3-45 | 3-45 |
De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - De federale minister van Binnenlandse Zaken zal eerlang rondzendbrieven versturen naar de gemeenten met instructies voor de praktische organisatie van de verkiezingen. Net als vorig jaar zal die rondzendbrief onder andere betrekking hebben op de taal waarin de oproepingsbrief voor de kiezer moet worden opgesteld. Dat is vooral belangrijk voor de faciliteitengemeenten en voor de gemeenten met een bijzonder taalstatuut.
De vice-premier en gewezen minister-president van de Vlaamse regering, weet dat er vorig jaar een dispuut was tussen de Vlaamse minister voor Binnenlandse Aangelegenheden, de heer Van Grembergen, en de toenmalige federale minister van Binnenlandse Zaken, de heer Duquesne.
De heer Van Grembergen stuurde een rondzendbrief naar de faciliteitengemeenten waarin hij stelde dat de oproepingsbrieven voor de verkiezingen van 18 mei 2003 uitsluitend in het Nederlands mochten worden opgesteld, en dat eventueel een Franse vertaling kon worden aangevraagd. De toenmalige federale minister van Binnenlandse Zaken, de heer Duquesne, zond echter een rondzendbrief naar de gemeenten waarin hij precies de tegenovergestelde regel oplegde, met name dat de oproepingsbrieven in de taal van de betrokkenen moeten worden opgesteld.
Minister Van Grembergen volgde dus de thesis van de `omzendbrief-Peeters', terwijl de heer Duquesne de interpretatie van de taalwetgeving volgens de `omzendbrief-Peeters' negeerde. De vice-premier heeft zich in zijn vroegere hoedanigheid altijd uitgesproken voor de toepassing van de `omzendbrief-Peeters' zolang die niet door de Raad van State zou zijn vernietigd. Uiteindelijk werd echter de omzendbrief-Duquesne in de praktijk gebracht.
Naar aanleiding van de verkiezingen voor de gemeente- en de provincieraden in het jaar 2000 heeft de Bestendige Deputatie van de provincie Vlaams-Brabant de bedragen met betrekking tot het verzenden van de oproepingsbrieven uit de begroting van de gemeente Sint-Genesius-Rode geschrapt omdat die brieven een overtreding van de `rondzendbrief-Peeters' inhielden. Er bestaat dus een precedent.
Kan de minister ons meedelen hoe hij de taalwetgeving in deze interpreteert? Zal de minister en gewezen minister-president van de Vlaamse regering wat betreft de oproepingsbrieven voor de verkiezingen al dan niet de thesis van de `omzendbrief-Peeters' volgen?
De voorzitter. - Mijnheer de minister, het verheugt ons u hier terug te zien.
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Mijnheer de voorzitter, hartelijk dank voor uw welkomstgroet. Ik hoop dat u begrijpt dat ik niet vanop het spreekgestoelte kan antwoorden.
In deze aangelegenheid volg ik de voorschriften die vastgelegd werden in de wetgeving op het gebruik van talen in bestuurszaken. Dat betekent dat de oproepingsbrief in de taal van de betrokkene moet worden opgesteld. Ik verwijs hiervoor eveneens naar het antwoord dat ik op 9 februari jongstleden heb gegeven op de mondelinge vraag van volksvertegenwoordiger Libert.
Ik bevestig hiermee ook de vaste rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. De Raad van State heeft nog geen uitspraak gedaan over de omzendbrief-Peeters. In afwachting daarvan volg ik dan ook het standpunt van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en de wetgeving op het gebruik van talen in bestuurszaken.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Het antwoord bewijst nogmaals dat de minister even vlug van mandaat en bestuursakkoord verandert als van overhemd.
Vorig jaar was hij nog minister-president van de Vlaamse regering. Die Vlaamse regering had, via minister Van Grembergen, de gemeenten laten weten dat de thesis van de omzendbrief-Peeters zou worden gehandhaafd. Minister Dewael heeft als minister-president van de Vlaamse regering altijd gezegd dat de omzendbrief-Peeters zou worden toegepast behalve wanneer hij eventueel zou worden vernietigd. Hij heeft zonet echter toegegeven dat zulks nog niet is gebeurd. In zijn hoedanigheid van minister-president gaf hij de heer Van Grembergen echter gelijk wanneer die verklaarde dat de oproepingsbrieven in het Nederlands moeten worden verstuurd en dat betrokkenen desgevallend een vertaling kunnen aanvragen. Dat is immers de interpretatie die de Vlaamse regering altijd aan de taalwetgeving heeft gegeven.
Een jaar later komt minister Dewael, die blijkbaar vergeet dat hij ooit minister-president van de Vlaamse regering was, verklaren dat hij het beleid van minister Duquesne zal voortzetten. De oproepingsbrieven zullen in de taal van de betrokkenen worden opgestuurd, dus in het Frans, het Nederlands of in de twee talen.
Dit is het zoveelste bewijs dat de heer Dewael de functie van minister-president van de Vlaamse regering slechts beschouwde als een overgang naar het einddoel dat hij voor ogen had, namelijk lid worden van de federale regering. Zijn eigen Vlaamse regeerakkoord heeft hij allang in de vuilnisbak gegooid.