3-84

3-84

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 18 NOVEMBRE 2004 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Questions orales

Question orale de M. Wouter Beke au vice-premier ministre et ministre des Finances sur «l'épargne-pension» (nº 3-455)

De heer Wouter Beke (CD&V). - Het pensioensparen is in België een fiscaal aangemoedigde spaarvorm, die bij koninklijk besluit van 22 december 1986 werd ingevoerd en zou moeten dienen als aanvulling op het wettelijk pensioen.

Wettelijk bestaan er drie formules. De collectieve spaarrekening houdt in dat wordt gespaard op een pensioenrekening bij een financiële instelling die de gelden belegt in deelbewijzen van een daartoe speciaal opgericht gemeenschappelijk beleggingsfonds. Bij een individuele spaarrekening beslist de spaarder zelf hoe de gestorte sommen worden belegd in roerende waarden. In het geval van een spaarverzekering ten slotte, sluit de spaarder een pensioenverzekeringscontract af bij een levensverzekeringsmaatschappij.

Bij alle drie de vormen gelden dezelfde voorwaarden inzake wederbelegging van spaargelden: minimaal 30% moet worden belegd in Belgische aandelen en maximaal 10% in buitenlandse roerende waarden. Aan het pensioensparen zijn fiscale voordelen verbonden op drie vlakken. Per persoon mag een bedrag van maximaal 600 euro in mindering worden gebracht van het belastbaar inkomen van het jaar waarin de stortingen gebeuren, de inkomsten uit pensioensparen zijn vrijgesteld van roerende voorheffing, en er geldt een fiscaal vrij gunstige regeling voor het opnemen van de gevormde spaargelden bij het bereiken van de pensioenleeftijd.

Dit systeem wordt tot op vandaag beschouwd als een belangrijke aanvulling van het normale pensioen.

In het kader van het vergrijzingsdebat heb ik de minister van Pensioenen gevraagd welk pensioenbeleid de regering in de toekomst denkt te voeren. De minister kon mij hierover echter niet concreet voorlichten.

Zoals blijkt uit een artikel in De Morgen van gisteren heeft de minister zijn visie ter zake inmiddels verfijnd. In de loop van de dag werd zijn standpunt echter genuanceerd door zowel de liberale regeringspartner als door zijn eigen partij.

Voor een antwoord op een aantal vragen heeft de minister van Pensioenen mij destijds doorverwezen naar zijn collega van Financiën, tot wie ik mij vandaag richt.

Kan de minister zeggen hoeveel burgers in ons land aan pensioensparen en dus aan pensioenopbouw via het derde pijlersysteem doen?

Kan de minister zeggen hoeveel dat systeem, via de fiscale aftrekbaarheid, aan de overheid kost?

Heeft de minister een idee in welke mate dat systeem werkelijk bijdraagt aan de initiële doelstelling, namelijk een extra uitkering waarborgen als aanvulling op het pensioen, dan wel of het systeem vooral een vorm van gewone kapitaalsuitkering is, kapitaal dat niet meteen als aanvullend pensioen wordt aangewend?

Die laatste stelling werd immers gisteren door minister Tobback in de pers onomwonden verdedigd.

Overweegt de minister van Financiën het systeem aan te passen in de door de minister van Pensioenen gewenste zin?

De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - De senator heeft cijfers gevraagd en zal die ook overvloedig ontvangen. Ik zal hem een kopie met de precieze cijfergegevens bezorgen.

Ik heb hier de gegevens voor de aanslagjaren 1999, 2000 en 2001 aangezien voor die jaren de verjaringstermijn van drie jaar is verstreken.

In 1999 hebben 1.277.756 personen gebruik gemaakt van het pensioensparen en daarvoor 629.587.133 euro afgetrokken in hun aangifte voor de personenbelasting.

In 2001 was het aantal pensioenspaarders al opgelopen tot 1.443.370 die daarvoor samen 720.186.688 euro aftrokken.

Zowel het aantal personen als de afgetrokken bedragen evolueren dus in opgaande lijn.

Het systeem kost de overheid natuurlijk geld, maar de belastingplichtige krijgt ook meer koopkracht. Het gaat dus niet alleen om een daling van de ontvangsten.

We ramen de daling van de inkomsten van de personenbelasting hier op gemiddeld 35%. Voor het aanslagjaar 1999 ging het om 220.355.500 euro, voor 2001 om 252.065.340 euro. Dat bedrag veranderde na 2002 niet meer.

Het lijkt mij evident dat de burgers de regeling aangrijpen om een aanvullend pensioen op te bouwen, wat precies de bedoeling was van de wetgever.

We zullen het systeem dus handhaven en zoveel mogelijk mensen de gelegenheid bieden een aanvullend pensioen op te bouwen.

Ik kan nog geen antwoord geven op de laatste vraag van de heer Beke. Ik heb al enkele artikelen met uiteenlopende strekkingen gelezen, maar ik heb van de minister van Pensioenen nog geen enkel concreet voorstel gekregen. We moeten nog meer positieve maatregelen uitwerken, misschien nog meer incentives op fiscaal vlak, om nog meer mensen aan te trekken.

De heer Wouter Beke (CD&V). - De cijfers van de minister van Financiën lijken mij erg interessant, vooral in het licht van het bredere debat over de pensioenen en de pensioenproblematiek.

Ik kijk met belangstelling uit naar de bevestiging door de minister van Pensioenen van de visie die de minister van Financiën hier vandaag naar voren heeft gebracht