3-59 | 3-59 |
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Al gedurende drie jaar, sinds 18 april 2001, wordt de Berberstreek Kabylië, in het noordoosten van Algerije, geteisterd door zinloos en straffeloos geweld. Ongewapende betogers worden tijdens hun protestvoering tegen de regering genadeloos afgemaakt door veiligheidstroepen. Er is een onderzoekscommissie opgericht onder leiding van jurist Mohand Issad. Die commissie stelde de veiligheidstroepen verantwoordelijk voor het gebruik van bovenmatig en dodelijk geweld maar slechts twee officieren werden effectief vervolgd voor de moord op ongewapende burgers tijdens de protesten. Daarnaast werden een twintigtal ordehandhavers berecht voor misbruik van vuurwapens gedurende hun politiewerk bij betogingen. Amnesty International heeft nochtans geen enkele publieke informatie gevonden over die zogezegde processen. Ook heeft de organisatie via brieven naar de autoriteiten om informatie gevraagd over deze processen. Er wordt evenwel geen uitleg verschaft. Ook nu nog vallen in Algerije slachtoffers, waarbij de regering verantwoordelijk is. Dit is een ware schending van de mensenrechten.
Graag had ik van de minister vernomen of hij zich actief bezighoudt met de geschetste problematiek in Algerije.
Kan België, eventueel in samenwerking met andere landen, druk uitoefenen op de Algerijnse regering om de processen openbaar te maken? Zo ja, hoe moet die samenwerking dan verlopen? Hoe kunnen we de Algerijnse regering overtuigen?
Als de informatie over de processen wordt vrijgegeven en de regering in een slecht daglicht wordt geplaatst, welke houding zal België dan aannemen tegenover Algerije?
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Mijn diensten en onze ambassade te Algiers volgen de problematiek die verband houdt met de rechtsstaat en de mensenrechten van nabij.
Volgens eerder ontvangen informatie van de Algerijnse autoriteiten werden voor militaire rechtbanken vervolgingen ingesteld tegen leden van de gendarmerie. De gendarmerie heeft in Algerije een militair statuut en de feiten die de gendarmes ten laste worden gelegd, zijn begaan in het raam van de uitoefening van hun functie.
Er werd een veroordeling uitgesproken in de zaak van de 19-jarige middelbare scholier Massinissa Guermah, die op 18 april 2001 door kogels werd verwond in de lokalen van de gendarmeriebrigade van Béni-Douala en op 20 april 2001 aan de gevolgen van die verwondingen is overleden in het ziekenhuis Mustapha Pacha te Algiers. Dit gewelddadige politieoptreden was een van de oorzaken van een opeenvolging van onlusten in Kabylië. De betrokken gendarme werd voor een militaire rechtbank gedaagd en in oktober 2002 tot twee jaar gevangenis veroordeeld.
Daarnaast werden een twintigtal gendarmes, waaronder vijf officieren, voor militaire instanties gedaagd wegens hun gedrag tijdens de ordehandhaving in Kabylië.
Deze kwestie maakt deel uit van een open discussie met de Algerijnse autoriteiten op bilateraal vlak en in het raam van de Europese Unie. Er werden bijkomende verduidelijkingen gevraagd.
Het is mijn overtuiging dat we in deze delicate aangelegenheden moeten blijven vasthouden aan de basisprincipes van een rechtsstaat in al zijn aspecten.
Op speculatieve vragen over wat België in bepaalde gevallen of omstandigheden al dan niet zou doen, kan ik niet ingaan. Ik ken iemand die vaak zegt dat men een vraag pas mag beantwoorden op het ogenblik dat ze effectief rijst. Ik vind dat hij gelijk heeft.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Dat antwoord had ik verwacht aangezien ik me ervan bewust was dat ik een hypothetische vraag stelde.
Aangezien velen van ons sympathisant zijn van Amnesty International, is het belangrijk dat die organisatie op een efficiënte manier kan werken en op de hoogte is van de processen die worden gevoerd.
De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 11.55 uur.)