3-123

3-123

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 7 JULI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Joris Van Hauthem aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over «de hoogst onevenwichtige verdeling van de betrekkingen over de taalgroepen in de federale wetenschappelijke instellingen» (nr. 3-728)

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik zal niet opnieuw alle argumenten aanhalen die ik heb ontwikkeld in mijn vorige vraag over de taalkaders.

Inzake de taalkaders bestaat er niet alleen een scheeftrekking op het hoogste niveau maar ook op de lagere niveaus. Bovendien wordt op het lagere niveau nog eens een uitzondering gemaakt voor de zogenaamde studie- en conceptietaken en voor de zaken van beheer en algemeen belang waar opnieuw de pariteit moet gelden.

De onbalansen zijn in het systeem zelf ingebouwd.

Ik zal mij beperken tot een kort overzicht van de taalkaders in de federale wetenschappelijke instellingen zoals die ons bekend zijn uit de P-data en uit andere informatie. Hier volgt het percentage Nederlandstalige en Franstalige betrekkingen:

Gemiddeld is 46% van het personeel bij de federale wetenschappelijke instellingen Nederlandstalig en 53% Franstalig.

Aan de minister van Wetenschapsbeleid wil ik in feite dezelfde vragen stellen als daarjuist aan de eerste minister.

De heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Het is correct dat er in de federale wetenschappelijke instellingen op het ogenblik problemen zijn met betrekking tot de verdeling van de betrekkingen tussen de taalgroepen. De taalkaders, die voor bedoelde instellingen voor het laatst werden vastgesteld bij het koninklijk besluit van 22 september 1995, zijn inderdaad niet langer geldig. Redenen daarvoor zijn de gewijzigde wettelijke bepalingen inzake de vaststelling der taalkaders en de modernisering van het openbaar ambt waarbij personeelsplannen de vroegere personeelsformaties vervangen. De diensten van het federaal wetenschapsbeleid werken thans aan de opmaak van de personeelsplannen voor bedoelde instellingen en parallel daarmee aan een dossier voor de vaststelling van de nieuwe taalkaders.

Ik meen niet dat de toepasbaarheid van artikel 57 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken in twijfel wordt getrokken.

De verhoudingen in de verdeling van de betrekkingen tussen de taalgroepen zullen kunnen worden vastgesteld op basis van het verantwoordingsdossier dat daarvoor moet worden samengesteld. Het zal zijn weerslag vinden in de ontwerpen van taalkaders die aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht worden voorgelegd.

In een eerste fase wordt het herstel van het evenwicht nagestreefd, waar mogelijk door natuurlijke afvloeiingen en binnen het kader van de huidige wervingsmogelijkheden. Om stapsgewijs te komen tot een billijke verdeling van de betrekkingen, in overeenstemming met de nieuw vast te stellen taalkaders, zullen in de loop van de volgende maanden passende - dus ook budgettaire - maatregelen worden uitgewerkt met de HR-verantwoordelijken van de diensten van het Federaal Wetenschapsbeleid en met de nieuwe instellingshoofden.

Een herziening van de taalwet in bestuurszaken wordt op het ogenblik niet overwogen.

Ik heb zopas het personeelsplan van het Federaal Wetenschapsbeleid voor het jaar 2005 goedgekeurd. Daarin werden ook de federale wetenschappelijke instellingen opgenomen. Daarnaast heb ik ook ingestemd met een voorstel voor de concrete maatregelen die dringend moeten worden genomen om het evenwicht te garanderen. Ik heb mijn administratie gevraagd om het dossier zo snel mogelijk voor te bereiden, met het oog op de uitvoering van de nieuwe taalkaders in de instellingen, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik had twee vragen. Mijn eerste vraag was gericht aan de eerste minister en de tweede aan de minister die bevoegd is voor de federale wetenschappelijke instellingen.

Van de eerste minister kreeg ik een nietszeggend antwoord, maar minister Verwilghen erkent dat er een probleem is en zegt zelfs dat hij maatregelen heeft genomen om daar verbetering in te brengen.

Ik heb nog een bijkomende vraag. Waarin bestaat het evenwicht waarover de minister het heeft? Dat ligt immers niet vast in de taalwetgeving omdat er deels moet rekening worden gehouden met de pariteit en deels met het werkvolume. Hoe ziet de minister dat?

De heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Ik zal eerst vragen om een voorstel te formuleren. Een evenwicht moet gebaseerd zijn op de evenredige vertegenwoordiging van de bevolkingsgroepen. Een administratie is immers ook de afspiegeling van de taalgroepen in het land. Ik kan bovendien aannemen dat rekening wordt gehouden met de werklast. Aangezien het hier echter gaat om federale wetenschappelijke instellingen, ga ik ervan uit dat de werklast zal afgestemd zijn op de bevolkingsverdeling.

De Vaste Commissie voor Taaltoezicht zal zich bij de goedkeuring van dat voorstel ongetwijfeld laten inspireren door elementen die op een objectieve manier kunnen worden getoetst. Ik ben ervan overtuigd dat de afspiegeling van de bevolkingsgroepen een van die elementen zal zijn.