3-40

3-40

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 5 FEBRUARI 2004 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Ontwerp van bijzondere wet houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving (Stuk 3-473)

Ontwerp van bijzondere wet tot wijziging van diverse bijzondere wetten (Stuk 3-475)

Wetsontwerp houdende verschillende wijzigingen in de kieswetgeving (Stuk 3-474)

Wetsontwerp tot regeling van de verdeling tussen de kiescolleges van het aantal in het Europees Parlement te verkiezen Belgische leden (Stuk 3-476) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het spijt ons natuurlijk dat minister Dewael onze werkzaamheden niet kan bijwonen. Mevrouw Moerman zal ongetwijfeld onze beste wensen voor een spoedig herstel aan de minister overmaken. De talrijke ongevallen tijdens de wintervakanties doen mij aan de woorden van Churchill denken. Toen men Churchill - van wie iedereen weet dat zijn drankgebruik matig was en zijn sigaren ook binnen de redelijkheid bleven - vroeg wat de weg was naar een lang leven en een goede gezondheid, antwoordde hij: `No sport'.

Ik ben vriendelijk begonnen, maar dat zal niet blijven duren, althans niet voor de meerderheid. Vandaag staat immers een wetsontwerp op de agenda dat de zoveelste wijziging aan de kieswetgeving aanbrengt.

In zijn grote filosofische vertelling Sferen herschrijft de Duitse filosoof Peter Sloterdijk de wereldgeschiedenis vanuit het oogpunt van de sferen: de bolvormen, de binnenruimtes, de bellen, die door de mens zijn geconstrueerd en die als een immuunsysteem werken tegen het buiten. Het is een benadering die met de werkelijkheid overeenstemt, ook al omvat ze wellicht niet de totale werkelijkheid. We leven altijd in een bepaalde sfeer, niet te vatten, niet te definiëren, niet te wegen, maar toch reëel.

Dit sfeerbeeld is ook toepasselijk op de politieke sfeer die bij de bespreking van deze late kieswet bestaat. De wet wordt goedgekeurd om de sfeer van de paarse perceptie te bestendigen. Ik ben niet de enige die deze vaststelling doet. De perscommentaren van de redacteuren die nog enigszins kritisch het politieke leven volgen, waren vernietigend over het akkoord dat midden januari voor een tweederde meerderheid zorgde in het Vlaams Parlement en in het federale Parlement.

Onder de titel Kopstukkendemocratie in De Tijd van 15 januari 2004 stond: "De duidelijkheid komt rijkelijk laat, onbetamelijk laat. Een meerderheid die de regels wijzigt net voor het spel begint, heeft maar één doel: er haar voordeel mee doen. Zelfs het heilige principe van het cordon sanitaire moet daarvoor wijken."

In De Morgen, de paarse krant bij uitstek, die van nature het libertaire sociaal-liberale project uitdraagt, verscheen de dag na de stemming een artikel van Bart Eeckhout met de titel Eigen zetels eerst. Het laatste wat ik verwacht, is dat uitgerekend De Morgen het Vlaams Blok plagieert. In het artikel wordt erop gewezen dat het Vlaams Blok de paarse meerderheid aan de provinciale kieskringen helpt. Ik heb na die stemming ook in de Senaat gezegd dat de paarse meerderheid gebruik heeft gemaakt van satellietpartijen, het Vlaams Blok en CDH, om een tweederde meerderheid te verkrijgen.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Wij zijn geen satellietpartij.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dan heb ik het niet begrepen. Ik ben echter niet de enige die er zo over denkt. Vanmorgen las ik immers in De Tijd een artikel met de titel Weimar heeft een boodschap voor Vlaanderen. Het gaat over het linkse populisme in Vlaanderen. In dit artikel ontwikkelen academici van de universiteiten van Leuven en Antwerpen dezelfde redenering, namelijk dat de samenspraak van paars om meerderheden en kartels te vormen en de kieswetgeving aan te passen, niet echt veel verschilt van de blokvorming door de SED in de voormalige DDR. Dat is misschien enigszins overdreven, maar vandaag moet men nu eenmaal overdrijven wil men gehoord worden.

Het belang van het stemgedrag van het Vlaams Blok en CDH kan niet worden ontkend. CDH werd trouwens onmiddellijk afgestraft door overlopers in eigen rangen. Het is gevaarlijk om rond de tafel van het jachtfestijn van paars te lopen in de hoop enkele kruimels toegeworpen te krijgen. Dat loopt niet goed af.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Op het einde van het banket wordt het hoofd van Joëlle op de tafel gezet.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik citeer uit het hoger vermelde artikel van De Morgen.

"De stemming van gisteren, met de hakken over de sloot én met de steun van een antidemocratische en racistische partij, is het resultaat van maandenlang gemarchandeer en gefoefel. Zelfs tot op het laatste moment werd er geleurd met een kiesdrempel van een procentje meer of minder of met een of andere gunstige financieringsregel voor deze of gene partij.

Het is onduidelijk wat democraten na dit schabouwelijke dieptepunt het meest moet bedroeven: dat er na maanden van onzekerheid uiteindelijk een objectief bondgenootschap met extreem-rechts nodig is geweest om de kieswet te wijzigen of de aanstootgevende, amateuristische manier waarop dat bondgenootschap beklonken werd. Een minister-president die op het spreekgestoelte het parlement komt vragen om een stemming nog maar eens uit te stellen (en, ocharme, de deur wordt gewezen)...

Wat het spektakel van gisteren wel opgeleverd heeft, is het genadeloze demasqué van het cynisme van de macht. Liberalen en socialisten tellen al maanden stilletjes hun winst uit. Het gaat allang niet meer over een versterking van de democratie maar over het achterstellen of zelfs uitschakelen van rechtstreekse concurrenten."

De Gazet van Antwerpen van dezelfde dag komt tot het besluit dat het hoogst onfatsoenlijk is dat de discussie over het wijzigen van de spelregels plaatsvindt amper vijf maanden voor de verkiezingen en één maand voor de officiële start van de verkiezingscampagne.

Vandaag mogen er geen amendementen worden aanvaard, maar ik heb vernomen dat de regering volgende week een afzonderlijk wetsontwerp zal indienen om onze verworpen amendementen te doen aanvaarden. Is dat respect tonen voor de Grondwet en voor de Senaat? Ik dacht dat zoiets me bespaard zou blijven!

De Standaard van 15 januari 2004 stelt dat het probleem niet bij het debat zelf ligt, maar bij de timing ervan en de manier waarop het is gevoerd. Het artikel legt de nadruk op de sfeer van zelfbediening bij de stemming en op de sleutelrol die het Vlaams Blok speelde. De hoofdredacteur stelt vast dat niet zomaar kan worden voorbijgegaan aan het feit deze fundamentele wetswijziging over de kiesprocedure, die met een tweederde meerderheid moet worden goedgekeurd, alleen tot stand komt dankzij het stemgedrag van het Vlaams Blok.

Het commentaar van de Gentse politicoloog Devos in De Standaard van 16 januari heeft op mij een interessante indruk gemaakt. In zijn artikel Olifanten in een porseleinen democratie toont hij aan dat een kieswetgeving nooit neutraal is, maar steeds tot doel heeft bepaalde effecten te bereiken, die misschien niet onmiddellijk meetbaar zijn, maar wel tot uiting komen in de zetelverdeling. Hij beweert dat de paarse meerderheid alleen machtsuitbreiding wil door het doorbreken van de lokale CD&V-verankering en het elimineren van kleine partijen.

In een democratie is de kieswet, het verkiezen van de vertegenwoordigers van het volk, een van de essentiële en fundamentele spelregels. Maar nu wordt, enkele weken voor het begin van de verkiezingscampagne, van de kieswet een zelfbedieningswet gemaakt. Bovendien vertoont dit ontwerp dezelfde gebreken als vele andere ontwerpen die we de laatste tijd behandelden. Sommigen beweren dat de parlementsleden te lang debatteren. Bepaalde kamerleden vinden zelfs dat het spreekrecht, voornamelijk van de oppositie, moet worden beperkt. Ik vraag de regering echter de wetten zelf minder babbelziek, overdreven, precair, onsamenhangend en incoherent te maken.

Gisteren verklaarde de Franse premier in het Franse parlement dat de wet sur la laïcité beknopt is, omdat hij van die wet geen albatros wil maken die met zijn breed gespreide vleugels niet door de nochtans brede deuren van de Franse Assemblee kan vliegen. Het beeld van Raffarin is zeer mooi. Een albatros in volle vlucht is prachtig. Baudelaire heeft dat mooi beschreven.

Containerwetten en permanente wetswijzigingen zijn natuurlijk intrinsiek onaanvaardbaar, maar helemaal niet aanvaardbaar is dat dit ontwerp in strijd is met de fundamentele democratische rechten en met het democratisch fatsoen. Het loopt zelfs op de grens van de politieke corruptie, want er werd een tweederde meerderheid bereikt door links en rechts - al dan niet in het geheim - beloften te doen.

Ik heb in het begin van mijn toespraak verwezen naar Sferen van Sloterdijk. Ik zou voor de weinige collega's die belangstelling tonen voor de kieswet, en ten behoeve van het verslag, ook Victor Hugo willen citeren. "Les grandes choses de l'État sont tombées. Les petites seules sont debout. Triste spectacle public. On ne songe plus qu'à soi. Chacun se fait, sans pitié pour le pays, une petite fortune particulière dans un coin de la grande infortune publique." Zover is het met de politieke zeden in ons land gekomen.

Wie dit ontwerp, dat aan de essentie van de democratie raakt, goedkeurt, vernedert België tot een politiek ontwikkelingsland. Dat zij die het goedkeuren, later nooit meer hier op het spreekgestoelte verontwaardigd komen doen over een schending van de mensenrechten of van een of ander groot principe.

De Raad van Europa werd opgericht om de fundamentele, democratische rechten, de minimale democratische standaard in Europa vast te leggen in het licht van het algemeen beginsel van artikel 3 van het Eerste protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dat artikel bepaalt dat op geregelde tijdstippen vrije, geheime verkiezingen voor wetgevende vergaderingen moeten worden georganiseerd met respect voor de fundamentele rechten en vrijheden, de gelijkheid en de vrije meningsuiting.

Men kan natuurlijk opwerpen dat dit een algemeen beginsel is, maar een goede wetgever werkt met algemene beginselen. Jarenlang al laak ik geregeld de wetsbevuiling in ons land, de bureaucratische greep op de wetgeving, het systematische verbod op het goedkeuren van echte amendementen die klaarblijkelijke vergissingen van de wetgever rechtzetten, omdat ze niet van de meerderheid afkomstig zijn. Algemene beginselen in verband met de verkiezingen moeten worden vastgelegd geruime tijd vóór de verkiezingen en de kiescampagne, zodat alle partijen zich rustig op de nieuwe situatie kunnen voorbereiden.

Om de draagwijdte van artikel 3 van het Eerste Aanvullende Protocol te kennen moeten we kijken naar de achterliggende stukken die de evolutie weergeven. In de preambule van die fundamentele verdragen staat altijd dat rekening moet worden gehouden met de historische politieke context om de rechten te effectueren. De draagwijdte wordt verduidelijkt in de punten 63 tot 67 van de `Richtlijnen betreffende verkiezingen' die werden aangenomen door de Commissie van Venetië in het kader van de Raad van Europa op 18 oktober 2002. Hierin wordt gesteld dat de stabiliteit van de kieswetgeving onontbeerlijk is voor de geloofwaardigheid van de kiesprocedure. Het is van vitaal belang om de democratie te consolideren. Door het voortdurend wijzigen van de kieswetgeving wordt de kiezer in verwarring gebracht en zal hij het vertrouwen verliezen in de democratie. Hij zal van oordeel zijn dat de kieswet enkel en alleen een middel is voor de meerderheid om de verkiezingen te winnen en om te verhinderen dat de oppositie winst maakt.

Zijn al deze beginselen nietszeggende zondagsredenen? Zijn ze niet juridisch afdwingbaar? Het recht is geen kwestie van ja of neen, van letterknechterij, er is ook een rechtscultuur. Het belangrijkste is l'esprit de la loi. Het recht wordt bereikt wanneer de wet wordt overstegen, niet wanneer de wet wordt gelezen. Democratie is niet alleen de wet en het manipuleren van de wet binnen formele grenzen, maar ook democratische cultuur, bepaalde gedragsvormen in onderlinge democratische verhoudingen.

De professoren Vuye en Wouters verklaarden dat de code van Venetië tot het internationaal gewoonterecht behoort en derhalve afdwingbaar is. Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 12 februari 2003 gesteld dat het internationaal gewoonterecht kan worden ingeroepen voor de Belgische rechtbanken. In het arrest van 26 mei 2003 inzake de dubbele kandidaatstelling enerzijds en Brussel-Halle-Vilvoorde-Leuven anderzijds, maakt het Arbitragehof duidelijk dat de beginselen, in het licht van artikel 3 van het Eerste Aanvullende Protocol, impliceren dat de kiezer het effect kent van zijn stem en dat zowel de kandidaten als de kiezers op gelijke wijze worden behandeld. Dit arrest wijst op de rechtstreekse werking van dit algemeen beginsel en op de juridische invulling ervan tot een democratische cultuur. Die is in het voorliggend wetsontwerp zeker niet aanwezig.

We kunnen natuurlijk debatteren over de betekenis van één grote kiesomschrijving voor Vlaanderen of provinciale of arrondissementele kiesomschrijvingen. Zeker is echter dat de voorgestelde kieswetgeving een duidelijk doel dient: ze moet de politiek van de virtualiteit en van het irreële de overhand doen halen op de politiek van de werkelijkheid. Dit kan alleen in grote kiesomschrijvingen waar de leidende politici van de meerderheid kunnen worden gepresenteerd als goden uit de Griekse mythologie. Alleen zij komen voortdurend aan bod in allerlei tv-programma's waar het beate publiek vol bewondering deze exceptionele persoonlijkheden kan aanschouwen. Tot een dergelijk spektakel wordt het debat vandaag verlaagd.

Er wordt gezegd dat we het einde meemaken van de grote verhalen en van elke ideologie. In de plaats daarvan komt het hollywoodisme. Er wordt geponeerd dat er geen politieke ideeën meer kunnen bestaan omdat intellectuelen zich niet gemakkelijk laten verknechten. Men probeert hen te discrediteren door te zeggen dat ze in het politiek debat totaal nutteloos en overbodig zijn geworden, zoals vandaag nog in een artikel in De Tijd wordt uiteengezet. Gramsci zei ooit dat de politiek bestaat in de bezetting van de ideeën, wat het politieke en ideologische debat en de uitwisseling van meningen veronderstelt. Vandaag is dat allemaal vervangen door het mediapopulisme, het bezetten van de ideeën is vervangen door het bezetten van de dromen. En wie kan dat beter dan de goden uit de Griekse mythologie als de donderende Zeus en Apollo, die voortdurend in het mediacircus worden opgevoerd? Intellectuelen hebben daarin inderdaad geen rol meer te spelen. De wereld van paars, de wereld van de perceptie, de virtualiteit, het hollywoodisme en het mediapopulisme, moet een kiesomschrijving krijgen die daaraan beantwoordt. Dat is de achterliggende reden van de manipulatie die met het wetsontwerp wordt voorgesteld. Dat is de essentie van de nieuwe indeling van de kiesomschrijvingen.

Het ontwerp heeft nog tal van andere mankementen, zoals een ongehoorde technische slordigheid, waarover collega Van den Brande het straks zal hebben.

Na het arrest van het Arbitragehof had de regering in de eerste plaats de kwestie van de dubbele kandidatuur moeten regelen. Het Arbitragehof zegt duidelijk dat kandidaten die op twee lijsten kunnen worden verkozen en wanneer er onverenigbaarheid is tussen de beide functies, het gelijkheidsbeginsel schenden omdat zij worden bevoordeeld tegenover kandidaten die op slechts één lijst staan. De dubbele kandidatuur is ook in strijd met artikel 3 van het eerste protocol over de vrije geheime verkiezingen in een democratische samenleving, omdat de kiezer het effect van zijn stem niet kan kennen.

Die zaken moet de regering regelen, maar dat doet ze niet. Wat ze niet kan regelen, regelt ze echter wel!

De splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde wordt niet gerealiseerd. Maar, naar aanleiding van het debat over het vreemdelingenstemrecht deze week zei de heer De Gucht plots dat de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde met een alternatieve meerderheid zal worden gesplitst na 13 juni. Dat is net zoals het schip dat bij het horen van de noodseinen van de Titanic zegt dat het te hulp zal komen nadat de Titanic is gezonken.

Het is vandaag het ogenblik om te stemmen over de amendementen in verband met de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, áls de Vlaamse meerderheid zich wil laten tonen. Laten we de heer De Gucht zijn woord doen houden en een amendement indienen om de stemming drie maanden eerder te laten plaatsvinden dan hij voorstelt en niet in de week na 13 juni.

Als we de splitsing uitstellen, vallen we terug in de wereld van de perceptie, waar de leugen regeert, waar het beeld regeert, waar personen worden voorgesteld die niet beantwoorden aan de politieke werkelijkheid en waar de zin voor staatszaken volledig is verloren gegaan, waar de taak van de politiek - de belichaming van het algemeen welzijn - geen plaats meer heeft.

Ik kan niet staan achter de wijze waarop de wet tot stand komt, noch achter haar inhoud. Deze kieswet illustreert de `verschuiming' van de democratie. Dat wil zeggen dat niet de inhoud maar het schuim de essentie is van de constructie. Schuim spuiten en structuren in het leven roepen die dat mogelijk moeten maken dooft het democratische vuur en wil de tegenstem smoren. Daartoe worden de spelregels gewijzigd.

In de Munt wordt de opera van Monteverdi `Il ritorno d'Ulisse' opgevoerd. Die opera is indrukwekkend om vele redenen, maar vooral omdat Monteverdi in een zo woelige tijd als het begin van de zeventiende eeuw edele gevoelens en diepere klanken de ruimte geeft. Het gaat dus niet om de Belgische politiek, maar één zin van Odysseus is hier desondanks toepasselijk: non vive eterna l'arroganza in terra. Niet eeuwig blijft de aardse overmoed duren. Niet eeuwig blijft de paarse arrogantie duren.

Het ziet ernaar uit dat de Senaat deze kieswet, die van België een politiek ontwikkelingsland maakt, zal goedkeuren. De volgende verkiezingen zullen free but unfair zijn. De CD&V verkiest in die omstandigheden te verliezen met eer, eerder dan haar politieke eer te verliezen.

De heer Berni Collas (MR). - Als Senator der deutschsprachigen Gemeinschaft wende ich mich einleitend kurz an Sie in deutscher Sprache. Ich möchte Ihnen und auch den Dolmetschern das Leben nicht unnötig schwer machen. Ich werde also im weiteren Verlauf meiner Intervention mich der französichen Sprache bedienen um danach auch einige Worte in niederländischer Sprache an Sie zu richten. Ich möchte das verstanden wissen als ein Zeichen der Offenheit der deutschsprachigen Gemeinschaft, seiner Bürger und seiner politischen Vertreter und auch des Respektes für die flämische Gemeinschaft.

Je voudrais saisir l'occasion du débat relatif aux projets de loi modifiant les principales lois électorales pour saluer, d'une part, le parallélisme que ces projets visent à instaurer pour les différents niveaux de pouvoirs et, d'autre part, le maintien de l'arrondissement électoral germanophone pour l'élection du Parlement européen. Ce parallélisme n'est pas absolu puisqu'il n'y a pas de suppléants pour l'élection du Conseil de la Communauté germanophone. Nous nous accommodons cependant très bien de cette situation.

Le mécanisme envisagé par l'avant-projet de loi initial pour garantir un mandat germanophone au niveau du Parlement européen, ne recueillait guère les faveurs du monde politique germanophone puisqu'il attribuait le dixième siège du collège francophone au germanophone figurant sur la liste à laquelle revenait ce dixième siège, quel que soit le score réalisé par cette liste dans les neuf communes de langue allemande et le score personnel du candidat. Ce mécanisme peu représentatif a été fustigé par le Conseil d'État qui a relevé que le principe de l'égalité n'était pas respecté, élément sans doute déterminant dans le retrait du projet de loi initial.

Le maintien de l'arrondissement électoral propre a, pour nous germanophones, plus qu'une valeur symbolique.

Je profite également de ce débat pour attirer votre attention sur un vieux souhait de la Communauté germanophone consistant à garantir sa représentation au sein du Parlement wallon. Cette aspiration, ce vieux souhait a été formulé tant de fois sous forme de résolutions adoptées par le Conseil de la Communauté germanophone et d'avis rendus par ce dernier. En effet, la Communauté germanophone aspire à une représentation d'au moins deux députés, ce qui peut sembler quelque peu « surproportionnel » par rapport au poids démographique de notre Communauté. Nous voudrions surtout que l'élection des représentants germanophones au sein du Parlement wallon reflète la volonté des électeurs des neuf communes germanophones. Force est de constater que les deux parlementaires germanophones qui siègent actuellement au Parlement wallon y sont surtout grâce au système de l'apparentement puisqu'ils ont obtenu, ensemble, moins de voix que le candidat libéral qui, lui, n'a pas été élu.

Pour garantir une telle représentation, on aurait pu imaginer de modifier la loi spéciale de 1980 afin de créer une circonscription électorale propre, accompagnée d'une représentation surproportionnelle. Mais, dans une logique qui se veut fédérale, je comprends qu'une telle matière soit plutôt réglée par le biais de l'autonomie constitutive dont dispose le Parlement wallon.

En tout cas, nous ne manquerons pas de revenir sur ce sujet, que ce soit dans le cadre du « Forum institutionnel » qui sera mis en place après les élections régionales et communautaires du 13 juin prochain ou lors des nombreux échanges de vues organisés régulièrement entre la Communauté germanophone et le Parlement wallon.

Ik heb in de commissie de punten aangehaald die ik zonet heb toegelicht. Minister Dewael, die ik een spoedig herstel toewens, heeft mijn opmerkingen op een constructieve en open manier onthaald. Ik ga ervan uit dat minister Moerman, die hem hier vervangt, zijn mening deelt en hoop dat het debat in het kader van het toekomstig institutioneel forum zal plaatsvinden.

Ich danke Ihnen für Ihre Aufmerksamkeit.

De voorzitter. - Mijnheer Collas, gefeliciteerd met uw maidenspeech in de Senaat en met uw taalvaardigheid! (Applaus)

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik zal geen bloemlezing geven van persartikelen zoals de heer Vandenberghe overigens zeer mooi heeft gedaan, en evenmin drie talen spreken. Ik wil alleen de aandacht vestigen op drie punten die ik als positief beschouw en op een vierde punt, waarmee ik het moeilijk heb.

De herinvoering van de kandidaat-opvolgers is een goede zaak. Zo zullen niet alleen mediafiguren of grote stemmentrekkers kansen hebben, maar eveneens jonge mensen met veel knowhow. De kiezer zal duidelijk kunnen zien wie de opvolgers zijn en voor wie hij indirect kiest. Het gevaar is wel dat de partijen zich met de zaak gaan bemoeien en als opvolgers stemmenkanonnen of nog erger stromannen aanwijzen van wie ze verwachten dat ze zich braaf zullen gedragen in het parlement. Ik hoop alleszins dat dit niet het geval zal zijn en dat de partijen zich verantwoordelijk zullen gedragen.

De verlaging van de verkiesbaarheidsleeftijd van 21 naar 18 jaar is eveneens een positieve maatregel. In onze huidige maatschappij dragen 18-jarigen al verantwoordelijkheid. Dat moet kunnen samengaan met een politieke verantwoordelijkheid. Tijdens de vorige regeerperiode hebben we kunnen opmerken dat de hardste werkers en de leden die uitblonken door het houden van goede uiteenzettingen, vaak de jongste leden waren. Een van hen, die thans nog maar zelden aanwezig is, hield zeer goede uiteenzettingen, gaf blijk van een kritische ingesteldheid en leverde het bewijs dat ook jonge mensen over de knowhow beschikken die nodig is om aan politiek te doen.

Bij de verkiezingen van 18 mei 2003 is gebleken dat lijsten met een gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen positief zijn onthaald. Het boekje over de verkiezingen van 18 mei, dat we deze week hebben ontvangen, geeft die verdeling in het parlement treffend weer.

De partijen hebben de nieuwe wetgeving correct toegepast. De vrouwenbewegingen vreesden aanvankelijk dat vrouwen pas een derde plaats op de lijst zouden krijgen. Die vrees bleek ongegrond. Heel wat partijen hebben de tweede of zelfs de eerste plaats aan een vrouw gegeven. Andere partijen hebben nog heel wat te leren. Over het algemeen is er wel vooruitgang.

Bij de invoering van een kiesdrempel van 5% heb ik bedenkingen. Ten eerste zal de maatregel tot een verschraling van het politieke landschap leiden. Met de huidige reglementering kan een kleine partij nieuwe ideeën naar voren brengen omdat het bijvoorbeeld in Oost-Vlaanderen of in Antwerpen mogelijk is te worden verkozen met een relatief laag stemmenpercentage. Iemand die verkozen wordt met een veeleer laag stemmenaantal, krijgt de kans zich te profileren, met als gevolg dat de partij bij de volgende verkiezingen meer stemmen haalt. Zo wordt een partij beloond voor het lanceren van nieuwe ideeën en kan het succes overwaaien naar andere provincies. Voortaan zal een nieuwe partij het moeilijker krijgen om in te stromen.

Door de invoering van de kiesdrempel zullen ook veel stemmen verloren gaan. Tien procent van de bevolking zal kiezen voor partijen die uiteindelijk geen enkele kandidaat zullen kunnen afvaardigen.

Anderzijds zijn kiezers niet geneigd te stemmen voor partijen waarvan ze vermoeden dat ze de kiesdrempel niet zullen halen en geven ze hun stem liever aan partijen die zeker in het parlement vertegenwoordigd zullen zijn.

Voor mij ligt de kiesdrempel zeer moeilijk. Agalev en ook ikzelf hebben tijdens de vorige zittingsperiode immers voor de invoering van de kiesdrempel gestemd.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dat is niet erg. Iedereen kan zich vergissen, mevrouw De Roeck.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Vorige week heeft Groen!, zelfs na de les die het heeft geleerd, zich onthouden bij de stemming over de provinciale kieskringen in het Vlaams Parlement, goed wetend dat daardoor de kans bestond dat de kiesdrempel zou worden ingevoerd.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dat getuigt van moed.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Die onthouding komt eigenlijk neer op een goedkeuring van de provinciale kieskringen en van de kiesdrempel. Een vergissing uit het verleden is blijkbaar voor herhaling vatbaar.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Ik heb aan het debat in het Vlaams Parlement deelgenomen. De verklaring die u hier geeft, klinkt ongeloofwaardig. Het was uw absolute overtuiging dat het Vlaams Blok niet mede het draagvlak voor een belangrijke kieshervorming mocht vormen.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik spreek hier niet namens Groen!

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Geef toe, met al die verschuivingen bij Agalev en zo, wordt het wel wat moeilijk om volgen. Mevrouw De Roeck, tijdens de vorige legislatuur maakte u toch deel uit van Agalev?

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Mijn betoog betreft het stemgedrag van Groen!

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - In uw ontleding van het stemgedrag van Groen! legt u een verband met uw eigen stemgedrag. Ik vraag mij nog af waarom u in het verlengde van uw gedachtegoed dat u nu inplant in een andere formatie, niet gewoonweg voor de kiesdrempel hebt gestemd. De bocht van 180 graden wordt dus uitsluitend om pragmatische redenen gemaakt. Ik wil geen polemiek aangaan, maar uw verhaal klinkt ongeloofwaardig. Dat u de stap zet naar een andere formatie om daar het gedachtegoed van vroeger waar te maken, kan ik nog begrijpen. Ik begrijp echter niet dat u afbreuk doet aan dat gedachtegoed.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Het is niet mijn rol om de groene fractie in het Vlaams Parlement te verdedigen. De parlementsleden van Groen! moeten zelf hun stemgedrag verantwoorden. Ik keur het kiesgedrag van Groen! in het Vlaams Parlement niet goed. Zij hadden consequent moeten zijn. Als zij voorstander zijn van grote kieskringen, dan hadden zij ze moeten goedkeuren. Als zij er zich van bewust waren dat een goedkeuring van de provinciale kieskringen de goedkeuring van de kiesdrempel met zich mee kon brengen, dan hadden zij als overtuigde tegenstanders van een kiesdrempel tegen de grote kieskringen moeten stemmen en hadden zij niet mogen gokken op het stemgedrag van het Vlaams Blok.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - U zou dus tegen stemmen?

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik heb het over Groen! in het Vlaams Parlement. Ik hoef hier niet de verdediging op te nemen voor hun stemgedrag. Ik ben trouwens geen lid van de partij Groen!

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Maar uw verklaring is helder en duidelijk. U keurt het stemgedrag van Groen! in het Vlaams parlement af. Dat hebt u toch verklaard?

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik begrijp hun stemgedrag eerlijk gezegd niet. Ik zou consequent geweest zijn.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dus u stemt tegen?

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik moet ook consequent zijn met mijn stemgedrag in vorige zittingsperiode. U zult straks wel zien hoe ik zal stemmen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het wordt dus spannend.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ja, zeer spannend, want nu moet u gaan opzoeken hoe ik vorige keer heb gestemd.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Ik ben blij dat de heer Vandenberghe zelf gezegd heeft dat hij op dit spreekgestoelte moet overdrijven om een lijntje in de pers te halen. Dat is ook zo. Hij weet natuurlijk zelf dat hij overdrijft, en nog geen klein beetje, wanneer hij het Vlaams Blok een satellietpartij van het regime noemt.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Als de heer Vandenberghe overdrijft, gaat het om een geargumenteerde overdrijving.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Dat is mogelijk, maar hij gebruikt niet de juiste argumenten. Ik zou de zaak willen omdraaien. Vijf jaar lang heeft de CD&V in de gemeenschappelijke strijd tegen paarsgroen de hand van het Vlaams Blok geweigerd en het cordon sanitaire tot in het absurde toegepast.

Wat heeft die brave Johan Weyts misdaan om uit CD&V te worden gezet?

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - U moet mij daar niet over aanspreken!

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Hij heeft toch alleen maar het partijstandpunt verdedigd en over de partijgrenzen heen bondgenoten gezocht om dat partijstandpunt sterk uit te dragen. Door het cordon sanitaire tot in het absurde toe te passen heeft CD&V in de kaart van paars gespeeld. Het Vlaams Blok is al een hele tijd met politiek bezig - u zult zich onze grote doorbraak van 1991 nog herinneren - maar wij hebben altijd alleen gestaan. Als iemand weet wat het betekent alleen te staan en heel de politieke wereld tegen zich te hebben, dan is het wel het Vlaams Blok. Men kan ons dan toch niet verwijten dat wij proberen te overleven en dat we, op basis van de dossiers die voor ons liggen, telkens opnieuw ons stemgedrag bepalen. Als niemand ons vriendje wil zijn, moet men achteraf ook niet komen klagen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik klaag niet.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Ik heb u wel horen klagen. U zegt dat het een schande is dat dit ontwerp dankzij de steun van het Vlaams Blok kon worden goedgekeurd.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik heb het woord `schande' niet uitgesproken. Ik heb erop gewezen dat het Vlaams Blok in dit dossier voor de noodzakelijk constitutionele meerderheid heeft gezorgd. Dat is gewoon een objectieve vaststelling. Ik denk ook niet dat dit overdreven is.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Neen, maar ik betreur dat iemand zoals u dat spel meespeelt en laat doorschemeren dat er iets mis is met de stemmen van het Vlaams Blok. U doet alsof onze stemmen geen volwaardige stemmen zijn, alsof daar een luchtje aan zit. U mag niet vergeten dat wij ook voorstellen van CD&V of bij de coöptatie kandidaten van CD&V hebben gesteund. CD&V vroeg daar nooit bij of onze stemmen wel helemaal kosjer waren, of daar geen geurtje aan zat.

Ik weet dat velen in CD&V daar genuanceerd over denken, maar het zou goed zijn mocht CD&V zich eens ernstig bezinnen over dat cordon sanitaire. Wij moeten samen beseffen dat wij onze onderlinge verhoudingen dringend moeten herzien, willen wij de meerderheid spaken in het wiel steken.

Het gaat dus niet op het Vlaams Blok een satellietpartij te noemen. Het is toch wel een merkwaardige satellietpartij die op het punt staat haar partijfinanciering te verliezen, die problemen heeft om zalen te vinden voor haar congressen - ik weet niet of men zich realiseert wat dat betekent -, die in de openbare omroep liefst zoveel mogelijk uit beeld wordt gehouden, die drie maanden voor de verkiezingen voor de rechtbank moet verschijnen omdat het regime probeert om die zogenaamde satellietpartij te kraken.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mijnheer Van Overmeire, u weet zeer goed wat ik bedoelde met het woord satellietpartij. Dat was ook bedoeld voor het CDH. Ik heb gezegd dat u zich in deze stemming als een satellietpartij gedraagt. Ik heb hetzelfde verwijt tot het CDH gericht. Die twee partijen hebben gezorgd voor de noodzakelijke tweederde meerderheid en zij die tegen gestemd hebben, zijn gerechtigd om hun argumenten daartegen naar voren te brengen. Dat is normaal in een democratie.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Het argument van de satellietpartij suggereert dat er een geheime politieke afspraak zou bestaan waarbij wij het kleine broertje zijn of dat wij, zoals destijds in Oost-Duitsland, een partij zouden zijn zoals één van die partijen die rond de grote SED draaiden. Het is intellectueel oneerlijk om ons als dusdanig af te schilderen.

Wij hebben in het Vlaams Parlement voor de provinciale kiesomschrijvingen gestemd om dit Parlement de ultieme vernedering te besparen dat die kiesomschrijvingen drie of vier maanden voor de verkiezingen in de federale Kamers zouden worden geregeld in plaats van vijf maanden voor de verkiezingen in het Vlaams Parlement

Ten gronde heeft de heer Vandenberghe gelijk. Ik was zelf waarnemer voor de verkiezingen in Georgië en Servië. Collega Van Hauthem is nog in Azerbajdzjan geweest. Als waarnemer werden wij daar ontvangen door mensen van de OVSE, die ons bundels documenten overhandigden waarin te lezen staat wat `free and fair elections' eigenlijk zijn. Daar bestaan duidelijke criteria voor, gebaseerd op het document van Kopenhagen. Als ik die criteria op ons eigen land toepas, zit ik met een wrang gevoel. Ik lees daarin dat, als men een kiessysteem een jaar voor de verkiezingen verandert, dat op zijn minst een vermoeden van manipulatie doet ontstaan. Hier sleutelt men vier maanden voor de verkiezingen nog aan het kiessysteem. In een Midden- of Oost-Europees land zou daarvoor onmiddellijk het waarschuwende vingertje omhoog gaan. Ik lees in die documenten ook dat alle partijen gelijke kansen moeten krijgen. Geldt dat voor een grote partij die geen zaal vindt om een congres te organiseren, op het punt staat haar financiering te verliezen, die voor de rechtbank wordt gedaagd en waarover de directeur van het zogenaamde Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding zegt dat men na twee mislukkingen op zoek moet gaan naar rechters die bereid zijn het Vlaams Blok te veroordelen? Kan men zich voorstellen wat er zou gebeuren wanneer een ambtenaar in een Oost-Europees land iets dergelijks zei? Onmiddellijk zou dat waarschuwende vingertje omhoog gaan.

Een ander criterium is dat in een proportioneel stelsel voor elke zetel ongeveer evenveel stemmen vereist zijn. Bij elke federale verkiezing zijn er echter veel meer stemmen nodig voor een Vlaamse zetel dan voor een Waalse zetel. Bij de jongste verkiezingen waren er gemiddeld 45.000 stemmen voor een Vlaamse zetel nodig, voor een Waalse zetel 37.000. De VLD behaalde met één miljoen stemmen 25 zetels in de Kamer. De PS behaalde ook 25 zetels maar met 850.000 stemmen. Ongeveer 150.000 Vlaamse stemmen hadden dus geen waarde. De N-VA had met 200.000 stemmen één zetel, Ecolo had met hetzelfde aantal stemmen vier zetels. Indien zoiets zou gebeuren in Oost-Europa, zou men protesteren dat een bepaalde etnische groep met eenzelfde aantal stemmen meer zetels dan een andere groep kan verwerven.

De OVSE beveelt ook aan dat het kiessysteem vertrouwen moet wekken. Bij ons is er bij grote delen van de bevolking, zeker bij onze achterban, geen vertrouwen in het stemmen via de computer. Het verwondert ons dat men telkens opnieuw weigert aan dat systeem een controleticket te koppelen. In een Oost-Europees land zou daarvoor opnieuw worden gewaarschuwd.

We glijden in ons land weg van `free and fair elections'. Misschien komt de dag dichterbij dat wij mensen uit Midden- en Oost-Europa moeten vragen om op onze verkiezingen toe te zien en de criteria van Kopenhagen daarop toe te passen en het democratische gehalte van het Belgische regime te toetsen.

M. Michel Guilbert (ECOLO). - Au vu de ce projet de réforme de la loi électorale, je me pose des questions. Vivons-nous dans une démocratie aux règles saines ? Que reste-t-il de la volonté de pratiquer une nouvelle culture politique dont on n'entend plus beaucoup parler ces derniers temps ?

Le seuil des 5% avait été prévu pour tenter de contrer l'extrême-droite. Nous savons ce qu'il en est advenu : le Front national a fait son entrée au Sénat et le Vlaams Blok s'est renforcé, tandis que Verts flamands disparaissaient. Je ne pense pas que la démocratie en soit consolidée.

Nous aurions pu croire que la leçon porterait et que cette règle serait abandonnée, mais il n'en est rien. Le gouvernement persiste et signe en nous disant que cette fois, l'objectif n'est plus de lutter contre l'extrême-droite mais de permettre aux gros partis de se renforcer davantage ou, ainsi que le ministre Dewael l'a déclaré en commission, d'éliminer les petits partis.

La cohérence n'est sans doute pas la plus grande qualité des partis traditionnels mais quand même. Les parlementaires consacrent une bonne partie de leur temps à voir comment lutter contre les partis liberticides, comment limiter leurs moyens financiers, comment restreindre leurs possibilités de diffuser leurs slogans haineux mais, dans le même temps, on leur fait des cadeaux en leur permettant de se renforcer sur le plan électoral. À Bruxelles, le Vlaams Blok est désormais le premier parti néerlandophone. Avec ce seuil de 5%, le gouvernement lui accorde une prime, au risque de lui permettre d'être en mesure de bloquer les institutions bruxelloises au lendemain des élections.

Je voudrais à présent ouvrir une petite parenthèse pour rectifier les propos de M. Destexhe, par ailleurs très critique à l'égard du projet, qui a déclaré qu'aucun député francophone ne s'était exprimé en commission de la Chambre. Il a sans doute mal lu le rapport car il y a quand même eu une exception. Mme Nagy, représentante de l'un de ces petits partis que certains rêvent de voir disparaître et qui espèrent que le seuil des 5% anéantira définitivement les écologistes flamands, a en effet regretté un tel seuil et déploré que l'on modifie les règles à quelques encablures des élections.

Je rappelle que le Conseil de l'Europe a recommandé aux dix pays qui sont sur le point de rejoindre l'Union européenne de ne pas modifier la loi électorale dans l'année qui précède les élections. Visiblement, les règles sont bonnes pour les autres mais pas pour un gouvernement qui entend les modifier en fonction de ses propres calculs.

Je constate que nous sommes dans le même cas de figure en ce qui concerne le droit de vote des Belges à l'étranger : à la lumière des résultats électoraux du 18 mai dernier, les uns voulaient l'élargir à la faveur des prochaines élections tandis que d'autres freinaient des quatre fers. Ceux qui estimaient que l'on ne pouvait changer les règles pour les Belges à l'étranger dans un délai aussi court avant les élections n'éprouvent aucune réticence quand il s'agit des règles en vigueur en Belgique. Chacun calcule en fonction de ses intérêts ou de ce qu'il croit être ses intérêts. La démocratie a bon dos mais ce dos est soumis à rude épreuve et la scoliose de la démocratie est de plus en plus prononcée.

Les listes de suppléants sont rétablies ce qui, d'une certaine façon, est une bonne chose. Elles permettent aux partis politiques de mieux s'organiser, d'exprimer clairement leurs choix personnels en indiquant un ordre de préférence, d'éviter l'écueil des luttes individuelles entre candidats d'un même parti et de donner une chance aux jeunes. Toutefois, la formule a des effets pervers car, dans les partis traditionnels, les ténors les plus médiatisés trustent les places éligibles et font le plein de voix en trompant les électeurs puisqu'ils savent pertinemment qu'ils n'occuperont pas le poste qu'ils disent convoiter. Ce jeu de dupes est évidemment facilité par le système des suppléants puisque les ténors en question, sachant qui ils feront monter ou, éventuellement, descendre, se préservent des mauvaises surprises. La faculté pour les candidats de figurer à la fois sur les listes régionales et sur les listes européennes contribue à amplifier le phénomène. Le maintien de ces candidatures doubles est bien sûr difficilement justifiable.

Je terminerai quand même sur une note positive en saluant l'intégration des règles qui assurent une présence égale des hommes et des femmes sur les listes, à l'instar de ce qui se pratique depuis bien longtemps chez les Verts. Je suppose que c'est une preuve supplémentaire du fait que nous avons souvent une longueur d'avance. Cependant, vous l'aurez compris, cela ne suffit pas à nous convaincre de soutenir un projet qui ne nous semble pas témoigner, loin s'en faut, d'une saine démocratie.

De heer Stefaan Noreilde (VLD), rapporteur. - De wetsontwerpen 3-473, 3-474 en 3-475 werden op 23 januari 2004 overgezonden aan de Senaat en wetsontwerp 3-476 werd door de Senaat geëvoceerd op 26 januari 2004. De commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden heeft deze wetsontwerpen besproken op 20 en 27 januari 2004.

In een inleidende uiteenzetting wees de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken op de doelstelling van de verschillende wetsontwerpen. Het wetsontwerp tot regeling van de verdeling tussen de kiescolleges van het aantal in het Europees Parlement te verkiezen Belgische leden heeft tot doel de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing aan te passen naar aanleiding van de inkrimping tot 24, in plaats van 25 zetels van Europees vertegenwoordiger waarover België tijdens de volgende legislatuur zal beschikken. Dit is het gevolg van de toetreding van tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie. In artikel 10 zal het precieze aantal zetels niet meer worden aangegeven, maar worden vervangen door de vermelding "aantal aan België toegekende zetels van Europees volksvertegenwoordiger". Door die vermelding is het niet nodig de wet opnieuw te wijzigen als het aantal vertegenwoordigers in de toekomst nog verandert.

Het wetsontwerp houdende verschillende wijzigingen in de kieswetgeving en het ontwerp van bijzondere wet houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving hebben een vijfvoudige doelstelling.

In de eerste plaats worden de kandidaat-opvolgers opnieuw ingevoerd voor de verkiezing van de drie gewestraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de zes Brusselse leden van de Vlaamse Raad. Ten tweede wordt een kiesdrempel van 5% ingevoerd voor de verkiezing van de drie gewestraden, van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap alsook van de Brusselse leden van de Vlaamse Raad. Ten derde wordt de leeftijd om te worden verkozen als lid van een gewest- of een gemeenschapsraad en de regering verlaagd tot 18 jaar. Ten vierde worden regels opgenomen om een evenredige vertegenwoordiging te garanderen van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen voor de drie gewestraden. Tot slot wordt de lijstenverbinding of apparentering uitgesloten voor de verkiezing van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad.

Het ontwerp van bijzondere wet tot wijziging van diverse bijzondere wetten maakt een einde aan enkele tegenstrijdigheden tussen wetsbepalingen.

Verschillende collega's wezen op de timing. De kieswetgeving wordt immers gewijzigd amper vijf maanden vóór de verkiezingen. Voor de heer Vandenberghe is dit een inbreuk op een democratische rechtsorde. Hij wijst daarbij op de schending van het internationale recht terzake. Artikel 3 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens regelt het recht op vrije verkiezingen. De interpretatie ervan door de Raad van Europa tijdens de Commissie van Venetië komt er echter op neer dat de wijzigingen van de kieswetgeving op minder dan een jaar vóór de verkiezingen een vermoeden van manipulatie van het verkiezingsresultaat inhoudt, wat de heer Vandenberghe wil vermijden. Zijn collega, mevrouw de Bethune, legt daarbij nog de klemtoon op het beginsel van behoorlijk bestuur. De timing voor de wijzing van de kieswet druist in tegen de internationale agenda. Zij eist dat waarnemers van internationale organisaties worden uitgenodigd. Ze verwijst naar een interview met professor Crombé waarin hij wijst op de mogelijk grote gevolgen van deze kleine wijzigingen aan de kieswet. Hoe kunnen wij aan minder democratische landen regels opleggen die we zelf met voeten treden, aldus collega de Bethune. Samen met mevrouw Thijs haalt ze de eerdere verklaring van de minister aan waarin hij beweert dat wijzigingen van de kieswet na de jaarwisseling ongepast zijn. De CD&V-fractie kondigt dan ook aan een amendement in te dienen omtrent de voor haar onaanvaardbare timing.

De heer Van Overmeire wijst erop dat wij andere landen opleggen de normen van Kopenhagen te volgen om tot free and fair elections te komen, maar ze zelf niet toepassen. Het wijzigen van de kieswetgeving vijf maanden vóór de verkiezing wijst volgens collega Van Overmeire op manipulatie.

De aanbeveling van de Raad van Europa om de kieswetgeving niet te wijzigen in het jaar voor de verkiezingen wordt genegeerd, aldus collega Destexhe. Volgens de heer Moureaux is de timing evenwel gerechtvaardigd omwille van de vereenvoudiging voor de kiezer.

Een tweede punt van kritiek betreft de dubbele kandidaatstelling voor zowel het Europees als het Vlaams parlement. Collega Vandenberghe belicht het CD&V-standpunt en verwijst daarbij naar het arrest van 26 mei 2003 van het Arbitragehof waarin het Hof de dubbele kandidaatstelling voor Kamer en Senaat veroordeelt. Dit zou namelijk wijzen op een schending van artikel 3 van het eerste protocol van het EVRM. Het arrest houdt een discriminatieverbod in. De democratisering van het kiesgedrag en de kiezer houdt in dat deze laatste het effect van zijn stem kent, wat in geval van de dubbele kandidaatstelling onmogelijk is. De kiezer verliest de controle over het effect van zijn stem. Bovendien leidt de dubbele kandidaatstelling tot een discriminatie tussen de kandidaten en de kiezers. De kiezers onderling zouden verschillend behandeld worden doordat kiezers hun stem kunnen inschatten voor kandidaten die slechts op één van beide lijsten staan, maar niet voor kandidaten die op beide lijsten staan. Kandidaten die op beide lijsten staan, worden overigens bevoordeeld. Bijgevolg wordt het non-discriminatiebeginsel geschonden. Naar analogie kan dit worden gezegd van een dubbele kandidaatstelling voor het Europees en het Vlaams Parlement.

Mevrouw Thijs verwijst naar wat VLD-voorzitter De Gucht verklaarde naar aanleiding van de verkiezingen van 18 mei 2003, namelijk dat hij tegen de dubbele kandidaatstelling is. CD&V kondigt de indiening van een amendement aan rond de dubbele kandidaatstelling en daaraan gekoppeld het principe dat het mandaat waarvoor men gekozen wordt, moet worden opgenomen.

Een volgend punt betreft de grootte van de kieskringen. Collega Vandenberghe en mevrouw de Bethune wezen erop dat grote provinciale kieskringen de afstand tussen kiezer en kandidaat vergroten. Kleine kieskringen geven de kiezer meer macht in tegenstelling tot grote kieskringen die de mediatisering in de hand werken. Kopstukken zullen hierdoor maximaal renderen. Het risico op populisme is volgens de CD&V-fractie groot. De heer Vandenberghe is voorstander van een parlement de proximité waarbij de zetels voor Vlaanderen verdeeld worden op basis van twee lijsten. De helft van de zetels wordt verdeeld op basis van een lijst voor gans Vlaanderen terwijl de andere helft wordt verdeeld op basis van een arrondissementele lijst.

De kiesdrempel van vijf procent wordt eveneens door verschillende partijen bekritiseerd. Deze drempel heeft volgens de heer Destexhe tot gevolg dat kleine partijen worden uitgesloten, wat niet democratisch is. Door kleinere, alternatieve partijen te elimineren zouden proteststemmen bedoeld voor deze partijen in de toekomst ten goede komen aan extreem-rechtse partijen die hierdoor sterker zullen worden. Deze mening staat haaks op de visie van de heer Moureaux die ervan overtuigd is dat een dergelijke drempel extremisme kan voorkomen. De heer Destexhe is er eveneens van overtuigd dat het debat over de kiesdrempel moet samengaan met een debat over de financiering van politieke partijen. Sinds 1989 is men overgegaan van een niet gereguleerd systeem dat totaal afhankelijk was van privé-fondsen naar een openbaar systeem waarbij de overheidsdotaties voorrang krijgen op de privé-financiering die zwaar aan banden wordt gelegd. De bedoeling van de wet van 1989, namelijk een einde maken aan de discriminatie tussen kandidaten van eenzelfde of van verschillende partijen die over verschillende financiële middelen beschikken, is volgens de heer Destexhe compleet de mist ingegaan. De huidige dotatie beperkt het politieke spel tot de bestaande partijen. Dit systeem van overheidsfinanciering, gecombineerd met de kiesdrempel van vijf procent, leidt er volgens collega Destexhe toe dat nieuwe bewegingen geen kans meer krijgen om hun ideeën kenbaar te maken. Men rechtvaardigt het huidige stelsel van overheidsdotaties met het argument dat extremistische bewegingen buiten spel worden gezet, maar ook niet-extremistische bewegingen krijgen geen kans. Alles draait om het handhaven van een politieke status-quo.

Vervolgens werd in de commissie de complexe problematiek van de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde aangekaart. Collega Van Hauthem stelde de splitsing van de kieskring voor. De huidige situatie houdt een schending in van de gelijkheid, aangezien Waalse partijen wel stemmen kunnen ronselen in Vlaanderen, maar het omgekeerde onmogelijk is als gevolg van het zogenaamde communautaire evenwicht. Het argument dat over deze splitsing geen afspraak is gemaakt in het federale regeerakkoord, is volgens collega Van Hauthem van geen tel aangezien dit wel vervat is in het Vlaamse regeerakkoord.

Collega Thijs wijst erop dat de bijzondere regeling van de vorige regering voor de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde door het Arbitragehof werd vernietigd omdat ze ongrondwettelijk was. Dit was het gevolg van de onzorgvuldigheid van de regering. CD&V kondigt dan ook aan de splitsing als een amendement in te dienen.

Voorts werd de complexiteit van de wetgeving door verschillende partijen aangeklaagd. Tot slot vond de heer Van Hauthem het bijzonder vreemd dat in het federale Parlement wordt gedebatteerd over verkiezingen voor het Vlaams Parlement. Hij zal dan ook een amendement indienen dat alle bevoegdheden inzake de verkiezingen van de deelparlementen moet overhevelen naar de gewesten.

In zijn antwoord heeft minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael ook vragen bij de timing. Tegelijk wees hij erop dat het de bedoeling was de kieswetgeving voor de burger te vereenvoudigen door voor alle verkiezingen dezelfde regels te hanteren. De minister zegt de interpretatie van de heer Vandenberghe van het arrest van het Arbitragehof over de dubbele kandidaatstelling niet te delen. Het arrest verbiedt de dubbele kandidaatstelling voor de Kamer en de Senaat omdat deze tot hetzelfde niveau behoren. Dit geldt niet voor het Europees en het Vlaams parlement. Het argument van het Arbitragehof aangaande Kamer en Senaat doortrekken naar het Europees en Vlaams parlement is bijgevolg kortzichtig.

Wat de kiesdrempel betreft, verklaart de minister dat de Raad van State geen opmerkingen terzake heeft geformuleerd. Een kiesdrempel invoeren, moet mogelijk zijn indien de regering dit motiveert. Het maakt een einde aan de politieke versnippering. Het is niet de bedoeling extreem-rechts te vernietigen. Voorts is een kiesdrempel van vijf procent een vrij beperkte drempel waardoor de evenredige vertegenwoordiging niet wordt geschonden en nieuwe bewegingen nog aan bod kunnen komen.

De splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde staat niet in het federale regeerakkoord. Wel zal een forum worden opgericht waarin met de gemeenschappen communautaire kwesties kunnen worden besproken. Overleg inzake de splitsing tussen Vlamingen en Walen is volgens hem noodzakelijk. Het Arbitragehof heeft de federale partijen tot 2007 de tijd gegeven het probleem van de splitsing op te lossen. Het pre-electorale klimaat is volgens de minister niet ideaal om de besprekingen aan te vatten. Argumenten voor of tegen de uitbreiding van de constitutieve autonomie kunnen worden besproken op het forum.

Enkele vragen zullen door de minister worden onderzocht, meer bepaald over het aantal landen waar de kieswet 5 maanden vóór de verkiezingen werd hervormd en over de leesbaarheid van de wetgeving.

Het Vlaams Blok repliceerde dat de motivatie om de politieke versnippering tegen te gaan, indruist tegen de oorspronkelijke bedoeling waarbij werd uitgegaan van arrondissementele kieskringen met een driedubbele kiesdrempel. Spreker wijst op de onaanvaardbaarheid van de timing die ons het recht ontneemt om jonge democratieën uit te leggen hoe het moet. In verband met de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde verwijt hij de minister communautaire knelpunten door te schuiven naar het forum.

Volgens de MR-fractie weegt de kiesdrempel zwaarder op het regionale dan op het federale niveau. De PS-fractie is het daarmee niet eens. De minister wijst erop dat de kiesdrempel voortvloeit uit het Lambermontakkoord, dat de toets van het Arbitragehof heeft doorstaan.

CD&V vindt dat de redenering van het Arbitragehof aangaande de dubbele kandidaatstelling voor Kamer en Senaat wel kan worden doorgetrokken naar het Europees en Vlaams parlement aangezien de redenering, namelijk de onverenigbaarheid tussen beide kandidaatstellingen en het niet kunnen inschatten van zijn stem door de kiezer, dezelfde is. De minister antwoordde daarop dat de dubbele kandidaatstelling niet wordt verboden door het Arbitragehof en dat de partijen hierover zelf moeten beslissen.

Bij de stemming werd het wetsontwerp 3-474 in zijn geheel aangenomen met 11 tegen 2 stemmen bij 3 onthoudingen. De talrijke amendementen die werden ingediend, werden alle verworpen. Voor meer informatie verwijs ik naar mijn verslag.

M. Christian Brotcorne (CDH). - Nous avons effectivement discuté en commission de l'Intérieur de diverses modifications en matière de législation électorale. Nous déplorons que de telles modifications - il est important de le rappeler en séance publique - soient débattues alors que se profilent à l'horizon les élections pour lesquelles on change les règles... C'est malheureux, dans la mesure où les lois électorales sont un des éléments fondateurs de notre démocratie. On nous expliqué qu'il était urgent de se pencher sur ce corpus législatif. Soit, mais si le sujet avait été mis sur la table à un moment moins délicat, nous aurions pu aborder l'ensemble des problèmes que soulève l'organisation d'une compétition électorale. L'intervenant Ecolo a notamment évoqué la question de la double candidature ou encore l'incrédulité de l'électeur face à des candidats briguant un mandat dont tout porte à croire qu'ils ne l'exerceront pas. Nous aurions pu nous pencher sur ces problèmes, mais nous n'en avons pas eu l'occasion.

Les propositions émises par le gouvernement et soutenues par les partis de la majorité comportent des points positifs à nos yeux et d'autres qui nous agréent nettement moins.

Au rayon des satisfactions figure certainement la mise en place de la circonscription électorale germanophone. Le respect des règles démocratiques était en jeu. Il avait été question, dans un premier temps, d'une sorte de tirage au sort sur des listes qui auraient été concurrentes dans d'autres zones territoriales. Cela m'a rappelé le temps où les futurs miliciens étaient aussi désignés par tirage au sort. Heureusement, suivant en cela l'avis solide et très sage du Conseil d'État, le gouvernement et la majorité ont fait marche arrière. Nous saluons ce retour à ce qui ne constitue ni plus ni moins que la norme.

Dans une discussion relative aux règles du fonctionnement démocratique, la question du seuil d'éligibilité est également essentielle. Dans un premier temps, le CDH n'était pas favorable à l'indication d'un tel seuil dans une loi. L'absence de seuil permet en effet l'émergence de courants politiques parfois susceptibles de représenter de nouvelles tendances de l'électorat. Or, ce type de seuil - parfois même plus élevé que 5% - existe dans d'autres démocraties. Compte tenu également de la complexité du paysage institutionnel belge et de la clarification du jeu électoral pouvant découler de cette disposition, nous avons fini par accepter celle-ci.

Nous préférons, en tout cas, ce type de mesure à la volonté exprimée par certains groupes politiques d'introduire dans notre régime un scrutin qui ne serait plus proportionnel, système bien plus dangereux que l'introduction d'un seuil d'éligibilité. Nous acceptons, au vu de ce qui se pratique dans d'autres démocraties et en raison de la complexité du système politique belge, que ce seuil soit introduit pour l'ensemble des élections fédérales et régionales.

En revanche, ce qui est plus gênant dans les textes qui nous sont proposés - et je m'exprime davantage à titre personnel -, c'est la réintroduction du système des suppléants. J'y vois une marche arrière par rapport à une meilleure transparence des actes politiques et des candidatures effectives au moment des élections.

Je suis d'ailleurs un peu étonné que l'on réintroduise ce système dans l'urgence pour les élections régionales, alors qu'on l'a fait, il y a un peu plus d'un an, pour les élections fédérales. Cela m'amène à penser que nous travaillons sur ces réglementations au coup par coup, en fonction des urgences du moment, sans avoir de vue d'ensemble.

Si l'on a jugé bon de réintroduire les suppléants pour le mois de mai dernier, pourquoi, s'il s'agissait d'un acte réfléchi, n'a-t-on pas considéré dès lors qu'il fallait en faire autant pour les élections régionales ? Apparemment, on s'est aperçu que cela arrangerait un peu tout le monde, notamment - pourquoi s'en cacher - la particratie.

Les présidents de parti peuvent de cette manière régler plus aisément les problèmes internes et Dieu sait si l'on en connaît dans toutes les formations politiques. Pour moi, c'est un recul à l'égard des attentes légitimes des citoyens par rapport au système électoral.

J'ajoute que je déposerai deux amendements qui visent à maintenir dans la loi spéciale la possibilité de l'apparentement entre les listes, même si le scrutin est organisé au niveau provincial, comme ce sera manifestement le cas en Flandre. En effet, si le seuil de 5% nous semble admissible, il faut qu'il aille de pair avec la possibilité de maintenir l'apparentement pour des listes, même si les circonscriptions sont élargies aux provinces.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - De regering zou al haar aandacht moeten richten op wat echt bij de mensen leeft: jobs. In tegenstelling tot wat de meerderheid had voorzien, is de werkloosheid opnieuw gestegen en het ondernemersvertrouwen is tot op een absoluut dieptepunt gedaald. De verschillende regeringen lopen als kakelende kippen door de Wetstraat en het Vlaams Parlement. De federale regering houdt zich echter bezig met een kieshervorming die uiteindelijk maar één doel heeft: het eigenbelang. Omdat de regering inhoudelijk geen resultaten boekt, tracht ze via een omweg winst te maken. Gembloux is nauwelijks meer dan `gemflou'. De nieuwe impuls voor het regeringsbeleid is volledig gestrand in een totaal gebrek aan beslissingen en keuzes.

Met veel aandacht heb ik de open brief van ministers Vandenbroucke en Vande Lanotte gelezen waarin beide excellenties stellen dat werk moet worden gemaakt van een toekomstvisie. Ze geven in feite toe dat ze in de afgelopen vier en een half jaar geen enkel resultaat hebben geboekt.

Deze kieshervorming past in het beleid dat wordt gekenmerkt door gebabbel en een totaal gebrek aan daadkracht. Men is helemaal niet bezig met de `zorgen van de mensen', zoals de partijvoorzitters van beide ministers het zo mooi en terecht noemt.

We moeten echter meer dan gewone aandacht besteden aan de stand van onderontwikkeling van de democratie in België. Vanuit democratisch oogpunt is het onaanvaardbaar dat de meerderheid tegen een aantal internationale regels in wijzigingen aanbrengt die fundamentele gevolgen zullen hebben op het kiesgedrag en op het resultaat van de verkiezingen. Wij zeggen dit niet omdat we angst hebben voor de provinciale of andere kieskringen. De verschillende hypotheses zijn gekend. Een dergelijke hervorming kan echter nu niet worden gerealiseerd. De spelers staan klaar om aan de wedstrijd te beginnen en net nu worden de regels inzake buitenspel aangepast en worden de afmetingen van de doelen gewijzigd. Dit is gewoon onfatsoenlijk.

Heel wat internationale voorschriften stellen dat de aanpassing van de kiesregels die een invloed heeft op het resultaat en die vlak voor de verkiezingen plaatsvindt, minstens een zweem van manipulatie inhoudt en in dit geval gewoon een manipulatie is.

We mogen België niet vergelijken met Oezbekistan, Georgië of Oekraïne, zegt men. Het is evenwel de plicht van de landen die behoren tot de oorspronkelijke landen van de internationale Europese gemeenschap om daarom niet het absolute voortouw te nemen, maar alleszins het goede voorbeeld te geven.

Ik richt mij heel bijzonder tot de voorzitter. Hij is lid van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa, waarbinnen zonneklare regels werden uitgevaardigd. In de resolutie van 2001 wordt er immers van uitgegaan dat vrije en eerlijke verkiezingen moeten worden gewaarborgd en universele standaarden moeten worden gerespecteerd met betrekking tot de regels voor de organisatie van verkiezingen, de verkiezingen zelf en de periode onmiddellijk na de verkiezingen.

Daarnet werd terecht gewezen op vrije verkiezingen. Tenzij men de manipulatie ten top drijft, ga ik ervan uit dat de verkiezingen in ons land vrij zijn en waren. Volgens die resolutie moeten de verkiezingen echter ook verlopen in faire verkiezingsomstandigheden. Naar aanleiding van deze resolutie werd de Commissie van Venetië opdracht gegeven een code uit te werken met betrekking tot goede praktijken in kiesaangelegenheden.

De regering heeft de mond vol van goede praktijken, maar past ze niet toe in verband met het Lissabonproces, de versterking van de economie, innovatie en dergelijke. Dat zijn slechts words, want in de feiten bakt ze er niets van.

Ook de code van goede praktijken in verkiezingsaangelegenheden legt ze naast zich neer. In de artikelen 63, 65 en 66 van de toelichtende rapporten bij deze code lees ik onder meer dat wat moet worden vermeden, niet zozeer de wijziging is van de manier van verkiezing, want deze kan steeds verbeterd worden, maar herhaalde wijzigingen en wijzigingen die kort voor de verkiezingen plaatsvinden, te weten minder dan een jaar. Zelfs zonder dat het gaat om gewilde manipulatie, zal dergelijke wijziging overkomen als vervlochten met tijdsgebonden, partijdige belangen, nog steeds aldus het rapport. Het vervolgt: "Een van de middelen om manipulaties te vermijden, bestaat er precies in om de meest gevoelige elementen, dat wil zeggen het kiessysteem als dusdanig, de samenstelling van de verkiezingscommissies, de kieskringen en regels met betrekking tot afbakening van de kieskringen, vast te leggen in de Grondwet of in een wet van een hogere orde. Een andere mogelijkheid is dat men wijzigingen doorvoert, maar dat ze pas van toepassing zijn op de navolgende verkiezingen."

De regering heeft de mond vol van de grote waarden van de democratie, waarbij de mensen moeten worden gehoord en ernstig genomen. Dit is de hypocrisie ten top! Ze spreekt wel over grote principes, maar legt ze onmiddellijk naast zich neer.

In onze resoluties zeggen we - met opgestoken vingertje - tegen Georgië, Oekraïne en andere landen, dat ze de regels absoluut moeten respecteren en dat die regels ten minste een jaar vóór de verkiezingen duidelijk moeten zijn. Wij staan op nauwelijks vier maanden vóór de verkiezingen.

Een tweede bron, namelijk de OVSE, geeft eveneens aan dat men omzichtig moet zijn dat dergelijke wijzigingen geen manipulaties worden en hanteert als `standaard voor goede praktijk' een termijn van zes maanden. Ook hieraan voldoet België niet. Wat vandaag gebeurt is dus meer dan onbehoorlijk.

In het ontwerp van Europese Conventie valt me ook iets op. Tegenover dit ontwerp neemt de minister trouwens een echte janushouding aan. Enerzijds keurt hij in de ministerraad alles goed voor Europa, anderzijds laat hij in een aantal artikelen doorschemeren dat hij toch grote bedenkingen heeft bij de evolutie van Europa. Andermaal de complete hypocrisie. Opvallend is dus dat deel I, titel 4, artikel 19.2 van het ontwerp van Europese Conventie uitdrukkelijk bepaalt dat eventuele noodzakelijke of minder noodzakelijke wetswijzigingen moeten worden aangebracht lang genoeg vóór de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2009 en vervolgens voor de volgende Europese verkiezingen. Als we enige geloofwaardigheid in het Europees besluitvormingsproces willen behouden en als we echt geloven in de rule of law, in de rechtsstaat en de democratische principes, dan mogen we deze principes op minder dan vier maanden voor de verkiezingen niet aan de kant schuiven om een volledig andere kieswetgeving uit te werken.

In het Vlaams Parlement heb ik het merkwaardige argument gehoord dat deze wetswijziging "duidelijkheid voor de mensen" wil scheppen. Ze kunnen immers absoluut niet begrijpen dat de federale verkiezingen zo en de regionale verkiezingen anders worden georganiseerd. Eenvormigheid is dus nodig. Men vergeet natuurlijk één ding: door de pertinente weigering om het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen wordt er helemaal geen eenvormigheid bereikt. Zo lang die splitsing geen feit is, blijven we zitten met verschillende soorten omschrijvingen. Laten we ernstig zijn, ook op dit punt heeft de minister geen been om op te staan.

Daarom vraag ik de Senaat en specifiek ook u, mijnheer de voorzitter, die met grote overtuiging de principes van de Raad van Europa en de West-Europese Unie bent toegedaan, heel duidelijk het standpunt in te nemen dat de kieswet kan worden hervormd, maar dat de wijzigingen niet van toepassing kunnen zijn op de eerstvolgende verkiezingen. Daarom wil ik bovendien namens de CD&V-fractie uitdrukkelijk verklaren dat een aantal burgers, die samen met ons de waarden van de democratie gekneusd zien, tegen België klacht zullen indienen bij de Raad van Europa. De CD&V-voorzitter steunt dit ten volle, want het kan niet dat op deze manipulatieve manier fundamentele wijzigingen worden aangebracht in de kieswetgeving, zonder dat er daarvoor een draagvlak is en bovendien op zo'n korte tijd voor de stembusdag. We dienen een dergelijke klacht met tegenzin in, omdat we daardoor een aantal mechanismen van de democratie open en bloot op de Europese tafel leggen en daar moeten we voorzichtig mee zijn, maar het is de enige weg om de regering te doen inzien dat België op het punt van de democratie - zoals op veel andere punten - tussen de binnenkort 46 landen van de Raad van Europa niet alleen geen gidsland meer is, maar eigenlijk een ontwikkelingsland is geworden.

Mme Christine Defraigne (MR). - Nous allons voter d'importantes modifications à nos lois électorales. Elles sont complexes, nous en convenons tous, mais elles s'inscrivent véritablement dans le droit fil des modifications apportées aux législations électorales pour la Chambre et le Sénat.

Il n'y a donc, à mon estime, aucun élément de surprise ou de perplexité chez l'électeur puisque celui-ci aura la possibilité de s'exprimer en juin prochain dans les mêmes conditions que celles de mai 2003. Ces mesures d'uniformisation permettront à l'électeur d'y voir plus clair. Il importe qu'elles suivent la même logique, qu'il s'agisse du niveau fédéral ou régional.

La première réforme stipule qu'aux prochaines élections, nos concitoyens retrouveront, sur les listes proposées, des candidats suppléants, comme c'était le cas en mai 2003. Je ne reprendrai pas ici le débat qui a eu lieu en commission à ce sujet, avec des échanges nourris entre mon collègue Destexhe et M. Moureaux, par exemple. Cette réforme avait sa logique propre qui consistait à pourvoir au remplacement éventuel des élus dans l'ordre des préférences marquées par l'électeur sur la liste des candidats effectifs.

Or, le retour à la suppléance présente, lui aussi, des avantages. Même si l'on en comprend l'essence ainsi que l'objectif, qui est de rendre un plus grand poids aux voix de préférence, la réduction pour moitié de l'effet dévolutif de la case de tête a finalement pour conséquence de conforter les candidats les plus connus dans l'attribution des mandats.

Un certain nombre de jeunes talents, dont il faut favoriser l'éclosion, doivent pouvoir trouver leur place. Il est clair qu'on avait affaire en l'espèce à deux logiques qui s'affrontaient. Le gouvernement a tranché en pariant sur la pépinière de talents futurs que peuvent constituer les listes de suppléants. Je soutiens ce choix, non pas parce que je suis moi-même issue de la suppléance, mais parce que je considère qu'il offre un avantage non négligeable, sans parler de la diminution importante du risque d'élections extraordinaires, dans les petites circonscriptions.

La deuxième réforme envisagée consiste en l'instauration au niveau régional du seuil électoral de 5% qui a été inauguré lors des élections fédérales de mai 2003. Je ne m'inscrirai pas dans la dialectique de ceux qui pensent qu'il s'agit d'une atteinte sérieuse à notre principe du système proportionnel. L'application bien comprise de ce dernier ne doit pas conduire à l'émiettement, à l'éparpillement, au morcellement, qui constituerait une hérésie parce qu'il déboucherait sur une fragmentation trop importante du paysage politique.

Le seuil électoral n'est pas de nature à empêcher le développement de nouvelles idées politiques. Je suis persuadée que si les idées professées sont saines et convaincantes, elles peuvent se propager, prendre de l'ampleur et dépasser, au moment opportun, le seuil requis.

Je rappellerai aussi que ce seuil minimal constitue un rempart qui permet de contenir l'émergence de mouvements politiques liberticides. Ce choix du gouvernement d'étendre ce seuil électoral aux élections régionales a donc mes faveurs de principe.

Pour ce qui est des élections européennes, bien sûr, la Belgique perd un siège au Parlement européen. Mon collègue, Berni Collas, vous a rappelé la question de la Communauté germanophone. En définitive, une circonscription distincte a été préservée. Je n'y reviendrai pas.

Enfin, je me réjouis que les règles de parité applicables aux élections fédérales le seront aussi aux élections régionales. En d'autres temps, en d'autres lieux, je me suis exprimée concernant le système des quotas qui n'avait pas, je le reconnais, ma préférence. Même si on a pu dire que la parité était un superquota, il faut reconnaître que les résultats sont là et se réjouir que la progression de la féminisation soit en marche, parce que cela permet une représentation plus exacte et plus réaliste de la société belge.

Pour toutes ces raisons, mon groupe, dans sa quasi-totalité je l'espère, soutiendra ces projets qui renforcent la lisibilité et la cohérence de notre système électoral.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Het is nogal vreemd dat de regels een paar maanden voor de verkiezingen worden gewijzigd of voor de verkiezingen van het Europees Parlement worden vastgelegd.

Met het ontwerp tot regeling van de Europese verkiezingen is er echter meer aan de hand. Vele mensen in Vlaanderen hadden gehoopt dat met dit ontwerp een begin zou worden gemaakt van de splitsing Brussel-Halle-Vilvoorde. Die kieskring bestaat al veertig jaar en is een anomalie. Men vindt deze anomalie blijkbaar normaal. Men vindt het normaal dat ook Franstalige Brusselse lijsten voor de Kamer kunnen worden ingediend of dat Franstaligen ook stemmen kunnen vergaren in Brussel-Halle-Vilvoorde. Men vindt het normaal dat voor de Senaat kandidaten op Waalse lijsten tot in Halle-Vilvoorde kunnen worden gepresenteerd. Men vindt het normaal dat dit ook het geval is voor de Europese verkiezingen. Het omgekeerde is evenwel onmogelijk.

In 1993 werd bij de hervorming van de Senaat zelfs een kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, die voor de Senaatsverkiezingen toen nog niet bestond, ingevoerd. Ik zal niet in het lang en het breed uiteenzetten wat de betekenis is van de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik zal het aantonen met cijfers. In 1999 konden we de vergelijking maken omdat er toen gelijktijdig verkiezingen waren voor het Vlaams Parlement en voor de Kamer. Voor het Vlaams Parlement werden in Halle-Vilvoorde 33.000 stemmen uitgebracht op de Franstalige lijst. Voor de Kamer werden in Halle-Vilvoorde 67.000 stemmen uitgebracht op Franstalige lijsten.

Die anomalie bestaat dus al veertig jaar. Al dertig jaar vindt de Vlaamse beweging, gevolgd door de Vlaamse politieke partijen, dat er een einde moet aan komen. Het is begonnen met de betoging in 1974 in Halle en sindsdien is er op politiek vlak een hele weg afgelegd. Alle Vlaamse partijen hebben de splitsing al jaren in hun programma. De splitsing staat al tien jaar in het regeerakkoord van de Vlaamse regering. Sinds een half jaar wordt die eis, over de partijgrenzen heen, ook actief gesteund door haast alle burgemeesters en gemeentebesturen van Halle-Vilvoorde. Deze burgemeesters worden ook gesteund door de Vlaamse minister van Binnenlandse Zaken. Hij kondigde aan dat hij de schepenen die de organisatie van de Europese verkiezingen boycotten, niet zal sanctioneren. Die actie werd gesteund door nagenoeg het hele Vlaams Parlement.

Op 10 december 2003 werd in het Vlaams Parlement vrijwel unaniem een resolutie aangenomen. Ik weet wel dat resoluties een symbolische waarde hebben, maar deze resolutie gaat toch iets verder. Ik zal de meest markante passages uit deze resolutie aanhalen. Het Vlaams Parlement overwoog onder meer dat de situatie, namelijk het bestaan van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, totaal in strijd is met het feit dat de gemeenten behoren tot het Nederlandse taalgebied, het Vlaamse gewest en de provincie Vlaams-Brabant; dat die regeling overduidelijk in strijd is met de artikelen 1 tot 4 van de Grondwet en de vastgelegde grenzen van de taalgebieden; dat die regeling de federale loyaliteit schendt die inhoudt dat de territoriale entiteiten in hun taalkundige eigenheid en grenzen worden geëerbiedigd; dat die regeling een manifeste schending van het gelijkheidsbeginsel inhoudt; dat het Vlaams Parlement tegenover de bevolking niet langer kan verantwoorden dat Waalse en Frans-Brusselse verkiezingen in het Nederlandse taalgebied worden georganiseerd.

Het Vlaams Parlement besloot dan ook dat de huidige regeling, gezien de strijdigheid met de Grondwet en de hiervoor aangehaalde algemene rechtsbeginselen, haar legitimiteit heeft verloren. Het Parlement sprak zijn solidariteit uit met de betrokken gemeentebesturen en de acties van burgemeesters en schepenen en vroeg aan de Vlaamse regering met aandrang het regeerakkoord op dit punt uit te voeren en er dus voor te zorgen dat de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en het gerechtelijk arrondissement Brussel gesplitst worden vóór de volgende Europese verkiezingen.

In een normaal land zou die eis al lang zijn ingewilligd. Alle Vlaamse partijen, alle bestendige deputaties, alle provinciebesturen, alle gemeentebesturen van het arrondissement, de hele Vlaamse regering en heel het Vlaams Parlement staan daar achter. De heer De Gucht moest, wellicht tot zijn eigen verbazing, vaststellen dat zelfs in het Parlement een meerderheid voor de splitsing gewonnen is. In een normaal land zou die al lang een feit zijn, maar we leven in België waar we moeten vaststellen dat de Vlaamse politici, als het erop aankomt, niet de moed van hun overtuiging hebben.

Het verschil met het vreemdelingenstemrecht is frappant. Toen luidde het dat het Parlement zich daarover vrij mocht uitspreken. Een meerderheid in het Parlement duwde het stemrecht door, ook al was het gros van de Vlamingen tegen. De splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde daarentegen staat wel in het Vlaamse regeerakkoord. Die splitsing staat niet in het federale regeerakkoord, maar men zou mogen verwachten dat het Parlement zich in alle vrijheid hierover kan uitspreken. Maar dat is niet het geval. Toppunt van hypocrisie is dat de minister van Binnenlandse Zaken, ooit minister-president van de Vlaamse regering, in zijn vroegere functie mee het regeerakkoord opmaakte waarin die splitsing wordt gevraagd en dat hij na zijn overstap naar de federale regering eenvoudig verklaarde dat hij niet meer gebonden was door het Vlaamse niveau. En zeggen dat mijnheer Dewael zijn overstap verklaarde met de boutade dat hij daar veel beter de Vlaamse belangen zou kunnen verdedigen!

Inzake de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde staan we vandaag in feite voor de lakmoesproef van de Vlaamse politieke geloofwaardigheid. Ik ben vooral benieuwd naar het stemgedrag van de Vlaamse gemeenschapssenatoren en uiteraard nog meer naar die van de meerderheid. Zij hebben met veel enthousiasme de resolutie van het Vlaams Parlement niet alleen goedgekeurd maar zelfs mee opgesteld. De logica der dingen zou zijn dat ze straks de amendementen die de splitsing gestalte willen geven, goedkeuren. We zullen straks dus zien hoelang het Vlaamse heir pal staat. Want dat staat altijd pal, behalve in het federale Parlement, waar dat Vlaamse heir nogal eens dreigt te sneuvelen. Men kan bezwaarlijk in het Vlaams Parlement een resolutie goedkeuren en hier komen zeggen dat het voor een andere keer zal zijn. Hier staat straks de politieke geloofwaardigheid van de Vlaamse politieke partijen en fracties op het spel en als ze die geloofwaardigheid te grabbel willen gooien, dan moeten ze bij de bewuste amendementen maar op het rode knopje duwen en hopen dat het moment der schaamte vlug voorbij zal gaan.

-De algemene bespreking is gesloten.

De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 12.15 uur.)