelen 11bis tot 11quinquies in. De artikelen werden evenwel ingevoegd na artikel 12. Het wetsvoorstel herstelt de nummering en past, waar nodig, de interne verwijzingen aan.

De wijzigingen van de wet van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen vergen een aanpassing van artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen. De verwijzing naar artikel 11bis moet er worden vervangen door een verwijzing naar artikel 13. In artikel 2 van dat besluit moet de verwijzing naar artikel 11quinquies worden vervangen door een verwijzing naar artikel 16.

Hoofdstuk 63

Wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Artikel 129

De wet van 6 december 2004 vulde artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, aan met een § 7. Ook de wet van 15 december 2004 voegde een § 7 aan artikel 23 toe. Het wetsvoorstel vernummert die laatste § 7 tot § 8.

Hoofdstuk 64

Wijziging van de wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen

Artikel 130

Artikel 10, 2º, van de wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen, voegt een nieuw lid in in artikel 32 van de faillissementswet van 8 augustus 1997.

Luidens de Nederlandse tekst wordt het lid ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid, luidens de Franse tekst tussen het tweede en het derde lid. De Nederlandse oplossing verdient de voorkeur.

Hoofdstuk 65

Wijziging van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs

Artikel 131

Er is een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse versie van artikel 19, derde lid, van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs.

De Nederlandse tekst luidt als volgt :

« De terechtzitting van de arbeidsrechtbank tijdens dewelke de zaak wordt gepleit, vindt plaats binnen een termijn van dertig werkdagen. De voorzitter kan deze termijn nochtans verlengen met vijfenveertig dagen met de instemming van de partijen. »

De Franse tekst luidt als volgt :

« L'audience du tribunal du travail à laquelle la cause est plaidée a lieu dans un délai de trente jours ouvrables. Toutefois, le président peut proroger ce délai jusqu'à quarante-cinq jours ouvrables avec l'accord des parties. »

Het wetsvoorstel past de Nederlandse tekst aan.

Hoofdstuk 66

Wijzigingen van de programmawet (I) van 24 december 2002

Artikel 132

Artikel 80 van de programmawet (I) van 24 december 2002 luidt als volgt :

« Art. 80. — De Koning neemt, op gezamenlijke voordracht van de minister van Pensioenen, de minister belast met Middenstand en de minister van Economie en na advies van de Raad voor het Vrij aanvullend pensioen voor Zelfstandigen en de Controledienst voor de Verzekeringen de besluiten die voor de uitvoering van deze wet nodig zijn. »

Strikt genomen moeten dus alle uitvoeringsbesluiten van deze programmawet ter advies worden voorgelegd aan de Raad voor het Vrij aanvullend pensioen voor Zelfstandigen, ook degene die, bijvoorbeeld, betrekking hebben op de overname van de schuld van de NMBS, de electronische communicatie tussen de burgers en de overheid en het uitwerken van een akoestisch isolatieprogramma voor de woningen in de omgeving van de luchthaven Brussel-Nationaal. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Het gaat niet om de uitvoeringsbesluiten van de wet, maar van het betrokken hoofdstuk.

Artikel 133

Artikel 153, 6º, van dezelfde wet, vult artikel 38, § 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers aan met een 10º. Niet § 3, maar het eerste lid van § 3 moet evenwel worden aangevuld.

Hoofdstuk 67

Wijziging van de wet van 19 november 2004 tot invoering van een heffing op omwisselingen van deviezen, bankbiljetten en munten

Artikel 134

De Nederlandse tekst van artikel 5, § 4, van de wet van 19 november 2004 tot invoering van een heffing op omwisselingen van deviezen, bankbiljetten en munten, luidt als volgt :

« § 4. Teneinde internationale dubbele heffingen te voorkomen wordt van heffing vrijgesteld de omwisseling van deviezen die in het buitenland effectief wordt belast overeenkomstig een wetgeving die soortgelijk is aan deze wet inzake grondslag, tarieven, belastingplichtige en plaats van belastbare handleiding ... »

Het gaat uiteraard niet om de plaats van belastbare « handleiding », maar van belastbare « handeling ».

Hoofdstuk 68

Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden

Artikel 135

De Franse tekst van artikel 28, § 3, van dezelfde wet, luidt als volgt :

« Un membre de la Commission des plaintes ne pourra pas prendre part à l'examen du recours ... »

De woorden « du recours » moeten worden vervangen door de woorden « de la plainte ».

Hoofdstuk 69

Wijziging van de wet van 7 april 2005 houdende uitvoering van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, het Aanhangsel en de Bijlagen I, II, III en IV, ondertekend te Madrid, op 4 oktober 1991, en Bijlage V, aangenomen te Bonn op 7 tot 18 oktober 1991

Artikel 136

De Nederlandse tekst van artikel 10, § 2, van de wet van 7 april 2005 houdende uitvoering van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, het Aanhangsel en de Bijlagen I, II, III en IV, ondertekend te Madrid, op 4 oktober 1991, en Bijlage V, aangenomen te Bonn op 7 tot 18 oktober 1991, luidt als volgt :

« § 2. Elke activiteit die in noodgevallen ondernomen wordt dient overeenkomstig de artikelen 5, § 12, 6, § 4, 7, § 2, 8, § 5, 9, § 5 onverwijld schriftelijk ter kennis te worden gebracht van de minister bevoegd voor Leefmilieu en van de minister van Buitenlandse Zaken. »

De formulering is niet correct. De activiteiten dienen niet overeenkomstig de opgesomde artikelen ter kennis van de ministers te worden gebracht. Wel moeten de activiteiten die overeenkomstig die artikelen werden ondernomen, ter kennis van de ministers worden gebracht.

Hoofdstuk 70

Wijzigingen van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie

Artikel 137

Artikel 34 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie bepaalt dat « art. 40 » niet van toepassing is op sommige soorten apparatuur. Het is evenwel artikel 32 dat niet van toepassing mag zijn. Dat blijkt duidelijk uit de voorbereidende werken, die aangeven dat dit onderdeel van de wet betreffende de elektronische communicatie een overname is van de bestaande artikelen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de economische overheidsbedrijven (in casu artikel 95).

Artikel 138

Artikel 92, § 4, derde lid, van dezelfde wet verwijst ten onrechte naar de operatoren bedoeld in het eerste lid van die paragraaf. De operatoren bevinden zich in het tweede lid.

Artikel 139

Artikel 144 van dezelfde wet draagt het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie op de beslissingen van de Europese Commissie die genomen zijn krachtens artikel 143, tweede en derde lid, van die wet openbaar te maken.

Artikel 143 heeft echter slechts twee leden. Artikel 144 hoort te verwijzen naar de beslissingen van de Europese Commissie genomen krachtens artikel 143 zonder meer.

Hoofdstuk 71

Wijzigingen van de wet van 4 juli 2005 tot wijziging van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten

Artikelen 140 en 141

De wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten werd gewijzigd door de wet van 5 juli 2005.

De artikelen 15 en 16 van de wet van 25 juni 1993 werden daarbij volledig vervangen. In beide artikelen wordt een overgangsregeling uitgewerkt, waarbij telkens wordt verwezen naar « de inwerkingtreding van deze wet ». Dat leidt tot ongerijmde en zelfs onwerkbare regels.

Artikel 15, § 2, bijvoorbeeld, heeft als gevolg dat de uitbaters van kermisattracties die op 13 juni 1995 (« op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet ») over een inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen beschikten, de vereiste machtiging krijgen. De Kruispuntbank is echter pas op 1 juli 2003 opgericht. Artikel 16 verplicht de gemeenten om nieuwe reglementen aan te nemen binnen één jaar « vanaf de inwerkingtreding van deze wet », dus ... vóór 13 juni 1996.

Het is uiteraard niet de bedoeling dat er wordt verwezen naar de inwerkingtreding « van deze wet », maar wel naar die van de wet van 4 juli 2005. Het wetsvoorstel zet deze fout recht.

De correctie moet worden aangebracht in de wet van 4 juli 2005, aangezien de Koning nog geen gebruik maakte van zijn bevoegdheid om die wet in werking te laten treden. Daardoor kan de wijziging niet rechtstreeks worden aangebracht in de artikelen 15 en 16 van de wet van 25 juni 1993 zelf.

Hoofdstuk 72

Slotbepaling

Artikel 142

Dit artikel bepaalt dat de wet kan worden aangehaald als de « Correctiewet I ».

Anne-Marie LIZIN.
Myriam VANLERBERGHE.
Paul WILLE.
Philippe MAHOUX.
Christine DEFRAIGNE.
Sabine de BETHUNE.
Clotilde NYSSENS.

WETSVOORSTEL


Hoofdstuk 1

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Hoofdstuk 2

Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2

In artikel 193bis van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 november 1947, worden de woorden « artikel 46 van de wet van 20 april 1810 op de inrichting der rechterlijke orde en het beleid der justitie » vervangen door de woorden « artikel 138, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek ».

Art. 3

In artikel 301, § 6, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 juli 1975, worden de woorden « artikel 205, §§ 2, 3, 4 en 5 van het Burgerlijk Wetboek » vervangen door de woorden « artikel 205bis, §§ 1, 3, 4 en 5 ».

Art. 4

In artikel 304 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « toegestane » vervangen door het woord « uitgesproken ».

Art. 5

In artikel 307 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1976, wordt het woord « toegestaan » vervangen door het woord « uitgesproken ».

Art. 6

In artikel 307bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 1974, worden de woorden « artikel 205 » vervangen door de woorden « artikel 205bis ».

Art. 7

In artikel 531 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering » vervangen door de woorden « Gerechtelijk Wetboek ».

Art. 8

In artikel 802, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 oktober 1967, wordt het woord « schuldenaars » vervangen door het woord « schuldeisers ».

Art. 9

In artikel 953 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « wegens ondankbaarheid en wegens geboorte van kinderen » vervangen door de woorden « en wegens ondankbaarheid ».

Art. 10

In de Franse tekst van artikel 983 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « français » vervangen door het woord « belge ».

Art. 11

Artikel 1270, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 12

In artikel 1597 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 5 juli 1963, wordt het woord « , pleitbezorgers » geschrapt.

Art. 13

In artikel 1688 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 december 1949, worden de woorden « Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering » vervangen door de woorden « Gerechtelijk Wetboek ».

Art. 14

In artikel 10, derde lid, van hetzelfde Wetboek, Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, gewijzigd bij de wet van 13 april 1997, worden de woorden « intresten berekend aan » ingevoegd tussen de woorden « de huurder » en de woorden « de gemiddelde marktrente ».

Art. 15

In de Franse tekst van artikel 2023, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « de l'arrondissement » vervangen door de woorden « du ressort ».

Hoofdstuk 3

Wijzigingen van de hypotheekwet van 16 december 1851

Art. 16

In artikel 1, laatste lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851 worden de woorden « artikel 1429 » vervangen door de woorden « artikel 595 ».

Art. 17

In artikel 59 van dezelfde wet worden de woorden « in de gevallen van de artikelen 57 en 58 » vervangen door de woorden « in het geval van artikel 58 ».

Art. 18

In artikel 117 van dezelfde wet worden de woorden « Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering » vervangen door de woorden « Gerechtelijk Wetboek ».

Hoofdstuk 4

Wijziging van de wet van 31 december 1851 op de loterijen

Art. 19

In artikel 9, tweede lid, van de wet van 31 december 1851 op de loterijen, worden de woorden « bij deze wet bepaald » vervangen door de woorden « bepaald in de artikelen 302 en 303 van het Strafwetboek ».

Hoofdstuk 5

Wijzigingen van het Strafwetboek

Art. 20

In artikel 133 van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wet van 23 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het cijfer « 128 » wordt vervangen door het cijfer « 129 »;

2º het cijfer « 127 » wordt vervangen door het cijfer « 128 ».

Art. 21

In artikel 135bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1939, vervallen de woorden « ; artikel 9 van de wet van 31 mei 1888 is niet van toepassing op die verbeurdverklaring ».

Art. 22

In artikel 135quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 juni 1961, worden de woorden « de wanbedrijven in de artikelen 135ter en 135quater omschreven » vervangen door de woorden « het wanbedrijf omschreven in artikel 135quater ».

Art. 23

In de Franse tekst van artikel 191, eerste lid, van het hetzelfde Wetboek, wordt het woord « apposer » vervangen door het woord « apparaître ».

Art. 24

In Boek II, Titel III, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift « Bepaling aan de drie vorige hoofdstukken gemeen », voor artikel 192, vervangen door het opschrift « Bijzondere bepaling ».

Art. 25

In Boek II, Titel III, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift « Bepalingen aan de vier vorige hoofdstukken gemeen », voor artikel 213, vervangen door het opschrift « Bijzondere bepaling ».

Art. 26

In artikel 214 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « bij de vier vorige hoofdstukken omschreven » vervangen door de woorden « omschreven in de hoofdstukken I tot IV van deze titel ».

Art. 27

In artikel 333, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 augustus 1945, worden de woorden « 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij » vervangen door de woorden « 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten ».

Art. 28

Artikel 386, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 juli 1962 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, wordt vervangen als volgt : « In hetzelfde geval kunnen de straffen, bepaald in artikel 385, eerste lid, worden verdubbeld, onverminderd de toepassing van artikel 385, tweede lid. »

Art. 29

Hoofdstuk VIIbis van Boek II, Titel V, van hetzelfde Wetboek, wordt Hoofdstuk VIIIbis van dezelfde titel.

Art. 30

In artikel 430 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « artikel 428, §§ 3 tot 5 » vervangen door de woorden « artikel 428, §§ 4 en 5 ».

Art. 31

In artikel 562, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 17 juni 2004 en hersteld bij de wet van 20 juli 2005, worden de woorden « de artikelen 559 en 560 » vervangen door de woorden « artikel 559 ».

Art. 32

In artikel 565 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 17 juni 2004 en hersteld bij de wet van 20 juli 2005, worden de woorden « in de vier vorige hoofdstukken » vervangen door de woorden « in deze titel ».

Art. 33

In artikel 566 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 17 juni 2004 en hersteld bij de wet van 20 juli 2005, worden de woorden « in de vier vorige hoofdstukken » vervangen door de woorden « in deze titel ».

Hoofdstuk 6

Wijzigingen van de uitleveringswet van 15 maart 1874

Art. 34

In artikel 5bis, tweede lid, van de uitleveringswet van 15 maart 1874, worden de woorden « artikel 47 van de wet van 21 juni 1849 » vervangen door de woorden « artikel 78 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij ».

Art. 35

In artikel 8 van dezelfde wet worden de woorden « De artikelen 2 en 3 van de wet van 30 december 1836 betreffende de beteugeling van de misdaden en wanbedrijven door Belgen in het buitenland gepleegd » vervangen door de woorden « De artikelen 6 tot 14 van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering ».

Art. 36

In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de woorden « voorzien in artikel 1 van de wet van 30 december 1836 » worden vervangen door de woorden « bepaald in de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering;

2º de woorden « 30 december 1836 » worden vervangen door de woorden « 17 april 1878 ».

Hoofdstuk 7

Wijziging van de wet van 25 augustus 1885 die de wetgeving betreffende de koopvernietigende gebreken herziet

Art. 37

In artikel 6, eerste lid, van de wet van 25 augustus 1885 die de wetgeving betreffende de koopvernietigende gebreken herziet, worden de woorden « in artikel 16 van het Burgerlijk Wetboek en » opgeheven.

Hoofdstuk 8

Wijziging van de wet van 11 juni 1889 betreffende de drukwerken en formulieren die het voorkomen van bankbiljetten of andere papieren waarden hebben

Art. 38

In artikel 4 van de wet van 11 juni 1889 betreffende de drukwerken en formulieren die het voorkomen van bankbiljetten of andere papieren waarden hebben, worden de woorden « , §§ 2 en 3 van artikel 72, § 2 van artikel 76 » geschrapt.

Hoofdstuk 9

Wijziging van de wet van 25 maart 1891 houdende bestraffing van de aanzetting tot het plegen van misdaden of wanbedrijven

Art. 39

In artikel 1, tweede lid, van de wet van 25 maart 1891 houdende bestraffing van de aanzetting tot het plegen van misdaden of wanbedrijven, worden de woorden « , 534, 557, nr. 6, paragraaf 2 », vervangen door de woorden « en 534 ».

Hoofdstuk 10

Wijziging van de wet van 30 oktober 1903 tot bepaling der elektrische eenheden

Art. 40

Artikel 13, eerste lid, 1º, van de wet van 30 oktober 1903 tot bepaling der elektrische eenheden, wordt opgeheven.

Hoofdstuk 11

Wijziging van de wet van 4 september 1908 op de inbeslagneming en het opbod bij vrijwillige vervreemding van de zee- en de binnenschepen, alsmede op de bevoegdheid inzake van zee- en binnenvaart

Art. 41

In artikel 33, laatste lid, van de wet van 4 september 1908 op de inbeslagneming en het opbod bij vrijwillige vervreemding van de zee- en de binnenschepen, alsmede op de bevoegdheid inzake van zee- en binnenvaart, worden de woorden « 99 en 100 van de wet van 15 augustus 1854 » vervangen door de woorden « 1329 en 1330 van het Gerechtelijk Wetboek ».

Hoofdstuk 12

Wijzigingen van de besluitwet van 11 oktober 1916 betreffende de staat van oorlog en de staat van beleg

Art. 42

In artikel 7 van de besluitwet van 11 oktober 1916 betreffende de staat van oorlog en de staat van beleg, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste lid, gewijzigd bij de besluitwet van 16 november 1918, wordt opgeheven;

2º in het tweede lid worden de woorden « Evenwel, in » vervangen door het woord « In ».

Hoofdstuk 13

Wijziging van de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van een handelszaak, het endossement van de factuur, alsmede de aanvaarding en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen

Art. 43

In artikel 9 van de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van een handelszaak, het endossement van de factuur, alsmede de aanvaarding en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen, worden de woorden « artikel 609 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtvordering » vervangen door de woorden « artikel 1515 van het Gerechtelijk Wetboek ».

Hoofdstuk 14

Wijzigingen van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen

Art. 44

In artikel 7 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, vervangen bij de wet van 22 december 2003 en gewijzigd bij de wetten van 12 april en 9 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in de Franse tekst van § 2, 1º, eerste lid, wordt het woord « cédées » ingevoegd tussen het woord « délivrées, » en de woorden « à titre onéreux ou non »;

2º in § 2, 2º, c, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) de woorden « die gegevens bevatten » worden ingevoegd tussen de woorden « gelijk welke andere informatiedragers » en de woorden « die ingevolge »;

b) de woorden « of zich deze kosteloos laten verstrekken » worden ingevoegd na de woorden « daarvan nemen »;

c) in de Franse tekst worden de woorden « ainsi que tous les autres livres, registres, documents, disques, bandes ou n'importe quels autres supports d'information qu'ils jugent nécessaires à l'exercice de la surveillance, » ingevoegd tussen de woorden « la surveillance » en de woorden « et en prendre »;

3º in de Franse tekst van § 2, 2º, d, worden de woorden « les autres » ingevoegd tussen het woord « tous » en het woord « livres »;

4º in de Franse tekst van § 3, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) de woorden « de faire toutes les constatations utiles, » worden ingevoegd tussen de woorden « le droit » en de woorden « de donner »;

b) het woord « de » wordt ingevoegd voor het woord « dresser »;

5º in de Nederlandse tekst van § 3, tweede lid, wordt het woord « verwittiging » vervangen door het woord « waarschuwing ».

Art. 45

In artikel 7bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in § 2, tweede lid, vervallen de woorden « met toezicht belaste de »;

2º in de Franse tekst van § 3, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) de woorden « ainsi que de toutes les institutions publiques qui en dépendent » vervallen;

b) de woorden « dont ils disposent » worden ingevoegd na het woord « renseignements »;

c) de woorden « actes, pièces » worden ingevoegd tussen het woord « tous » en het woord « livres »;

3º in § 3 worden de woorden « te laten nemen » vervangen door de woorden « ervan te verstrekken ».

Art. 46

In de Franse tekst van artikel 8, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, wordt het woord « mois » ingevoegd tussen het woord « trois » en de woorden « à cinq ».

Art. 47

In artikel 12, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het tweede lid worden de woorden « zal worden vermeld » vervangen door de woorden « zal worden opgesteld »;

2º in het vierde lid worden de woorden « zonder dat ze evenwel hoger mogen zijn dan het dubbel van het maximumbedrag als bedoeld in voorgaand lid » vervangen door de woorden « zonder dat het totale bedrag evenwel het dubbele van het maximum van de zwaarste straf te boven mag gaan. »;

3º in de Nederlandse tekst van het vijfde lid worden de woorden « van het maximumbedrag » ingevoegd tussen de woorden « de som » en de woorden « worden verdubbeld »;

4º in de Nederlandse tekst van het zevende lid wordt het woord « : Geneesmiddelen » ingevoegd tussen de woorden « de Gezondheid » en de woorden « te dekken ».

Hoofdstuk 15

Wijziging in de wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart

Art. 48

In artikel 7 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van eenen onderzoeksraad voor de scheepvaart, worden de woorden « artikel 5 » vervangen door de woorden « artikel 6 ».

Hoofdstuk 16

Wijziging van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij

Art. 49

In artikel 81, derde lid, van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, gewijzigd bij de wet van 21 oktober 1997, wordt het woord « waterschout » vervangen door de woorden « met de politie te water belaste overheid van de federale politie ».

Hoofdstuk 17

Wijziging van de wet van 5 juni 1928 houdende regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst

Art. 50

In artikel 23, eerste lid, van de wet van 5 juni 1928 houdende regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst worden de woorden « IX en X » vervangen door de woorden « VIII en IX ».

Art. 51

In artikel 90 van dezelfde wet worden de woorden « de laatste twee leden van vorenstaand artikel 26 » vervangen door de woorden « artikel 26, zesde en zevende lid ».

Hoofdstuk 18

Wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers

Art. 52

Artikel 6 van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers wordt opgeheven.

Hoofdstuk 19

Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 62 van 13 januari 1935 waarbij toelating wordt verleend tot het oprichten van een economische reglementeering van de voortbrenging en de verdeeling

Art. 53

In artikel 16 van het koninklijk besluit nr. 62 van 13 januari 1935 waarbij toelating wordt verleend tot het oprichten van een economische reglementeering van de voortbrenging en de verdeeling worden de woorden « der betrokken kamer » vervangen door de woorden « van de Raad voor de Mededinging ».

Art. 54

In artikel 18, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 62, worden de woorden « de kamer voor de welke de betrokken zaak aanhangig is » vervangen door de woorden « de Raad voor de Mededinging ».

Hoofdstuk 20

Wijziging van de wet van 16 juni 1937 waarbij de Koning er toe gemachtigd wordt de nodige maatregelen te nemen om 's Lands mobilisatie in geval van oorlog te verzekeren

Art. 55

In artikel 1 van de wet van 16 juni 1937 waarbij de Koning er toe gemachtigd wordt de nodige maatregelen te nemen om 's Lands mobilisatie in geval van oorlog te verzekeren, vervallen de woorden « zoowel in België als in Belgisch-Congo ».

Hoofdstuk 21

Wijziging van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap

Art. 56

In artikel 16 van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap, worden de woorden « artikel 155 van de wet van 18 juni 1869 » vervangen door de woorden « artikel 399 van het Gerechtelijk Wetboek ».

Hoofdstuk 22

Wijziging van het koninklijk besluit nr. 79 van 28 november 1939 tot wijziging en aanvulling van zekere bepalingen inzake meeteenheden en meettuigen

Art. 57

Artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 79 van 28 november 1939 tot wijziging en aanvulling van zekere bepalingen inzake meeteenheden en meettuigen wordt opgeheven.

Hoofdstuk 23

Wijzigingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

Art. 58

In artikel 8bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989, vervallen de woorden « en 6º ».

Art. 59

In artikel 162 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het 46º, ingevoegd bij de wet van 19 november 1998, wordt het 47º;

2º het 47º, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2003, wordt het 48º;

3º het 47º, ingevoegd bij de wet van 24 maart 2003, wordt het 49º.

Art. 60

In artikel 280, 1º, tweede lid, b, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 oktober 1967, vervalt het cijfer « , 27º ».

Hoofdstuk 24

Wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders

Art. 61

In artikel 73quinquies, eerste lid, 1º, van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de woorden « betreffende de sociale zekerheid » ingevoegd tussen de woorden « de regeling » en de woorden « van zeelieden ».

Hoofdstuk 25

Wijzigingen van het Wetboek van zegelrechten

Art. 62

In artikel 59.1 van het Wetboek van zegelrechten worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het 5ºquater, ingevoegd bij de wet van 27 juni 1978, wordt het 5ºquinquies;

2º in het 6º, eerste lid, vervalt het woord « Kolonie, »;

3º het 6º, tweede lid, wordt opgeheven.

Art. 63

In artikel 73 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « en 67 » vervangen door de woorden « tot 67decies ».

Hoofdstuk 26

Wijziging van de wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden, alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden

Art. 64

In artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden, alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden, worden de woorden « overeenkomstig de artikelen 99 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en 855 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering » vervangen door de woorden « overeenkomstig artikel 101 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 1383 tot 1385 van het Gerechtelijk Wetboek ».

Hoofdstuk 27

Wijziging van de wet van 19 december 1950 tot instelling van de Orde der dierenartsen

Art. 65

In artikel 15, tweede lid, van de wet van 19 december 1950 tot instelling van de Orde der dierenartsen, worden de woorden « de artikelen 44 tot en met 47 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering » vervangen door de woorden « de artikelen 828 tot 842 van het Gerechtelijk Wetboek ».

Hoofdstuk 28

Wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel

Art. 66

In de Franse tekst van artikel 33, § 1, tweede lid, van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, worden de woorden « de l'alinéa 1er » vervangen door de woorden « du § 1er ».

Hoofdstuk 29

Wijziging van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte

Art. 67

In de Nederlandse tekst van artikel 9, vierde lid, van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, worden de woorden « aan de rechthebbende derden die als tussenkomende partij zijn aanvaard over te maken » vervangen door de woorden « aan de rechthebbenden uit te keren ».

Hoofdstuk 30

Wijzigingen van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen

Art. 68

In artikel 14 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in § 1, tweede lid, wordt het woord « afgevaardigd » vervangen door het woord « afgevaardigde »;

2º in de Franse tekst van § 2, 1º, eerste lid, wordt het woord « cédées » ingevoegd tussen het woord « délivrées » en de woorden « à titre onéreux »;

3º in § 2, 2º, c, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) de woorden « die gegevens bevatten » worden ingevoegd tussen de woorden « gelijk welke andere informatiedragers » en de woorden « die ingevolge »;

b) in de Franse tekst worden de woorden « ainsi que tous les autres livres, registres, documents, disques, bandes ou n'importe quels autres supports d'information qu'ils jugent nécessaires à l'exercice de la surveillance, » ingevoegd tussen de woorden « la surveillance » en de woorden « et en prendre »;

4º in de Franse tekst van § 2, 2º, d, worden de woorden « les autres » ingevoegd tussen het woord « tous » en het woord « livres ».

Art. 69

In artikel 14bis, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigiingen aangebracht :

1º in de Franse tekst vervallen de woorden « des institutions publiques qui en dépendent »;

2º in de Franse tekst worden de woorden « dont ils disposent » ingevoegd na het woord « renseignements »;

3º in de Franse tekst worden de woorden « actes, pièces » ingevoegd tussen het woord « tous » en het woord « livres »;

4º in de Nederlandse tekst worden de woorden « te laten nemen » vervangen door de woorden « ervan te verstrekken ».

Hoofdstuk 31

Wijziging van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten

Art. 70

In artikel 5, tweede lid, van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten worden de woorden « artikel 96 » vervangen door de woorden « artikel 148 ».

Hoofdstuk 32

Wijzigingen van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming

Art. 71

In artikel 62bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, ingevoegd bij de wet van 2 februari 1994, worden de woorden « artikel 59bis, §§ 2bis en 4bis van de Grondwet » vervangen door de woorden « de artikelen 128 en 135 van de Grondwet ».

Art. 72

In artikel 63bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 2 februari 1994, worden de woorden « artikel 59bis, §§ 2bis en 4bis van de Grondwet » vervangen door de woorden « de artikelen 128 en 135 van de Grondwet ».

Hoofdstuk 33

Wijzigingen van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen

Art. 73

In artikel 4, 1º, d, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, vervangen bij de wet van 29 april 1999, worden de woorden « artikel 15/11, 1º » vervangen door de woorden « artikel 15/11, § 1, eerste lid, 1º ».

Art. 74

In artikel 15/4, 1º, c, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999, worden de woorden « artikel 15/11, 2º » vervangen door de woorden « artikel 15/11, § 1, eerste lid, 2º ».

Hoofdstuk 34

Wijzigingen van de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel

Art. 75

In de Nederlandse tekst van artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, worden de woorden « of behorende tot een van de krachtens artikel 4, § 2 bepaalde gevallen ongeschikt worden verklaard » vervangen door de woorden « of ongeschikt voor consumptie door de mens worden verklaard in een van de gevallen bepaald krachtens artikel 4, § 2 ».

Art. 76

De Franse tekst van artikel 11, 1º, van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden « ou tirés ».

Hoofdstuk 35

Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 77

In artikel 695, derde lid, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord « bewindvoerders » vervangen door het woord « curatoren ».

Art. 78

In de Franse tekst van artikel 713 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « page » ingevoegd tussen de woorden « par dernière » en de woorden « et paraphé ».

Art. 79

In artikel 721, eerste lid, 8º, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « 2e en 3e lid » vervangen door de woorden « §§ 2 en 3 ».

Art. 80

In artikel 1139, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt het woord « rechtsmiddelen » vervangen door het woord « middelen ».

Art. 81

In artikel 1233, § 1, 5º, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 2001, worden de woorden « geeft kennis aan » vervangen door de woorden « ter kennis gebracht van ».

Art. 82

In de Nederlandse tekst van artikel 1355 van hetzelfde Wetboek, worden de worden « oorspronkelijke vorderingen » vervangen door het woord « hoofdvorderingen ».

Art. 83

In de Nederlandse tekst van artikel 1563, derde lid, eerste zin, van hetzelfde Wetboek, wordt het woord « getuigschrift » vervangen door het woord « verzoekschrift ».

Art. 84

In artikel 1703 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 mei 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in de Franse tekst van het eerste lid wordt het woord « pas » ingevoegd tussen de woorden « ne soit » en het woord « susceptible »;

2º in het tweede lid wordt het woord « scheidsrechterlijke » vervangen door het woord « arbitrale ».

Hoofdstuk 36

Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

Art. 85

In artikel 21septiesdecies, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden « artikel 21quindecies » vervangen door de woorden « artikel 21quinquiesdecies ».

Art. 86

In artikel 39, 1º, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « , de tandheelkunde » ingevoegd tussen de woorden « de geneeskunde » en de woorden « of de artsenijbereidkunde ».

Hoofdstuk 37

Wijziging van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg

Art. 87

In artikel 2bis, § 6, van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1985, worden de woorden « artikel 166 » vervangen door de woorden « artikel 216bis ».

Hoofdstuk 38

Wijziging van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen

Art. 88

In artikel 24 van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, vervallen de woorden « alsmede op de beschikkingen van artikel 561, 4º, van het Strafwetboek ».

Hoofdstuk 39

Wijziging van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen

Art. 89

In artikel 19, tweede lid, van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 november 1996, worden de woorden « in § 1 » vervangen door de woorden « in het eerste lid ».

Hoofdstuk 40

Wijzigingen van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen

Art. 90

In artikel 6, § 4, laatste lid, van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, gewijzigd bij de wet van 10 februari 1998, vervallen de woorden « zal geschieden ».

Art. 91

In artikel 17, § 5, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 februari 1998, vervallen de woorden « en inzake de gevallen bedoeld in § 4, zevende lid ».

Hoofdstuk 41

Wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Art. 92

In artikel 51/8, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996, worden de woorden « in het eerste lid » vervangen door de woorden « in artikel 50, eerste lid ».

Hoofdstuk 42

Wijziging van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers

Art. 93

In artikel 38, § 3ter, tweede lid, inleidende zin, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, worden de woorden « van 3,5 pct. » vervangen door de woorden « van 8,86 pct. ».

Hoofdstuk 43

Wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank

Art. 94

In artikel 26, § 1, 5º, van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank wordt het woord « behandeling » vervangen door het woord « handeling ».

Hoofdstuk 44

Wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit

Art. 95

In artikel 11, derde lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, vervangen bij de wet van 13 juni 1991, wordt het woord « eerste » vervangen door het woord « tweede ».

Hoofdstuk 45

Wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

Art. 96

In artikel 21, zesde lid, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gewijzigd bij de wet van 19 maart 2003, worden de woorden « op de in het vorige lid bepaalde wijze » vervangen door de woorden « op de in het vierde lid bepaalde wijze ».

Hoofdstuk 46

Wijzigingen van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid

Art. 97

In artikel 2, § 1bis, tweede lid, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, vervangen bij de wet van 7 mei 2004, worden de woorden « eerste lid, b) », vervangen door de woorden « § 1, eerste lid, b) ».

Art. 98

In artikel 11, § 3, tweede, derde en vierde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 mei 2004, wordt het woord « tweede » telkens vervangen door het woord « eerste ».

Hoofdstuk 47

Wijziging van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen

Art. 99

In artikel 170, § 2, tweede lid, van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, worden de woorden « artikel 169 » vervangen door de woorden « artikel 173 ».

Hoofdstuk 48

Wijzigingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven

Art. 100

In artikel 43bis, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, vervangen bij de wet van 13 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het 1º worden de woorden « in de zin van deze wet » vervangen door de woorden « in de zin van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie »;

2º in het 2º tot het 6º worden de woorden « in de zin van deze wet » telkens vervangen door de woorden « in de zin van de voormelde wet van 30 juni 2005 »;

Art. 101

In artikel 62, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º voor het eerste lid wordt het cijfer « 1º » ingevoegd;

2º in het 2º worden de woorden « het voorgaande lid » vervangen door de woorden « 1º ».

Art. 102

Artikel 68, 2º, van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 13 juni 2005, wordt hersteld in de volgende lezing :

« 2º Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort B.I.P.T., bedoeld in artikel 71; »

Hoofdstuk 49

Wijzigingen van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective

Art. 103

In de Franse tekst van artikel 7, laatste lid, van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective, gewijzigd bij de wet van 30 december 1996, wordt het woord « sociales » vervangen door het woord « raciales ».

Art. 104

In artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het zesde lid worden de woorden « de gemeentepolitie en van de rijkswacht » vervangen door de woorden « de federale politie en de lokale politie »;

2º het zevende lid wordt opgeheven.

Art. 105

In artikel 20, § 5, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 1996, wordt het woord « vierde » vervangen door het woord « derde ».

Hoofdstuk 50

Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

Art. 106

In artikel 7, § 1, 2º, bbis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 6 april 1995 en vervangen bij de wet van 6 juli 1997, worden de woorden « die ze uitsluitend gezamenlijk als woning gebruiken » vervangen door de woorden « die ze gezamenlijk en uitsluitend als woning gebruiken ».

Art. 107

In de Franse tekst van artikel 207, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 mei 2001, worden de woorden « qui sont affectés » vervangen door de woorden « qui est affectée ».

Hoofdstuk 51

Wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens

Art. 108

In artikel 22 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, vervangen bij de wet van 11 december 1998, vervalt het teken « § 1 ».

Hoofdstuk 52

Wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen

Art. 109

In de Franse tekst van artikel 13, vierde lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 april 1995, worden de woorden « article 49, § 1er, 1º » vervangen door de woorden « article 49, § 1er, 2º ».

Hoofdstuk 53

Wijziging van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling

Art. 110

In artikel 3 van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling worden de woorden « of de uitvoeringsbesluiten ervan » ingevoegd na de woorden « deze wet ».

Hoofdstuk 54

Wijzigingen van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

Art. 111

In artikel 79ter, § 1, eerste lid, 1º, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, ingevoegd bij de wet van 22 mei 2005, wordt het leesteken « ; » vervangen door het leesteken « , ».

Art. 112

In artikel 87bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het 1º worden de woorden « §§ 2 en 5 » vervangen door de woorden « §§ 2 en 4 »;

2º in het 3º worden de woorden « § 5 » vervangen door de woorden « § 4 ».

Hoofdstuk 55

Wijzigingen van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad

Art. 113

In artikel 4, laatste lid, van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, gewijzigd bij de wet van 8 juli 2001, wordt het woord « radio-omroepen » vervangen door het woord « radio- ».

Art. 114

In artikel 14, derde streepje, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 juli 2001, worden de woorden « of van een verbinding naar een zich in een lidstaat van de Europese Unie bevindende satelliet » vervangen door de woorden « of van een satellietverbinding die zich in een lidstaat van de Europese Unie bevindt ».

Art. 115

Artikel 31, § 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 juli 2001, wordt vervangen als volgt :

« De in § 1, onder c), bedoelde producties zijn de producties die uitsluitend of in co-productie met in één of meer Lid-Staten gevestigde producenten zijn vervaardigd door producenten die gevestigd zijn in één of meer derde Europese Staten welke met de Europese Unie volgens de in het Verdrag opgenomen procedures akkoorden hebben gesloten, indien zij voornamelijk zijn vervaardigd met behulp van auteurs en medewerkers die woonachtig zijn in één of meer Europese Staten. »

Hoofdstuk 56

Wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs

Art. 116

Artikel 55, § 5, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, ingevoegd bij de wet van 10 maart 1999, wordt § 6 van dat artikel.

Hoofdstuk 57

Wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector

Art. 117

In artikel 6 van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, gewijzigd bij de wet van 3 december 1997, wordt het woord « overheidsbedrijven » vervangen door het woord « overheidsdiensten ».

Hoofdstuk 58

Wijzigingen van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen

Art. 118

In artikel 154ter, § 1, van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de wet van 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste lid, 4º, luidende « 4º de algemene regelen betreffende de financiering van het endoscopisch en viscerosynthesemateriaal en alle andere medische producten in het ziekenhuis » wordt vernummerd tot het 5º;

2º het eerste lid, 5º, wordt vernummerd tot het 6º;

3º in het tweede lid worden de woorden « 4º en 5º » vervangen door de woorden « 5º en 6º ».

Hoofdstuk 59

Wijziging van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak

Art. 119

In artikel 16 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak worden de woorden « tot een bedrag van hoogstens » vervangen door de woorden « op een bedrag van ».

Hoofdstuk 60

Wijzigingen van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst

Art. 120

In artikel 42 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, vervangen bij de wet van 3 april 2003, worden de woorden « artikel 44 » vervangen door de woorden « artikel 259bis, § 5, van het Strafwetboek ».

Art. 121

Artikel 44 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 122

In artikel 44bis, 1º, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 april 2003, worden de woorden « de bepalingen van alinea 2 van dit artikel » vervangen door de woorden « 1º, tweede lid ».

Hoofdstuk 61

Wijziging van het Wetboek van vennootschappen

Art. 123

Artikel 409, derde lid, tweede zin, gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, van het Wetboek van vennootschappen, wordt vervangen als volgt :

« De benadeelde schuldeiser die een rechtsvordering instelt, brengt de curator hiervan op de hoogte. In het laatste geval is het bedrag toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. »

Hoofdstuk 62

Wijzigingen van de wet van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen

Art. 124

Artikel 11bis van de wet van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, wordt artikel 13 van die wet.

Art. 125

In artikel 11ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het artikel wordt artikel 14 van die wet.

2º in het eerste lid worden de woorden « artikel 11bis » en de woorden « artikel 11quater » vervangen door respectievelijk de woorden « artikel 13 » en de woorden « artikel 15 »;

3º in het vierde lid, 3º, worden de woorden « artikel 11quater » en de woorden « artikel 11quinquies » vervangen door respectievelijk de woorden « artikel 15 » en de woorden « artikel 16 ».

Art. 126

In artikel 11quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het artikel wordt artikel 15 van die wet;

2º in § 1 worden de woorden « artikel 11bis » vervangen door de woorden « artikel 13 »;

3º in § 5 worden de woorden « artikel 11ter » en de woorden « artikel 11quinquies » vervangen door respectievelijk de woorden « artikel 14 » en de woorden « artikel 16 ».

Art. 127

In artikel 11quinquies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het artikel wordt artikel 16 van die wet;

2º in het eerste lid worden de woorden « artikel 11bis » en de woorden « artikel 11quater » vervangen door respectievelijk de woorden « artikel 13 » en de woorden « artikel 15 »;

3º in het derde lid worden de woorden « artikel 11bis » vervangen door de woorden « artikel 13 ».

Art. 128

Artikel 13 van dezelfde wet wordt artikel 17 van die wet.

Hoofdstuk 63

Wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 129

Artikel 23, § 7, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, ingevoegd bij de wet van 15 december 2004, wordt § 8 van dat artikel.

Hoofdstuk 64

Wijziging van de wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen

Art. 130

In de Franse tekst van artikel 10, 2º, van de wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen, worden de woorden « entre les alinéas 2 et 3 » vervangen door de woorden « entre les alinéas 1er et 2 ».

Hoofdstuk 65

Wijziging van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs

Art. 131

In de Nederlandse tekst van artikel 19, derde lid, van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs, worden de woorden « met vijfenveertig dagen » vervangen door de woorden « tot vijfenveertig werkdagen ».

Hoofdstuk 66

Wijzigingen van de programmawet (I) van 24 december 2002

Art. 132

In artikel 80 van de programmawet (I) van 24 december 2002 worden de woorden « deze wet » vervangen door de woorden « dit hoofdstuk ».

Art. 133

In artikel 153, 6º, van dezelfde wet worden de woorden « § 3 » vervangen door de woorden « § 3, eerste lid ».

Hoofdstuk 67

Wijziging van de wet van 19 november 2004 tot invoering van een heffing op omwisselingen van deviezen, bankbiljetten en munten

Art. 134

In artikel 5, § 4, van de wet van 19 november 2004 tot invoering van een heffing op omwisselingen van deviezen, bankbiljetten en munten, wordt het woord « handleiding » vervangen door het woord « handeling ».

Hoofdstuk 68

Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden

Art. 135

In de Franse tekst van artikel 28, § 3, van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rchtspositie van de gedetineerden, worden de woorden « d'un recours » vervangen door de woorden « d'une plainte ».

Hoofdstuk 69

Wijziging van de wet van 7 april 2005 houdende uitvoering van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, het Aanhangsel en de Bijlagen I, II, III en IV, ondertekend te Madrid, op 4 oktober 1991, en Bijlage V, aangenomen te Bonn op 7 tot 18 oktober 1991

Art. 136

In artikel 10, § 2, van de wet van 7 april 1995 houdende uitvoering van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, het Aanhangsel en de Bijlagen I, II, III en IV, ondertekend te Madrid, op 4 oktober 1991, en Bijlage V, aangenomen te Bonn op 7 tot 18 oktober 1991, worden de woorden « dient overeenkomstig de artikelen 5, § 12, 6, § 4, 7, § 2, 8, § 5, 9, § 5 » vervangen door de woorden « overeenkomstig de artikelen 5, § 12, 6, § 4, 7, § 2, 8, § 5, en 9, § 5, dient ».

Hoofdstuk 70

Wijzigingen van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie

Art. 137

In artikel 34 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie worden de woorden « Art. 40 » vervangen door de woorden « Artikel 32 ».

Art. 138

In atikel 92, § 4, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden « het eerste lid » vervangen door de woorden « het tweede lid ».

Art. 139

In artikel 144 van dezelfde wet worden de woorden « , tweede en derde lid, » geschrapt.

Hoofdstuk 71

Wijzigingen van de wet van 4 juli 2005 tot wijziging van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten

Art. 140

In artikel 22 van de wet van 4 juli 2005 tot wijziging van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het ontworpen artikel 15, § 1, eerste lid, worden de woorden « van deze wet » vervangen door de woorden « van de wet van 4 juli 2005 tot wijziging van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten »;

2º in het ontworpen artikel 15, § 1, tweede lid, worden de woorden « van deze wet » vervangen door de woorden « van de voormelde wet van 4 juli 2005 »;

3º in het ontworpen artikel 15, § 2, eerste en tweede lid, worden de woorden « van deze wet » telkens vervangen door de woorden « van de voormelde wet van 4 juli 2005 ».

Art. 141

In artikel 23 van dezelfde wet worden, in het ontworpen artikel 16, de woorden « van deze wet » vervangen door de woorden « van de voormelde wet van 4 augustus 2005 ».

Hoofdstuk 72

Slotbepaling

Art. 142

Deze wet wordt « Correctiewet I » genoemd.

Anne-Marie LIZIN.
Myriam VANLERBERGHE.
Paul WILLE.
Philippe MAHOUX.
Christine DEFRAIGNE.
Sabine de BETHUNE.
Clotilde NYSSENS.

BIJLAGE

Bladzijden 86 tot zijn slechts beschikbaar in gedrukte versie.


(1) Zie artikel 13 van het wetsvoorstel ter correctie van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

(2) Zie artikel 134 van dit wetsvoorstel.

(3) Zie artikel 8 van dit wetsvoorstel.

(4) Zie artikel 123 van dit wetsvoorstel.

(5) Zie artikel 84 van dit wetsvoorstel.

(6) Zie artikel 29 van dit wetsvoorstel.

(7) Zie de artikelen 124 tot 128 van dit wetsvoorstel.

(8) Zie artikel 116 van dit wetsvoorstel.

(9) Zie artikel 118 van dit wetsvoorstel.

(10) Zie de artikelen 7, 13, 18, 64 en 65 van dit wetsvoorstel.

(11) Zie de artikelen 70, 71, en 72 van dit wetsvoorstel en de artikelen 6, 7, 14, 15 en 16 van het wetsvoorstel ter correctie van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

(12) Zie artikel 49 van dit wetsvoorstel.

(13) Zie artikel 84 van dit wetsvoorstel.

(14) Zie artikel 5 van het wetsvoorstel ter correctie van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

(15) Zie artikel 16 van het wetsvoorstel ter correctie van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

(16) Zie de artikelen 52 en 62 van dit wetsvoorstel en artikel 9 van het wetsvoorstel ter correctie van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

(17) Zie artikel 103 van dit wetsvoorstel.

(18) Zie artikel 46 van dit wetsvoorstel.

(19) Ook verschillende Canadese provincies vaardigen geregeld « lois correctives » uit.

(20) Zie bijvoorbeeld de « Loi corrective » van 2001 : « Loi du 18 décembre 2001 visant à corriger des anomalies, contradictions ou erreurs relevées dans les Lois du Canada et à y apporter d'autres modifications mineures et non controversables ainsi qu'à abroger certaines lois ayant cessé d'avoir effet ».

(21) Bijvoorbeeld de wet van 5 februari 2004 tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetten op het terrein van het ministerie van Justitie (Reparatiewet I Justitie).

(22) Nypels en Servais, Code pénal interprété, tIer, art. 133, 5o; G. Beltjens, Code pénal belge, Bruxelles, Bruylant, 1883, blz. 79.

(23) Nypels en Servais, Code pénal interprété, art. 191, no 1.

(24) Zie het koninklijk besluit van 7 december 1982 houdende afwijking inzake ophaling van bepaalde organen die ongeschikt werden verklaard voor de menselijke consumptie.

(25) J. Deene en K. Van der Perre, « Nieuwe auteurswet », NJW, 119, blz. 866.