3-95

3-95

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 27 JANUARI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Joris Van Hauthem aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de absolute rechtsonzekerheid die er heerst in verband met de ambtenaren van de federale overheidsdiensten» (nr. 3-551)

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Een drietal maanden geleden stelde ik de minister reeds een vraag om uitleg over de juridische chaos en de totale rechtsonzekerheid die er momenteel heerst in de federale ambtenarij ingevolge het feit dat er voor de lagere echelons van de meeste FOD's geen taalkader voorhanden is. De minister minimaliseerde toen de problematiek en schoof de verantwoordelijkheid hiervoor van zich af door te stellen dat elke minister afzonderlijk verantwoordelijk is voor zijn departement. Dat laatste is inderdaad correct, maar dat neemt niet weg dat de minister van Ambtenarenzaken in deze ook een globale verantwoordelijkheid heeft.

Aanleiding om terug op deze materie te komen, zijn twee vaststellingen, namelijk het jaarverslag 2003 van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en het feit dat vandaag, bijna 3 maanden nadat ik hierover een vraag heb gesteld en de minister heb gewezen op het bestaande rechtsvacuüm, nog geen enkel koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad is verschenen waarmee een taalkader wordt vastgelegd voor een FOD. De juridische chaos blijft dus bestaan en er wordt absoluut niets aan gedaan, toch niet met enige spoed.

Het jaarverslag van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht is vernietigend voor de regering en voor de minister van Ambtenarenzaken in het bijzonder. Het is nog scherper dan wat de commissie het jaar daarvoor in haar verslag over deze wantoestand wist te melden.

Ik citeer uit het jaarverslag 2003, pagina's 19 en 20: "Op het stuk van de federale overheidsdiensten, met uitzondering van de FOD Budget en Beheerscontrole en de FOD Informatie- en Communicatietechnologie die over taalkaders beschikken voor alle trappen van de hiërarchie, werd de VCT geconfronteerd met een bijzondere moeilijkheid: zij kon die departementen niet geldig controleren daar zij, sinds hun omwerking tot FOD, nog steeds niet over geldige taalkaders beschikken voor de lagere trappen van de hiërarchie. Sinds hun oprichting bevinden die FOD's zich in de onmogelijkheid de betrekkingen van de trappen 3 tot 5 wettig te beheren: het ontbreken van taalkaders belet immers wettelijk elke benoeming, elke aanwerving, elke bevordering op die trappen.

Die toestand werd reeds aangeklaagd in het jaarverslag 2002. Zij is er in 2003 niet op vooruit gegaan.

Aangezien de taalkaders het beheersinstrument zijn waardoor een dienst in overeenstemming met de taalwetgeving kan functioneren, ziet de VCT zich ertoe verplicht toestanden aan te klagen waarin een dienst niet langer in staat is wettig te functioneren, hetzij doordat dossiers die in een bepaalde taal moeten worden behandeld, toch worden toevertrouwd aan ambtenaren van de andere taalrol, hetzij doordat een bepaalde taalgroep overbelast is ten aanzien van de andere, wat erop neerkomt dat de ratio legis van de taalkaders wordt uitgehold en alle zin verliest.

De VCT heeft de eerste minister daarover aangeschreven met het verzoek structurele maatregelen te nemen om die toestanden te verhelpen. Deze laatste heeft de brief overgezonden aan de minister van Ambtenarenzaken, opdat de opmerkingen van de VCT in acht worden genomen bij de continue modernisering". Tot daar dit lange, maar voor de vorige en de huidige regering wel uiterst vernietigende citaat uit het jaarverslag van de VCT.

Hiermee is, voor zover daaraan nog moest worden getwijfeld, nogmaals bewezen dat de Copernicushervorming een belangrijk deel van de federale administratie in een juridisch vacuüm heeft gestort, dat benoemingen, aanwervingen of bevorderingen voor de lagere echelons in feite onmogelijk zijn, scherper nog, dat deze diensten niet wettig kunnen functioneren - dixit de VCT - en dat de regering na meer dan een jaar nog altijd niets heeft gedaan om deze onwettige toestanden uit de wereld te helpen.

Bewezen is meteen ook dat de minister van Ambtenarenzaken wel degelijk niet alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen departement, maar ook een verantwoordelijkheid toegemeten heeft gekregen om deze zaak minstens mee op te volgen voor de andere departementen. Dat vloeit toch voort uit het feit dat de eerste minister de brief die de VCT aan hem heeft gestuurd, heeft overgezonden aan de minister van Ambtenarenzaken om er verder gevolg aan te geven.

Wanneer heeft de minister de brief van de VCT aan de eerste minister ontvangen, welke opmerkingen heeft de VCT daarin geformuleerd en welke structurele maatregelen heeft hij getroffen om gevolg te geven aan deze opmerkingen? Waarom beschikken de meeste FOD's na meer dan een jaar nog altijd niet over geldige taalkaders voor de lagere echelons, waarom moet dat zo lang duren? Welke maatregelen werden getroffen om deze illegale toestand zo snel mogelijk uit de wereld te helpen en welke initiatieven of maatregelen overweegt de minister terzake nog te nemen?

Wanneer mag in feite worden verwacht dat deze toestand voor alle FOD's geregulariseerd zal zijn? Worden er effectief benoemingen, bevorderingen en aanwervingen verricht in de FOD's die over geen taalkader beschikken hoewel dit juridisch gezien niet kan en vindt hij dat een aanvaardbare praktijk? Worden deze ambtenaren op deze wijze niet in een totaal rechtsonzekere situatie geplaatst? Hoeveel dergelijke onwettige benoemingen, bevorderingen en aanwervingen werden er verricht sinds de omvorming van de ministeries in FOD's?

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Ik heb inderdaad de brief van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht van 23 juli 2004 ontvangen die door de eerste minister werd overgezonden. In deze brief stelde de commissie dat er bij de jaarlijkse controle van de taalkaders in vele diensten een groot onevenwicht werd vastgesteld op het vlak van de wervingsgraden.

Net zoals in haar jaarverslag, betreurt de VCT ook dat dit betekent dat de ratio legis van de taalkaders volledig zijn betekenis heeft verloren. De VCT is van mening dat er structurele maatregelen moeten worden genomen om deze situatie te verhelpen en de betrokken diensten op die manier de mogelijkheid te bieden zich aan te passen aan de wet.

Tot slot vindt de VCT dat de problematiek van de naleving van de taalkaders, die past in een wetgeving van openbare orde, niet mag worden verwaarloosd omwille van een reorganisatie- en moderniseringsproces van de administratie.

Zoals de heer Van Hauthem heeft kunnen vaststellen, maakt deze brief helemaal geen melding van het juridisch vacuüm waarover hij het heeft in zijn vraag, maar wordt er louter een onevenwicht vastgesteld. Het is de taak van elke minister het taalevenwicht te herstellen in de diensten die hij onder zijn gezag heeft. Als minister van Ambtenarenzaken heb ik geen enkel rechtsmiddel om mijn collega's te verplichten dit te doen.

Desalniettemin heb ik mijn diensten gevraagd de VCT uit te nodigen op een werkvergadering om een beter inzicht te kunnen verwerven in de interpretatieproblemen met betrekking tot de personeelsplannen en hun omzetting in taalkaders. Indien nodig zullen we aan de FOD's vragen om de informatie te vervolledigen die ze thans aan de VCT toesturen om te kunnen werken in volledige transparantie.

Wat betreft de tweede en derde vraag verzoek ik de heer Van Hauthem dus elke minister te interpelleren. Wat betreft de FOD Personeel en Organisatie worden de taaltrappen gereglementeerd door het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de taalkaders van de FOD Personeel en Organisatie wat betreft de eerste en tweede taaltrappen en door het koninklijk besluit van 5 maart 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1997 tot vaststelling van de taalkaders van het ministerie van Ambtenarenzaken wat betreft de derde tot vijfde taaltrappen.

De taalwetgeving werd gewijzigd om er de nieuwe loopbaan van niveau A in op te nemen: de artikelen 504 en 505 van de programmawet van 27 december 2004 regelen deze wijziging. Bovendien werden de vakbondsorganisaties geraadpleegd over twee ontwerpen van koninklijk besluit die ook de taaltrappen aanpassen aan de nieuwe loopbaan A. Deze ontwerpen zullen zeer binnenkort voor advies worden voorgelegd aan de VCT. De ontwerpen van de taalkaders van de FOD Personeel en Organisatie houden natuurlijk reeds rekening met de wettelijke en reglementaire wijzigingen.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij zegt dat in de brief die hij van de eerste minister heeft gekregen alleen sprake is van een onevenwicht. Daaruit leidt hij af dat er geen juridisch vacuüm bestaat. Dan moet hij het jaarverslag eens lezen. Daarin staat letterlijk dat de VCT toestanden aanklaagt waarin een dienst niet langer in staat is wettig te functioneren wegens het ontbreken van taalkaders. Er is daar effectief een juridisch vacuüm en er bestaat rechtsonzekerheid.

Ten tweede zegt de minister dat hij verantwoordelijk is voor zijn departement en ik de andere ministers stuk voor stuk moet interpelleren. Ik vraag me af waarom de eerste minister hem die brief stuurt met de vraag om die zaak op te volgen in het kader van de modernisering. Ik denk dus dat de minister die verantwoordelijkheid niet van zich af kan schuiven. Ik heb inderdaad aan alle ministers schriftelijke vragen gericht. Dat is een hoop informatie die we nu aan het verwerken zijn. Daaruit blijkt dat er effectief een enorm onevenwicht is wat de taalverhoudingen betreft in de FOD's. We zullen daar te gepasten tijde mee uitpakken. Maar ik vind dat de minister die het geheel moet opvolgen, zijn verantwoordelijkheid ontloopt.

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Ik herhaal dat ik niet verantwoordelijk ben voor de taalkaders van de andere departementen en dat we een vergadering georganiseerd hebben met de VCT om zoveel mogelijk de problemen aan te kaarten. Dat is wat ons betreft een gebaar van goede wil en een stap in de goede richting. Meer kunnen we niet doen, wat niet betekent dat we geen aandacht hebben voor het probleem. Het is evenwel in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van mijn collega's.