3-151

3-151

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 16 FEBRUARI 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over «de pensioenrechten van leerkrachten die tewerkgesteld waren in de Democratische Republiek Congo (DRC)» (nr. 3-1364)

De voorzitter. - Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven, antwoordt.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Na de onafhankelijkheid van Congo hebben tientallen Belgische leerkrachten zich ten dienste gesteld van de Congolese overheid om daar les te geven. Vaak gebeurde dat via de bemiddeling van het Internationaal Katholiek Onderwijs. De werkgever was toen de Congolese overheid. Velen bereiken nu de pensioengerechtigde leeftijd en worden geconfronteerd met problemen. Hoewel zij toen ook sociale bijdragen hebben betaald om sociale rechten op te bouwen, zoals hun pensioen, aan het Institut de Sécurité Sociale au Congo (INSS), kunnen zij geen pensioen genieten voor de jaren dat zij daar waren tewerkgesteld. De vraag is of het INSS zijn verplichtingen kan nakomen gezien de financiële situatie van de DRC. Daarnaast zijn er ook heel wat administratieve problemen om alle nodige documenten te verzamelen omdat deze gedateerd zijn en de administraties in de DRC wellicht gebrekkig werken.

Het gevolg is dat deze leerkrachten voor de periode van hun tewerkstelling in Congo geen pensioen ontvangen.

Is de minister op de hoogte van dit probleem? Beschikt hij over gegevens over het aantal Belgische onderdanen die ooit tewerkgesteld waren in Congo en die van het INSS recht hebben op een pensioen?

Is er een mogelijkheid dat de Belgische overheid optreedt of bemiddelt voor deze groep mensen, zodat zij voor de jaren dat zij tewerkgesteld waren in Congo alsnog pensioenrechten kunnen verwerven of ziet de minister een andere oplossing?

Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Ik lees het antwoord van minister Tobback.

Daar waar de ambtenaren van de Belgische Technische Coöperatie voor de duur van hun tewerkstelling bij de coöperatie verplicht aangesloten waren bij het overzeese sociale zekerheidsstelsel, geregeld door de wet van 17 juli 1963, verliep dit anders voor de contracten van de Belgische Technische Bijstand, afgesloten door tussenkomst van de Internationale Dienst van het Katholiek Onderwijs of van haar bijkantoor te Kinshasa, het Bureau van het Nationaal Katholiek onderwijs.

In werkelijkheid blijken de meeste betrokkenen deel uit te maken van wat men `pedagogische gezinnen' noemde, samengesteld uit een lid van het onderwijzend personeel in een reglementaire situatie ten aanzien van de Belgische overheid met de eraan verbonden voordelen, en uit de andere echtgenoot die werd aangeworven via een plaatselijk contract.

De betrokken personen hebben voor deze, vaak beperkte, activiteit inderdaad geen pensioenrechten opgebouwd binnen een Belgische regeling, maar ressorteren uitsluitend onder het Institut de Sécurité Sociale au Congo (INSS). Om eventueel van een voordeel ten laste van deze instelling te genieten is het verblijf in dat land verplicht.

Wij beschikken niet over gegevens over het aantal personen dat destijds onderworpen was aan het INSS.

De enige mogelijkheid om voor die jaren alsnog pensioenrechten op te bouwen is de storting door betrokkene of zijn werkgever van een enige premie ter regularisatie van de periode binnen het stelsel van de overzeese sociale zekerheid.

Er zijn echter nadelen: er dienen een tweede maal sociale bijdragen betaald te worden voor eenzelfde periode. De vaststelling van het probleem gebeurt meestal bij het naderen van de pensioengerechtigde leeftijd, waardoor regularisatie via een enige premie relatief duur uitvalt. De regularisatie via een enige premie kan slechts zolang het pensioen niet is ingegaan.