Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-49

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen

Vraag nr. 3-2261 van de heer Mahoux d.d. 25 februari 2005 (Fr.) :
Armoede in België. — Toename. — Statistieken.

Volgens sommige bronnen zou het aantal arme mensen dat gebruik maakt van de voedselbanken in tien jaar tijd zijn gestegen met 50 %.

Het zijn uiteraard de plaatselijke instellingen die bepalen wie die rechtstreekse voedselhulp nodig heeft.

Ik heb evenwel kennis genomen van recente statistische gegevens van de FOD die belast is met de sociale integratie. Daarin staat dat 13 % van de Belgen in armoede verkeren. Het gaat om alleenstaanden met een totaal maandelijks inkomen lager dan 711 euro en om gezinnen bestaande uit twee volwassenen en twee kinderen met een inkomen lager dan 1 493 euro.

In 2002 leefde overigens 16 % van de bevolking in een gezin zonder werk.

We worden dus blijkbaar met een toenemende armoede geconfronteerd.

Beschikt u over recente statistieken die meer precies zijn ? Kunt u bevestigen dat dit fenomeen zich voornamelijk in de grote steden voordoet ?

Beschikt u over cijfergegevens voor de verschillende regio's van het land ?

Antwoord : In antwoord op zijn vragen heb ik de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

Om de situatie en de evolutie inzake armoede in België op te volgen werd er in het kader van het Nationaal Actieplan Sociale Insluiting een set van 57 indicatoren ontwikkeld.

De indicatoren zijn ingedeeld in drie categorieën : primaire, secundaire en tertiaire indicatoren. De primaire indicatoren zijn hoofdindicatoren die de brede terreinen bestrijken die worden beschouwd als de belangrijkste factoren die tot sociale uitsluiting leiden. Secundaire indicatoren ondersteunen deze hoofdindicatoren en beschrijven andere aspecten van het probleem. Primaire en secundaire indicatoren zijn gemeenschappelijke, Europese indicatoren.

Derde niveau of tertiaire indicatoren zijn dan nationale indicatoren die door de lidstaten aan de Europese indicatoren worden toegevoegd om de aandacht te vestigen op specifieke situaties of om de interpretatie van de primaire en secundaire indicatoren te vergemakkelijken. Deze indicatoren zijn niet geharmoniseerd op Europees niveau.

Eén van de primaire indicatoren is het armoederisico gemeten met een objectieve norm, gebaseerd op het European Community Household Panel (ECHP). Het armoederisico is het percentage personen met een equivalent beschikbaar inkomen lager dan 60 % van het mediaan nationaal equivalent inkomen. Het equivalent inkomen wordt gedefinieerd als het totaal beschikbaar inkomen van het huishouden gedeeld door zijn « equivalente omvang » om rekening te houden met de omvang en de samenstelling van het huishouden. Het wordt toegekend aan elk lid van het huishouden. De laatste beschikbare cijfers dateren van 2001.

Opgedeeld naar gewesten en leeftijd geeft dit de volgende percentages :

0-1516-2425-4950-6465+Totaal
België121210122513
Vlaams Gewest1389122813
Waals Gewest121710122414

Momenteel is het NIS bezig met het actualiseren van de indicatoren uit de indicatorenset die zich baseren op de European Statistics on Income and Living Conditions (SILC), de opvolger van het European Community Household Panel (ECHP). De eerste nieuwe gegevens worden verwacht tegen eind mei 2005.

Omdat de huidige beschikbare gegevens gebaseerd zijn op het ECHP dat een enquête is, is het omwille van de intervalgrenzen en de daarmee samenhangende betrouwbaarheid statistisch niet verantwoord om de cijferreeksen voor de verschillende jaren te vergelijken met elkaar. Het is dus onmogelijk om de evolutie over de jaren weer te geven en/of hieruit te concluderen dat het armoederisico toeneemt in België.