3-1377/2

3-1377/2

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

29 NOVEMBER 2005


Wetsontwerp houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie, aangenomen te New York op 25 mei 2000, zoals het op 14 november 2000 door de secretaris-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties is verbeterd


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW ZRIHEN


I. INLEIDING

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 29 november 2005.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken legt uit dat het Facultatief Protocol de maatregelen, voorzien in het Verdrag inzake de strijd tegen handel in kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie, sterk uitbreidt. Door de bekrachtiging sluit ons land zich aan bij de wil van de internationale gemeenschap om deze praktijken uit te roeien.

III. ALGEMENE BESPREKING

Mevrouw de Bethune verwijst naar het advies van de Raad van State bij dit wetsontwerp, waarin gesteld wordt dat de Belgische interne wetgeving moet worden aangepast om het Facultatief Protocol te kunnen bekrachtigen. Spreekster vraagt in hoeverre dit reeds gebeurd is.

De vertegenwoordiger van de minister van Justitie antwoordt dat sinds de memorie van toelichting werd opgesteld, de wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkerij (Belgisch Staatsblad van 2 september 2005) werd aangenomen en op 12 september 2005 in werking is getreden.

Die wet zet talrijke Europese en internationale verplichtingen, waaronder het Verdrag van Palermo en zijn Protocollen betreffende mensenhandel en mensensmokkel in de Belgische rechtsorde om (1) . Het wijzigt de bestraffing van mensenhandel, smokkel van migranten, hulp bij illegale binnenkomst of bij illegaal verblijf en van huisjesmelkers in hoge mate. Tevens bestraft het de exploitatie van bedelarij.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen mensenhandel, die naar het Strafwetboek wordt overgebracht, en smokkel van migranten (hulp bij de binnenkomst, de doorgang of het verblijf uit winstbejag), die voortaan specifiek is opgenomen in artikel 77bis van de vreemdelingenwet van 1980.

Mensenhandel wordt door de nieuwe wet als volgt gedefinieerd : « ... de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde :

1º ten aanzien van deze persoon de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, 380, § 1 en § 4, en 383bis, § 1;

2º ten aanzien van deze persoon het misdrijf te laten plegen dat bedoeld wordt in artikel 433ter;

3º deze persoon aan het werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid;

4º bij deze persoon organen of weefsels weg te nemen of te laten wegnemen in strijd met de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen;

5º of deze persoon tegen zijn wil een misdaad of een wanbedrijf te doen plegen. ».

De buitenlandse nationaliteit van het slachtoffer en het overschrijden van grenzen zijn geen voorwaarden meer. Met de woorden « de wisseling of de overdracht van de controle over hem » wordt de verkoop van een persoon bedoeld door een handelaar aan een andere handelaar. Die verkoop wordt strafbaar zoals mensenhandel, ook al is er nog geen werving, vervoer, huisvesting of opvang geweest.

Die definitie legt niet langer de nadruk op het begrip misbruik van het slachtoffer, zoals dat het geval was in de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, maar op de uitbuiting ervan. Een andere belangrijke innovatie van de nieuwe wet is immers de vermelding van het oogmerk van uitbuiting. Ze somt verscheidene vormen van uitbuiting op.

Eerste oogmerk : seksuele uitbuiting. Enerzijds bedoelt men daarmee het bederf van de jeugd (het begunstigen van ontucht van een minderjarige ten einde eens anders driften te voldoen) en de exploitatie van prostitutie en anderzijds de kinderpornografie.

Tweede oogmerk : de exploitatie van bedelarij, die het nieuwe artikel 433ter van het Strafwetboek strafbaar stelt.

Derde oogmerk : uitbuiting door de persoon aan het werk te zetten. Dat nieuwe begrip, dat gedefinieerd wordt door een verwijzing naar arbeidsomstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, behelst dwangarbeid of gedwongen dienstverlening, slavernij en met slavernij vergelijkbare praktijken.

Het vierde oogmerk is het onwettige wegnemen van organen. Dat oogmerk staat in artikel 3, punt a), van het Protocol bij het Verdrag van Palermo inzake mensenhandel en in artikel 4, punt a), van het Verdrag van de Raad van Europa. Het gaat om handelingen die strijdig zijn met de wet van 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen.

Vijfde en laatste oogmerk : het doen plegen van misdrijven. Er wordt aan herinnerd dat artikel 3 van Verdrag 182 van de ILO over de ergste vormen van kinderarbeid de Staten ertoe verplicht maatregelen te treffen om te verbieden dat minderjarigen worden geworven of gebruikt voor illegale activiteiten, zoals de productie en de smokkel van verdovende middelen.

De artikelen 433sexies tot 433octies van het Strafwetboek voorzien in drie niveaus van verzwarende omstandigheden. De minderjarigheid van het slachtoffer komt in artikel 433septies aan bod. De straffen zijn zwaar : 10 tot 15 jaar opsluiting en 1 000 tot 100 000 euro geldboete.

De verkoop of de werving van kinderen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (prostitutie, pornografie), dwangarbeid, het wegnemen van organen onder bezwarende titel of het doen begaan van misdrijven, worden dus voortaan uitdrukkelijk strafbaar gesteld in het Strafwetboek.

Artikel 380ter van het Strafwetboek moet worden gewijzigd. De Raad van State meent dat de draagwijdte van dat artikel moet worden verruimd tot dwangarbeid, illegale adoptie en het wegnemen van organen onder bezwarende titel. Een werkgroep die gestuurd wordt door de Dienst Strafrechtelijk Beleid van de federale overheidsdienst Justitie buigt zich momenteel over de evaluatie van de wet van 1995 betreffende seksueel misbruik. Aangezien artikel 380ter door die wet in het Strafwetboek is openomen, wordt dat punt aan de werkgroep voorgelegd.

Mevrouw de Bethune vraagt of het mogelijk is dat de Senaat zijn instemming verleent aan dit Protocol wanneer de interne wetgeving nog niet volledig aangepast is

De voorzitter antwoordt dat het in overeenstemming brengen van de Belgische wetgeving met de bepalingen van het Facultatief Protocol plaats kan vinden na de goedkeuring door het parlement, op voorwaarde dat die binnen een redelijke termijn plaats heeft.

De voorzitter vraagt of de werkgroep een specifiek tijdpad heeft.

De vertegenwoordiger van de minister van Justitie antwoordt dat die groep niet aan een welbepaalde agenda gebonden is, maar regelmatig vergadert.

De voorzitter wijst erop dat er nog een lang werk van aanpassing van de Belgische wetgeving voor de boeg ligt en dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren, opdat het Facultatieve Protocol zijn volle uitwerking krijgt.

De vertegenwoordiger van de minister antwoordt dat alleen nog artikel 480ter van het Strafwetboek aan de bepalingen van het Facultatieve Protocol moet worden aangepast.

Mevrouw Van de Casteele merkt op dat ten aanzien van de problematiek ons land een zeer grote gevoeligheid heerst. Er moeten nog een aantal wetsbepalingen worden aangepast. Is het niet aangewezen verzwarende omstandigheden in te voeren voor de verkoop van kinderorganen ?

Spreekster dringt erop aan dat de minister van Justitie zelf deze Senaatscommissie zou inlichten over de vorderingen van de werkgroep.

De voorzitter zal aan de minister van Justitie vragen om hierover deze Senaatscommissie te komen informeren.

De vertegenwoordiger van de minister van Justitie antwoordt dat wat de verplichting betreft van het Protocol om te voorzien in een verzwarende omstandigheid van minderjarigheid bij het illegaal wegnemen van organen, kan worden verwezen naar artikel 433septies van het Strafwetboek, dat in een algemene verzwarende omstandigheid van minderjarigheid voorziet (toepasselijk op alle vormen van uitbuiting in artikel 433quinquies, ook bij het illegaal wegnemen van organen), zodat de wet van 1986 niet moet worden gewijzigd.

Mevrouw Zrihen vraagt of artikel 12 betreffende de verslaggeving door de Staten die Partij zijn bij het Facultatieve Protocol, in een wet is opgenomen.

De vertegenwoordiger van de minister van Justitie antwoordt dat de follow-up van het Protocol via de methode van de rapportage niet in een afzonderlijke wet behandeld wordt. Dat kan onder de bevoegdheid vallen van de Dienst Strafrechtelijk Beleid van de FOD Justitie, die reeds instaat voor de follow-up van verscheidene wetten (waaronder de wet van 1995 betreffende de mensenhandel) en internationale instrumenten (zoals de verbintenissen van Yokohama), die grotendeels over dezelfde thema's gaan als onderhavig Protocol.

IV. STEMMINGEN

De artikelen alsook het wetsontwerp nr. 3-1377/1 in zijn geheel worden eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Olga ZRIHEN. François ROELANTS du VIVIER.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (stuk Senaat, nr. 3-1377/1 - 2005/2006)


(1) Het betreft : — Op het niveau van de Verenigde Naties : het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de transnationale georganiseerde misdaad, het Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, het Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, alle drie ondertekend te Palermo op 15 december 2000; — Op het niveau van de Europese Unie : — het kaderbesluit van 19 juli 2002 van de Raad van de Europese Unie inzake bestrijding van mensenhandel, — de richtlijn van 28 november 2002 van de Raad van de Europese Unie tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf, — het kaderbesluit van 28 november 2002 van de Raad van de Europese Unie tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf, — de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel. — Op het niveau van de Raad van Europa : het verdrag nr. 197 ter bestrijding van mensenhandel, aangenomen op 16 mei 2005.