3-1260/2

3-1260/2

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

8 NOVEMBER 2005


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen en verblijvende personen, met het Uitvoeringsprotocol, en met de Bijlagen 1 en 2, gedaan te Bern op 12 december 2003


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW THIJS


I. INLEIDING

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 25 oktober en 8 november 2005.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken deelt mee dat de overeenkomst in de overname voorziet van eigen onderdanen die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst en verblijf op het grondgebied van de Staat van de verzoekende overeenkomstsluitende partij alsook in de overname van onderdanen van derde Staten die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf. De doorgeleiding van onderdanen van derde Staten door het grondgebied van de Overeenkomstsluitende partij is mogelijk wanneer hun doorgeleiding door eventuele derde Staten en hun binnenkomst in de Staat van bestemming verzekerd zijn.

III. ALGEMENE BESPREKING

Mevrouw Thijs verwijst naar de memorie van toelichting van dit wetsontwerp waarin wordt gesteld dat een Overnameovereenkomst geen verplichting is. Zij vraagt dan ook waarom men dit wetsontwerp nodig heeft vermits men het toch niet dient op te volgen.

De vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken antwoordt dat een overeenkomst van overname de repatriëring vergemakkelijkt van eigen onderdanen of van onderdanen van derde landen. Het grote voordeel van die overeenkomst bestaat erin dat ze een procedure vastlegt waardoor die overname aan de hand van duidelijke regels wordt vergemakkelijkt. De overeenkomst betreffende de overname is een degelijk juridisch instrument.

Mevrouw Thijs vraagt zich af of dit ook betekent dat illegaal verblijvende personen die eerst aankomen in Zwitserland om zich daarna naar België te begeven door ons land naar Zwitserland kunnen teruggestuurd worden.

De vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken antwoordt dat deze overeenkomst eigen onderdanen en onderdanen van derde landen behelst die rechtstreeks via Zwitserland gekomen zijn.

Mevrouw Thijs merkt op dat deze Overeenkomst niet dezelfde kracht heeft als de Overeenkomst van 15 juni 1990 betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij één van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend (= Conventie van Dublin).

Zij merkt op dat Zwitserland geen lid is van deze conventie.

Mevrouw Thijs concludeert dat de Overeenkomst een louter « Gentlemen's Agreement » is.

De vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken antwoordt dat deze Overeenkomst evenwel van groot belang blijft zowel voor de Benelux als voor Zwitserland. Deze Overeenkomst heeft een ander voorwerp dan de conventie van Dublin. Zij gaat enkel over de overname van personen die zich illegaal ophouden op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij. De Conventie van Dublin betreft het vaststellen van de verantwoordelijke Staat voor de behandeling van een asielonderzoek.

De heer Cornil vraagt welk soort migratiestroom van Zwitserland naar ons land bestaat. Voorziet de Overeenkomst in bijzondere bepalingen betreffende de vrijwillige repatriëring voor men een beroep doet op dwang bij de verwijdering van vreemdelingen die hier illegaal verblijven ?

Spreker verwijst naar bladzijde 3 van de Memorie van toelichting, waar het volgende staat : « De gemiddelde uitgaven voortvloeiend uit het verblijf van een vreemdeling die zich in een gesloten centrum bevindt, bedragen gemiddeld 30 euro per dag. Het is dus belangrijk dat de betrokken illegale vreemdeling zo snel mogelijk kan worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst. ». Hij meent dat de verantwoording ethisch te wensen overlaat.

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat er tussen januari 2005 en oktober 2005 geen enkel geval van overname door Zwitserland is geweest op verzoek van de Belgische Staat, noch voor een vreemdeling, noch voor een Zwitser. Er is evenmin een dossier van doorgeleiding geweest. Zwitserland daarentegen heeft in die periode 63 doorgeleidingen via België uitgevoerd. Bovendien is er geen overeenkomst met Zwitserland voor de opheffing van bepaalde categorieën van visums.

De vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken antwoordt dat die verantwoording niet de enige is. Het is aangewezen een heldere en duidelijke overeenkomst te hebben waarmee een eenvormige procedure kan worden vastgelegd. Er is in de overeenkomst geen sprake van vrijwillige terugkeer. Het is echter duidelijk dat elke vreemdeling die vrijwillig wenst terug te keren, in de regel steeds vooraf op die mogelijkheid een beroep kan doen.

Mevrouw Thijs verwijst naar de memorie van toelichting op p. 3 van het wetsontwerp. Hierin wordt gesteld dat het afschaffen van de visumplicht een uitdrukking is waardering voor de inspanning die de landen van oorsprong hebben geleverd om illegalen terug te nemen. Mevrouw Thijs wenst hierover meer uitleg.

De vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken antwoordt dat dit één van de mogelijke voorbeelden is.

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat het gaat om een geijkte uitdrukking, die ook in andere overeenkomsten voorkomt.

IV. STEMMINGEN

De artikelen 1 en 2 alsook het wetsontwerp nr. 3-1260/1 in zijn geheel worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Erika THIJS. François ROELANTS du VIVIER.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 3-1260/1 - 2004/2005)