3-1530/1 | 3-1530/1 |
25 JANUARI 2006
Het verenigingsleven is in ons land van onschatbare waarde : de bij benadering 120 000 verenigingen vormen daar een uitgesproken bewijs van.
Mensen organiseren zich. Mensen verenigen zich. Het verenigingsleven haalt mensen uit hun isolement, is een plaats van interculturele ontmoeting, waartoe de drempel zo laag mogelijk moet zijn.
Het verenigingsleven is een plaats waar vriendschappen en verbondenheid ontstaan. Het hierbij gegenereerde sociaal kapitaal is het cement van onze samenleving.
De sociale impact is groot. Zich engageren in een vereniging heeft vele sociale doelstellingen. Het brengt mensen bij elkaar, reikt ze een forum aan om hun mening te uiten, schenkt mensen voldoening als ze weten dat ze zich voor iets of iemand inzetten, verleent een positieve stimulans aan een buurt of wijk, biedt mensen een zinvolle invulling van hun tijd, enz.
Een vereniging is een ontmoetingsplaats bij uitstek en een manier om je te engageren in de samenleving. Engagement vormt een krachtig antwoord op de verzuring, de passiviteit en de eenzaamheid welke onze samenleving kenmerken.
De overheid moet niet betuttelen, maar integendeel een ieder volop kansen geven om hieraan deel te nemen. Uitgangspunt van die doelstelling is de onschatbare waarde aan sociaal kapitaal, aan engagement voor het maatschappelijke gebeuren in welke vorm dan ook, te belonen en te stimuleren met het oog op een verdraagzame en solidaire samenleving.
De verenigingen zijn in de eerste plaats een gemeenschapsbevoegdheid, maar toch beschikt het federale niveau over belangrijke sleutels die deelname eraan kunnen stimuleren. De federale overheid onderstreept hiermee de belangrijkheid van het verenigingsleven door participatie fiscaal te belonen.
Het wetsvoorstel strekt ertoe het lidgeld van socio-culturele verenigingen fiscaal aftrekbaar te maken. Verder wordt voorgesteld om de aftrek per belastbaar tijdperk te beperken tot 200 euro per gezin. Bovendien moet het gaan om lidgelden voor door de gemeenschappen en gemeenten erkende of gesubsidieerde socio-culturele verenigingen, gaande van jeugdverenigingen, vrouwenbewegingen tot muziekverenigingen.
De fiscale aftrekbaarheid zal gelden vanaf het aanslagjaar 2006. Wanneer betaalde lidgelden betrekking hebben op verschillende kalenderjaren, wordt dit bedrag gedeeld en verspreid over het aantal jaren
De impact van de maatregel zal financieel maar vooral maatschappelijk zijn.
De financiële gevolgen zijn bijzonder moeilijk in te schatten.
Wat de budgettaire impact betreft, kan ervan uitgegaan worden dat er een minderontvangst voor de Schatkist zal ontstaan, maar de positieve economische gevolgen zullen des te groter zijn.
Dit voorstel beoogt in de eerste plaats een positieve maatschappelijke impact. Het verenigingsleven is een belangrijke pijler binnen het maatschappelijke engagement. Wij willen dit zo breed mogelijk opvatten en ieder de kans geven hier deel van uit te maken, zowel jong als oud. De financiële drempel hiertoe dient zo laag mogelijk gehouden te worden met het oog op een inclusieve samenleving. Een degelijke ondersteuning van het verenigingsleven laat zich niet in de eerste plaats meten met budgettaire cijfers en afgelijnd rendement, een dergelijke langetermijnstrategie beoogt een maatschappelijke versteviging van allerhande verenigingen en wil de deur zover mogelijk openzetten voor ruime participatie. Het rendement van sociaal kapitaal is onmogelijk in cijfers te vatten, maar zal zich laten voelen in de verdraagzaamheid en solidariteit van onze maatschappij, in het dagelijkse leven en in de verbondenheid met elkaar.
Erika THIJS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 104, 10º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgeheven bij de wet van 28 december 1992, wordt hersteld in de volgende lezing :
« 10º de bijdragen die de belastingplichtige voor ledenbijdrage van zijn gezin heeft betaald voor het lidmaatschap van socio-culturele verenigingen. »
Art. 3
Artikel 117 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij dezelfde wet, wordt hersteld in de volgende lezing :
« Artikel 117. — De in artikel 104, 10º, vermelde bijdragen zijn aftrekbaar onder de volgende voorwaarden :
1º het bedrag van de aftrek is per belastbaar tijdperk beperkt tot 200 euro per gezin;
2º het moet gaan om socio-culturele verenigingen die door de gemeenschappen, provincies of gemeenten erkend zijn. »
16 december 2005.
Erika THIJS. |