3-150 | 3-150 |
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De onthullingen over geheime CIA-gevangeniskampen in Europa hebben de Europese Unie (EU) doen inzien dat de eerbiediging van de mensenrechten binnen haar grenzen onder vuur ligt. Nochtans heeft de Unie er steeds voor gepleit om in de strijd tegen het terrorisme de mensenrechten te eerbiedigen.
In de praktijk bleek dit echter niet altijd het geval te zijn. Daardoor komt niet alleen de geloofwaardigheid van de EU in het gedrang, maar ook de doeltreffendheid van de strijd tegen het terrorisme. Bijgevolg staat de Unie voor een nieuwe uitdaging: de veiligheid van haar burgers waarborgen door de strijd tegen het terrorisme te voeren zonder daarbij de eerbiediging voor de mensenrechten uit het oog verliezen.
Het Oostenrijkse voorzitterschap staat dan ook een moeilijke taak te wachten, namelijk de primordialiteit van de mensenrechten in haar beleid opnieuw bevestigen. Het moet als een paal boven water staan dat willekeurige aanhoudingen, geheime detenties, martelingen en zelfs verdwijningen binnen de grenzen van de Unie niet getolereerd worden.
Amnesty International heeft midden januari terzake een aantal aanbevelingen geformuleerd en aan het Oostenrijkse voorzitterschap voorgelegd. Wat denkt onze regering van die aanbevelingen? Ze liggen grotendeels in de lijn van eerdere verklaringen van het Oostenrijkse en Finse voorzitterschap, namelijk dat zij willen werken aan een coherenter en een consistenter Europees mensenrechtenbeleid in zowel interne als externe aangelegenheden.
Heeft er al overleg plaatsgevonden tussen de lidstaten over de naleving van de mensenrechten bij de strijd tegen het terrorisme? Zo ja, welke houding heeft ons land ingenomen?
In welke mate steunt ons land een uitbreiding van de bevoegdheid van het Fundamental Rights Agency te Wenen zodat het kan toezien op de naleving van de mensenrechten door de lidstaten?
Het optionele Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en vernederende behandeling of straf van 18 december 2002 werd pas op 24 oktober 2005 door ons land ondertekend. Om welke reden heeft ons land bijna drie jaar gewacht om dit Protocol te ondertekenen? Is ons land bereid dit Protocol nog vóór het einde van 2006 te ratificeren? Bestaat er in de EU een consensus om dit Protocol te ondertekenen en zo spoedig mogelijk te ratificeren? Zo neen, is ons land bereid dat aan te kaarten bij het Oostenrijkse voorzitterschap?
De onderhandelingen met de kandidaat lidstaten worden voortgezet. In welke mate blijft de mensenrechtendimensie in deze onderhandelingen gehandhaafd? In welke mate wordt er nagegaan of de kandidaat lidstaten het communautair acquis inzake mensenrechten in hun nationaal recht omzetten en concreet naleven?
De mogelijke CIA gevangenkampen in een aantal lidstaten heeft een hele controverse losgeweekt. Welke inspanningen zal de Unie onder het Oostenrijkse voorzitterschap doen opdat de lidstaten de EU-richtlijnen inzake mensenrechten op een meer actieve wijze zouden toepassen?
Ook de verspreiding van lichte wapens werkt de schending van de mensenrechten in de hand. Onder het Nederlandse voorzitterschap werden er inspanningen gedaan om de Gedragscode te herzien, maar de vele voorstellen roepen om verschillende redenen weerstand op. Zal het Oostenrijkse voorzitterschap erin slagen om de herziening van de EU-gedragscode voor wapenexport te voltooien? In welke mate zal België daaraan zijn steun verlenen?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Over de bescherming van de rechten van de mens in de strijd tegen het terrorisme plegen de Europese partners in het bijzonder sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 intens overleg. Ze hebben ter zake een duidelijk gemeenschappelijk standpunt ingenomen op diverse internationale fora over de mensenrechten.
Het Europese standpunt in dit domein steunt in wezen op de richtlijnen over de mensenrechten en de strijd tegen het terrorisme die het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 11 juli 2002 heeft aangenomen.
Deze richtlijnen voeren een evenwicht in tussen het respect voor de rechten van de mens en de strijd tegen terrorisme, dat een aanslag vormt op de mensenrechten en de destabilisatie beoogt van de wettelijk geïnstalleerde regeringen en het ondermijnen van de pluralistische burgermaatschappij.
De richtlijnen veroordelen categoriek als crimineel en niet te verantwoorden alle daden, methoden en terroristische praktijken, welke ook de daders zijn of de plaatsen van gebeurtenis, en herinneren eraan dat het niet enkel mogelijk maar absoluut noodzakelijk is te strijden tegen het terrorisme in het kader van het respect voor de rechten van de mens, de overhand van het recht en, waar van toepassing, het internationale humanitaire recht.
Op de laatste zitting van de Commissie mensenrechten heeft België samen met de partners van de Europese Unie, een resolutie aangenomen die in de benoeming voorziet, voor een periode van drie jaar, van een speciale rapporteur voor de promotie en de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in de strijd tegen het terrorisme. In deze resolutie is de Commissie voor de rechten van de mens verheugd over de dialoog tussen enerzijds de Veiligheidsraad en zijn Comité tegen terrorisme en anderzijds de bevoegde organen inzake mensenrechten om de band nauwer aan te halen en hun samenwerking te versterken in dit domein.
Ons land neemt deel aan de onderhandelingen die aan de gang zijn voor de oprichting van een Europees Agentschap voor de fundamentele rechten, het Fundamental Rights Agency in Wenen, waartoe het principieel besluit in december 2003 werd genomen door de Europese Raad. Dit Agentschap zal als belangrijkste taak hebben toezicht te houden op het respect, door de lidstaten, voor de fundamentele rechten bij de toepassing van het gemeenschapsrecht. In het kader van deze onderhandelingen let ons land onder meer op het voorkomen van dubbel gebruik met de Raad van Europa en het behoud van de specificiteit van deze organisatie.
De ondertekening van het Protocol bij het Verdrag tegen foltering werd vertraagd als gevolg van een meningsverschil tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap over de modaliteiten voor de ondertekening van dit internationale juridische instrument. De procedure voor de parlementaire instemming met het oog op de ratificatie werd opgestart. Evenals België hebben de partnerlanden van de Europese Unie duidelijk hun politieke wil uitgedrukt om toe te treden tot dit Protocol.
Om toe te treden tot de EU moeten de kandidaat-lidstaten de criteria van Kopenhagen respecteren. Het eerste van die criteria vereist van een kandidaat-lidstaat dat het beschikt over stabiele instellingen die een garantie bieden voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor de minderheden en hun bescherming.
Bij de toetredingsonderhandelingen met de 12 landen tijdens de vijfde uitbreiding van de EU, werden de verworvenheden van de EU onderverdeeld in 31 hoofdstukken. Elk hoofdstuk maakte deel uit van een aparte onderhandeling. Het globale akkoord vereist een akkoord over alle hoofdstukken. De vraagstukken betreffende de mensenrechten werden behandeld in het hoofdstuk `Justitie en Binnenlandse Zaken'.
Bijgevolg moet de kandidaat-lidstaat de wetgevende verworvenheden met betrekking tot de mensenrechten aannemen en in uitvoering brengen opdat de onderhandelingen over dit hoofdstuk zouden worden afgesloten. Eens de onderhandelingen globaal zijn afgesloten en alvorens een kandidaat-lidstaat effectief kan toetreden tot de Unie, gaat de Commissie over tot de uitoefening van de monitoring teneinde zich ervan te verzekeren dat de kandidaat-lidstaat nog altijd zijn engagement respecteert. Als de Commissie vaststelt dat de overeengekomen kalender niet wordt gerespecteerd of de genomen engagementen werden onderbroken, kan ze overwegen aangepaste maatregelen te treffen.
Er werd voorzien in vrijwaringsclausules, zelfs vóór de toetreding, voor zeer problematische situaties. Een van de vrijwaringsclausules betreft de vraagstukken verbonden met Justitie en Binnenlandse Zaken en bijgevolg de problematiek met betrekking tot de mensenrechten. Voor Turkije en Kroatië wordt in dezelfde onderhandelingsprocedure voorzien, maar de vraagstukken met betrekking tot de mensenrechten worden behandeld in het hoofdstuk `Justitie en fundamentele rechten'.
De problematiek van de gevangenkampen van de CIA maakt deel uit van de werkzaamheden van het Europees Parlement. Dat heeft op 18 januari beslist een tijdelijke commissie op te richten belast met het verzamelen en analyseren van de informatie met betrekking tot dit onderwerp. Bovendien heeft de secretaris-generaal van de Raad van Europa de lidstaten gevraagd hem, met toepassing van artikel 52 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, tegen 21 februari alle informatie te bezorgen waarover ze beschikken. De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa zet het onderzoek voort dat ze over deze zaak is begonnen.
De strijd tegen de illegale handel in kleine en lichte wapens in al zijn aspecten, wordt op globaal niveau omschreven in het VN-actieplan dat in 2001 werd aanvaard. Dit jaar vindt de eerste toetsingsconferentie van dit actieplan plaats en ons land bereidt zich daar actief op voor. De voorbije jaren werd vastgesteld hoe complex en moeizaam dit dossier evolueert in het licht van soms uiteenlopende nationale belangen, opvattingen en tradities.
België houdt vast aan een stapsgewijze en voortdurende opbouw van de internationale consensus. Deze aanpak van building blocks komt tot uiting in de aanvaarding in 2005 van een eerste VN-document inzake markeren en traceren van kleine wapens. In overleg met onze EU-partners zullen wij ons nu concentreren op het voorbereiden van een internationaal document inzake brokering, handel per tussenpersonen, waarover onderhandelingen later dit jaar zullen opgestart worden. België neemt zich voor om de komende VN-toetsingsconferentie aan te wenden om in zijn hoedanigheid van OVSE-voorzitter een concrete balans voor te leggen over de verwezenlijkingen van de OVSE inzake kleine en lichte wapens en op deze wijze het signaal te geven dat internationale afspraken in dit delicate domein realiseerbaar zijn indien iedereen voldoende politieke wil toont.
Voor wat de legale wapenhandel betreft, wijst de minister op de centrale rol die gespeeld wordt door de EU-gedragscode. Via geregeld EU-overleg wordt nagegaan of en hoe deze gedragscode dient geactualiseerd te worden. Op dit ogenblik worden enkele van de criteria die vermeld worden in de gedragscode herbekeken. Bij zijn aantreden heeft het Oostenrijks EU-voorzitterschap gesteld dat het werk rond de gedragscode moet gebaseerd zijn op het handhaven van continuïteit en op het toepassen van het concept van geloofwaardigheid als standaard en toetssteen voor de EU-politiek inzake exportcontrole. De minister vermeldt hierbij dat de gewesten sinds 2003 bevoegd zijn voor de exportvergunningen.
Ten slotte wijst de minister op het grote belang dat ons land hecht aan een recent initiatief van het Verenigd Koninkrijk inzake de onderhandeling van een Internationaal Verdrag over de Wapenhandel. Om te slagen moet dit ambitieuze project grondig voorbereid worden. Ook hier heeft ons land van zijn OVSE-voorzitterschap gebruik gemaakt om het concept van zulk verdrag te promoten. België werkt samen met de EU-partners aan een campagne om een voldoende draagvlak te creëren zodat later dit jaar een resolutie hierover in de Algemene Vergadering van de VN met succes kan worden ingediend.