3-43

3-43

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 12 FEBRUARI 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven en aan de staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk over «het pesten binnen de overheidsbedrijven» (nr. 3-131)

De voorzitter. - De heer Frank Vandenbroucke, minister van Werk en Pensioenen, antwoordt namens de heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven, en mevrouw Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het Werk.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Pesten op het werk staat meer dan ooit in de actualiteit. Onlangs heeft het gerecht het bestaan van pesterijen op het werk voor de eerste maal formeel erkend door enkele postmensen verantwoordelijk te stellen voor de zelfmoord van een gepeste collega.

Als antwoord op mijn schriftelijke vraag 3-353 over het pesten in overheidsbedrijven meldde de staatssecretaris dat er bij Belgacom sedert de inwerkingtreding van de wet van 11 juni 2002 betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk 66 klachten werden ingediend. Vóór de inwerkingtreding van de wet in 2002 waren er maar twee klachten. Tijdens de voorbije drie jaar werd één persoon ontslagen. Geen enkele persoon werd overgeplaatst of gedegradeerd. Tot op heden hadden drie gevallen van mobbing gerechtelijke gevolgen.

Bij de bevoegde dienst Corporate Prevention Services van de NMBS werden tussen 1 augustus 2001 en 1 november 2003 280 meldingen van mogelijke pesterij genoteerd. Van deze meldingen leidden er 14 tot een formele klacht. Eén persoon heeft zijn ontslag aangeboden en er werden 7 overplaatsingen van de daders bij ordemaatregel uitgevoerd, waarbij één dader de facto werd gedegradeerd. Een vermeend slachtoffer lokte een voor hem ongunstige rechterlijke uitspraak uit. Twee disciplinaire dossiers zijn nog lopende en de drie overige formele klachten bleken ongegrond te zijn of waren vervat in een ruimer dossier van beroepsonbekwaamheid.

Bij BIAC werden er twee klachten wegens pesten geformuleerd. De eerste klacht werd opgelost op het niveau van de bedrijfsleiding door overplaatsing van het slachtoffer. De tweede klacht werd onontvankelijk verklaard.

De problematiek van pesten op het werk dient zeer ernstig te worden genomen, zeker wegens de nefaste gevolgen voor de slachtoffers en hun omgeving.

Ik kreeg in het antwoord enkel cijfers over Belgacom, de NMBS en BIAC. Speelden de andere overheidsbedrijven, zoals de Nationale Loterij, geen gegevens door? Dient daaruit te worden afgeleid dat niet alle overheidsbedrijven op systematische wijze de gegevens aangaande klachten over pesterijen bijhouden?

Om welke redenen werd aan de klachten geen gevolg gegeven? Werd, met andere woorden, een regeling in der minne tot stand gebracht of bleken de klachten onontvankelijk of ongegrond te zijn?

Bij de goedkeuring van de wet werd gevreesd voor een mogelijk misbruik ervan en een procedureslag. Bevestigt de toename van het aantal klachten sinds de invoering van de wet deze vrees of wordt door de toename de noodzaak van de wet bevestigd?

Hoeveel tijd verloopt er gemiddeld tussen het melden van een mogelijke pesterij en een eventuele sanctie?

De heer Frank Vandenbroucke, minister van Werk en Pensioenen. - Ik deel de interesse en de bezorgdheid van de heer Vandenberghe over het pesten in de overheidsbedrijven.

Zoals hij in zijn vraag heeft gezegd, heeft hij al een antwoord gekregen met betrekking tot het aantal klachten en de behandeling ervan bij Belgacom, de NMBS en BIAC. Ik wens daaraan voor deze overheidsbedrijven de volgende elementen toe te voegen.

Ik zal eerst ingaan op de situatie bij Belgacom. Een van de doelstellingen van de wet is ongewenst gedrag - pesten, ongewenst seksueel gedrag, geweld - onmiddellijk te doen stoppen en op die manier verdere gevolgen voor het slachtoffer te vermijden of te beperken. De wetgever heeft daartoe onder meer de mogelijkheid tot het informeel afhandelen van een klacht ingebouwd. Tijdens die informele fase tracht de preventieadviseur of de vertrouwenspersoon om via bemiddeling tussen slachtoffer en aangeklaagde een oplossing te vinden. Het slagen van de bemiddeling kan worden beschouwd als het in der minne regelen van de klacht. Nochtans moet worden opgemerkt dat beide partijen - klager en aangeklaagde - het eens dienen te zijn over de gemaakte afspraken.

De preventieadviseur kan bij een met reden omklede klacht tevens proberen om via bemiddeling een oplossing te vinden voor beide partijen. Er kunnen immers andere problemen gedetecteerd zijn die niet vallen onder de wet op pesten, ongewenst seksueel gedrag en geweld op het werk. Het actieplan bestaat er dan in dat de preventieadviseur advies verstrekt aan de werkgever. Het betreft geen dwingend advies zoals bij een gegronde klacht.

Belgacom heeft verder meegedeeld in één geval een sanctie werd uitgesproken, maar heeft geen gegevens verstrekt over de gemiddelde tijd tussen het melden van een mogelijke pesterij en een eventuele sanctie.

Bij de NMBS wordt elke klacht in verband met pesterijen op het werk grondig onderzocht. Corporate Prevention Services, de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk van de NMBS, tracht van in een zeer vroeg stadium te bemiddelen in geval van klachten over pesten. Die bemiddeling is zowel gericht op de aangeklaagde, als op het slachtoffer en de werkgever. Op die wijze kan een groot gedeelte van de klachten worden opgevangen. Na de eerste bemiddeling en evaluatie door de externe dienst analyseert de maatschappij zowel de arbeidsorganisatie als de onderlinge verhoudingen tussen de betrokken werknemers. Er wordt ingegrepen als uit het onderzoek blijkt dat de klacht terecht is.

Het is moeilijk een vergelijking te maken met de toestand vóór het bestaan van de wet omdat er weinig gegevens voorhanden zijn. Klachten konden in die periode niet of nauwelijks worden ingediend. Wel stelde de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk een piekmoment vast onmiddellijk na de inwerkingtreding van de wet. De dienst verklaart dat het aantal dossiers waarvan kan worden gevreesd dat het tot een procedureslag kan komen, relatief beperkt is.

Er wordt altijd gevolg gegeven aan een klacht door de vertrouwenspersonen en/of preventieadviseurs van Corporate Prevention Services. Desgevallend kan de preventieadviseur de werkgever voorstellen om onmiddellijk een maatregel ter bescherming van het slachtoffer te nemen. In een tweede fase wordt dan een blijvende oplossing gezocht. In pestdossiers is het evenwel belangrijker te komen tot goede, werkbare oplossingen die een einde kunnen maken aan het pesten en het in de toekomst kunnen voorkomen, dan sancties op te leggen. Een sanctie kan aangewezen zijn, maar is slechts één element van een oplossing.

De interne procedure bij BIAC bepaalt dat er in de eerste plaats aan bemiddeling wordt gedaan en intern een oplossing wordt gezocht en dat aan iedere klacht gevolg wordt gegeven. Eén klacht werd door de medische inspectie van de administratie van arbeidshygiëne en -geneeskunde ongegrond verklaard. De tot op heden behandelde klachten behelsden statutaire personeelsleden met vastheid van betrekking. Volgens BIAC kan men moeilijk spreken van een verhoging van het aantal klachten. Er wordt geprobeerd om iedere klacht zo vlug mogelijk te onderzoeken en tot een goed einde te brengen. De tijd om tot een oplossing te komen, is sterk afhankelijk van diverse factoren, zoals de uurregeling van de betrokkenen, de aard van de klachten, getuigenverhoren en bemiddelingsproces.

De voorbije drie jaar werden er bij de Nationale Loterij twee officiële klachten wegens pesten ingediend. Ze dateren beide van 2003. Geen van beide klachten heeft vooralsnog geleid tot ontslag, overplaatsing of degradatie.

In 2001 zijn er bij De Post 560 klachten genoteerd. In 2002 steeg dit aantal tot 677. In 2003 waren er 480 klachten, waarvan er 62 niet-ontvankelijk waren en er 175 bij een eerste contact werden afgehandeld. 196 klachten werden afgehandeld na bemiddeling en 47 zijn een formele klacht geworden. Deze 47 hebben geleid tot disciplinaire straffen voor 5 personen. Een gemiddeld onderzoek varieert van 3 tot 12 maanden. Er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer een betrokkene niet kan worden ondervraagd wegens ernstige ziekte.

De Federale Participatiemaatschappij heeft geen klachten in verband met pesten op het werk ontvangen. Ook de Federale Investeringsmaatschappij heeft sinds haar oprichting in 1994 nooit klachten ontvangen.

Sinds de inwerkingtreding van de wet werd bij de Delcrederedienst één niet-ontvankelijke klacht ingediend. Deze klacht leidde noch tot ontslag, noch tot overplaatsing of degradatie van de betrokken werknemer. Het spreekt vanzelf dat er wegens de niet-ontvankelijkheid geen gerechtelijke vervolging plaatshad.

De aangekondigde evaluatie van de wet is nog niet afgerond. De centrale vraag is of de wet haar oorspronkelijke doel heeft bereikt, namelijk de preventie en bescherming van werknemers. Indien uit de evaluatie blijkt dat de wet ongerijmdheden of gebreken bevat, zullen deze rechtgezet en verbeterd worden.