3-123

3-123

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 7 JULI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de toepassing van de wet op partnergeweld en het Nationaal Actieplan Partnergeweld» (nr. 3-956)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). Ik heb de minister van Justitie reeds vragen om uitleg over dit thema gesteld. Stapsgewijs werd in ons land een gerichte wetgeving tegen geweld op vrouwen binnen persoonlijke relaties opgebouwd met de wet van 24 november 1997 en de wet van 28 januari 2003.

Op 11 mei 2001 stelde de regering het eerste Nationaal Actieplan tegen het geweld op vrouwen voor. Dit plan werd in 2002 in de Senaat geëvalueerd. Ondertussen werd ook een tweede meerjarenplan opgesteld dat nu bijna een jaar bestaat.

De minister van Gelijke Kansen moet de samenwerking tussen de verschillende instanties die met deze problematiek te maken hebben en de preventie van partnergeweld en de ondersteuning en uitwerking van proefprojecten bevorderen.

Hij financiert in het raam van het Nationaal Actieplan ook een reeks projecten rond partnergeweld in Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Luik. Het gaat over tijdelijke projecten die geografisch beperkt zijn. De eerste resultaten zouden positief zijn, maar er is nood aan structurele projecten.

De gemeenschappen en gewesten spelen ook een belangrijke rol inzake preventie en psychosociale hulp aan slachtoffers. Ze werden echter niet betrokken bij de aanvang van het Nationaal Actieplan, wat op zich een gemiste kans is. Vlaams minister Vervotte verklaarde in het Vlaams Parlement dat ze niet bij de opmaak van de actieplannen werd betrokken.

In antwoord op een vraag om uitleg van collega Pehlivan kondigde de minister van Justitie aan dat ze tegen de start van het nieuwe gerechtelijke jaar een nieuwe rondzendbrief zou verspreiden. Hierin zullen de parketten en de politiediensten worden uitgenodigd om samen te werken met lokale diensten als slachtofferhulp, jeugdbescherming en diensten voor het uitvoeren van alternatieve straffen.

Welke acties heeft de minister van Gelijke Kansen ondernomen en welke projecten werden er opgestart tot uitvoering van het tweede Nationaal Actieplan Partnergeweld? Welke zijn de budgettaire implicaties van deze maatregelen en projecten? Werd er ondertussen overleg gepleegd met de gemeenschappen en de gewesten in het raam van het actieplan?

Ik dacht dat op 13 juli een interministeriële conferentie zou plaatsvinden. Klopt dit? Zo ja, wat staat er op de agenda? Mocht reeds overleg hebben plaatsgevonden, wanneer heeft dit plaatsgevonden en wat zijn de resultaten? Zullen de gemeenschappen en de gewesten het actieplan mee uitvoeren? Welke rol zijn zij bereid te spelen in de strijd tegen partnergeweld?

Hoe evalueert de minister de projecten inzake partnergeweld? Kan de minister de financiering van deze projecten garanderen of wordt die doorgeschoven naar de overheidsdienst Justitie of naar de gemeenschappen? Mochten de projecten worden doorgeschoven, zijn hierover al afspraken gemaakt?

In het Vlaams Parlement bevestigde minister Vervotte dat hierover geen overleg is gepleegd. De Vlaamse regering gaat er dan ook van uit dat time-out-projecten blijvend zullen worden gefinancierd van de begroting van Gelijke Kansen. Is de minister van plan de projecten in te bedden in een permanente structuur en het aantal projecten uit te breiden? Heeft de minister maatregelen genomen of acties opgezet of zal hij dat doen om, zoals de rondzendbrief omschrijft, de samenwerking te bevorderen tussen alle lokale diensten?

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen heeft sinds de goedkeuring van het Nationaal Actieplan Partnergeweld de volgende activiteiten of acties opgezet:

De bedragen werden uitgegeven in 2004 en in het totaal gaat het om ongeveer 300.000 euro.

Op 13 juli 2005 is er inderdaad een interministeriële conferentie geprogrammeerd over de integratie in de maatschappij. Thema is `Gelijke kansen'. Tijdens die conferentie zal de grondslag worden gelegd voor de samenwerking met de gemeenschappen en de gewesten in het raam van de uitvoering van het Nationaal Actieplan Partnergeweld. Ik kan uiteraard niet vooruitlopen op de resultaten van deze conferentie.

Daarnaast wijs ik er erop dat er reeds een samenwerking tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus bestaat door de aanstelling van provinciale coördinatoren wier loon door de verschillende bevoegdheidsniveaus wordt betaald. Eerlijkheidshalve moet ik hierbij zeggen dat deze provinciale coördinatoren vooral zelf goede acties ondernemen en zich minder met coördinatie bezighouden. We zullen het hierover hebben tijdens de interministeriële conferentie.

In de strijd tegen het partnergeweld is naast de opvang van de slachtoffers ook een aangepaste begeleiding van de daders een noodzaak. Deze begeleiding is mijn inziens zo belangrijk omdat ze een instrument is om te voorkomen dat daders hervallen in gewelddadig gedrag.

Een evaluatie van de projecten is gepland en wordt in maart 2006 afgerond. Een van de opdrachten van de evaluatie is beleidsaanbevelingen te formuleren. Op basis van deze evaluatie zal in overleg met de gemeenschappen en de gewesten gezocht worden naar een structurele financiering van deze projecten. Ik sta zelf garant voor de financiering ervan tot de beëindiging van het hierboven vermeld overleg. Er bestaat geen gevaar dat de projecten niet doorlopen, maar op een bepaald moment zullen de gemeenschappen en gewesten de verantwoordelijkheid moeten overnemen.

Mijn collega van justitie, mevrouw Onkelinx, heeft een definitie van intrafamiliaal geweld opgesteld die door het College van Procureurs-generaal is aanvaard. Bovendien wordt de laatste hand gelegd aan een omzendbrief die een betere samenwerking met de lokale diensten en een uniformering van de registratie beoogt.

Verder wil ik wijzen op het feit dat de taak van de provinciale coördinatoren `partnergeweld' erin bestaat de acties van de lokale actoren te coördineren. Zoals gezegd doen ze dat eigenlijk te weinig, al heb ik kunnen vaststellen dat ze eigenlijk heel goed werk verrichten met heel interessante en soms heel vernieuwende projecten.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik ben het met de minister helemaal eens dat de provinciale coördinatoren goed werk leveren. Dat heb ik zelf eveneens kunnen vaststellen tijdens de contacten die ik met hen heb gehad.

Ik moedig de minister aan om het overleg met de gemeenschappen en de gewesten te intensifiëren. Uit de signalen die ik opvang en uit de parlementaire vragen in het Vlaams Parlement maak ik op dat dit overleg niet intens genoeg is. Ik hoop dat de interministeriële conferentie van 13 juli een aanleiding wordt om meer bruggen te slaan tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus.